Het gebeurt wel eens dat twee economen op ongeveer hetzelfde moment onafhankelijk van elkaar dezelfde wetenschappelijk bevinding publiceren. Of dat een econoom claimt iets nieuws te hebben gevonden, terwijl een andere econoom al veel eerder hetzelfde resultaat had gepubliceerd dat echter in de vergetelheid was geraakt. Met name dit laatste geval kan tot pijnlijke situaties leiden. Het is daarom belangrijk om met enige regelmaat over zulke kwesties te lezen. Dan wordt het weer eens duidelijk hoe belangrijk het is om de bestaande economische literatuur grondig te bestuderen.
In dit kader stuitte ik recent op de Lerner index voor marktmacht. Dit is een onder economen zeer bekende maatstaf om de marktmacht van de aanbieder van een goed te bepalen. Deze maatstaf is gedefinieerd als het relatieve verschil tussen prijs van een goed en de marginale kosten ervan. In het sociale optimum (dat bereikt wordt bij volkomen concurrentie) is de prijs gelijk aan de marginale kosten. Een positieve Lerner index wordt daarom geïnterpreteerd als een teken van marktmacht.
Volgens de boekjes is deze maatstaf bedacht door Abba Lerner en gepubliceerd in 1934. Maar het blijkt dat deze maatstaf al rond 1930 is bedacht door een Italiaanse wiskundig-econoom genaamd Luigi Amoroso. En niet alleen dat, de analyses van Amoroso waren ook nog eens algemener en uitgebreider dan die van Lerner. Daarnaast blijken er nog twee andere economen te zijn die een belangrijke bijdrage aan de Lerner index hebben geleverd. Dit zijn Heinrich von Stackelberg and George Stigler. Een gedetailleerde geschiedenis van het ontstaan van de Lerner index is te vinden in een artikel van Nicola Giocoli, dat in 2012 gepubliceerd is in de Review of Industrial Organization (RIO). Het lezen van de originele publicaties van Amoroso vereist trouwens wel gedegen kennis het Italiaans, helaas. Het RIO artikel van Giocoli is uiteraard wel in het Engels geschreven.
Mijn verbazing was groot toen ik recent “Archeologie van de economie” van W. Klever las (gepubliceerd in 1986); een oud boekje dat ik overigens kado heb gekregen van mijn collega Tom Wansbeek. Uit de vertaalde Griekse teksten die daarin opgenomen zijn, wordt duidelijk dat Plato reeds meer dan drie eeuwen voor Christus een Lerner index avant la lettre introduceert in zijn boek Nomoi (Wetten). Hij houdt een pleidooi voor toezicht op prijzen en schrijft:
“Bij dat overleg zullen ze onder ogen nemen, welke inkomsten en uitgaven een winst opleveren, die redelijk is. Deze verhouding inkomsten-uitgaven zullen ze schriftelijk vastleggen en onder de bewaking stellen deels van de marktmeesters, deels van de politie, deels van de veldwachters. Zo zal de kleinhandel vermoedelijk zijn nut hebben voor alle klassen en individuen en zal de schade tot een minimum beperkt blijven voor de staten waar de handel officieel toegelaten wordt.” (920c, overgenomen uit Klever pagina 65)
“Wat de wet de verkoper aanried, namelijk niet door bluf de prijs boven de waarde op te drijven, maar hem zo juist mogelijk vast te stellen: diezelfde raad geeft de wet ook aan een ondernemer van een werk: als vakman kent hij immers de waarde ervan.” (921b, overgenomen uit Klever pagina 65)
Ofwel, Plato stelt voor om te kijken naar het verschil tussen de prijs van een goed en de “waarde” ervan. Hoewel de Lerner index gedefinieerd is als het procentuele verschil tussen prijs en marginale kosten terwijl de definitie van Plato het wat vage concept “waarde” bevat, hebben we hier toch heel duidelijk te maken met een heuse Lerner index avant la lettre. Plato verwijst in het eerste citaat immers expliciet naar “uitgaven”. In het tweede citaat stelt hij bovendien dat de vakman de waarde van zijn werk wel moet kennen, waarmee hij impliciet naar (marginale) kosten verwijst.
Plato stelt in feite voor om de marktmeesters – die als de voorlopers van onze huidige mededingingsautoriteiten kunnen worden gezien – de Lerner index avant la lettre in de gaten te laten houden. Het is daarom des te opmerkelijker dat mededingingsautoriteiten wereldwijd nog steeds geneigd zijn de concentratiegraad van de markt als concurrentiemaatstaf te hanteren, ondanks dat de economische literatuur herhaaldelijk heeft aangetoond dat dit geen goede concurrentiemaatstaf is. Zelfs Plato wist al beter.
Tot slot. In het boek van Klever kwam ik diverse andere passages tegen met allerlei buitengewoon verstandige economische regels en uitspraken van oude Grieken zoals Plato en Aristoteles. Als de moderne Grieken dat alles in de praktijk hadden gebracht, dan was die 380 miljard Euro noodsteun waarschijnlijk helemaal niet nodig geweest…
Literatuur
1. Amoroso, L., 1933. La curva statica di offerta. Giornale Degli Economisti 45, 126.
2. Amoroso, L., 1938. Principii di economica corporativa. Zanichelli, Bologna.
3. Amoroso, L., 1954. The static supply curve. In: Peacock, A., Stolper, W., Turvey, R., Henderson, E. (Eds.), International Economic Papers (Engelse vertaling van Amoroso 1930). Vol. 4. McMillan, Londen, pp. 39–65.
4. Giocoli, N., 2012. Who invented the Lerner Index? Luigi Amoroso, the dominant firm model, and the measurement of market power. Review of Industrial Organization 41.
5. Klever, W.N.A., 1986. Archeologie van de economie: de economische theorie in de Griekse oudheid, tweede druk, uitgeverij Markant.
6. Lerner, A., 1934. The concept of monopoly and the measurement of monopoly power. Review of Economic Studies 1, 157–175.
Auteur
Categorieën