Ga direct naar de content

Het gat van Nederland

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 17 1982

Het gat van Nederland
De Jumboraad vorige week in Brussel van de ministers van
Economische Zaken, Sociale Zaken en Financien van de Europese Gemeenschap heeft bevestigd dat de geesten nog
steeds niet rijp zijn voor een supranationale aanpak van de
economische crisis. 12 Miljoen werklozen in de Europese
Gemeenschap zijn blijkbaar nog niet voldoende om de koppen bij elkaar te steken voor een gezamenlijke gecoordineerde actie van internationale vraagstimulering, de enige remedie om op korte termijn iets te doen aan het bestrijden van
de werkloosheid en het bevorderen van de economische
groei. Integendeel, de lidstaten trekken zich verder terug op
hun nationale stellingen. De EG-landen vormen geen uitzondering op de internationale trend: in haar vorige week
verschenen jaarverslag moet de GATT constateren dat het
protectionisme in de gehele wereld weer verder is toegenomen, ten koste van de wereldhandel. Voor het eerst sinds
1958 is vorig jaar de wereldhandel gedaald (1%); dit jaar
wordt een verdere teruggang van 2% verwacht.
Zolang het internationale economische klimaat niet verbetert, blijft afzonderlijke landen weinig andere keus dan het
voeren van een aanpassingspolitiek om de winter door te komen. Hoe moeilijk dat is blijkt ook in Nederland. Hoewel ons
land er gemeten naar internationale maatstaven nog niet
eens zo slecht voorstaat, kost het een zeer grote krachtsinspanning om de economie voor verder afglijden te behoeden.
Van verbetering van de situatie is dan nog geen sprake. In het
vorige week verschenen rapport van de Commissie van Economische Deskundigen (CED) van de SER, Economische
groei en financiering ran puhlieke sector, worden de problemen nog eens helder op een rij gezet.
Het grote probleem waar de Nederlandse economie mee
worstelt is dat het aantal inkomenstrekkers met ca. 1 Va% per
jaar toeneemt (meer dan 100.000), terwijl het aantal arbeidsplaatsen daalt. Bij een produktiegroei in de marktsector van
1% en een arbeidsproduktiviteitsstijging van 2% neemt de
werkgelegenheid daar met 1 % af. Als gevolg van de financiele
problemen is ook in de kwartaire sector geen uitbreiding van
arbeidsplaatsen meer mogelijk. Het gevolg van deze ontwikkelingen is dat het aantal uitkeringsgerechtigden ten laste
van de collectieve sector jaarlijks met ca. 3,5% stijgt. De aanslag die hierdoor op de publieke financien wordt gepleegd
wordt door de CED becijferd op een bedrag van f. 4,5 mrd.
per jaar. Dit is het ,,gat van Nederland”.
Dit jaarlijkse gat moet in elk geval worden gedicht om de
financieel-economische onevenwichtigheid in de economie
niet nog verder te vergroten. Het laten oplopen van het financieringstekort is geen begaanbare weg meer; die weg is al
te ver gevolgd. Ook moet worden vermeden dat de collectieve-lastendruk stijgt, want dat leidt slechts tot afwentelingsgedrag en stimulering van het zwarte circuit, en frustreert het
ontplooien van produktiecapaciteit aan de aanbodzijde van
de economie. Bezuinigingen op de rijksbegroting behoren
wel tot de mogelijkheden, maar eens komt ook daaraan een
eind, zeker wanneer het verlies van banen moet worden vermeden. Vermoedelijk zal het al moeilijk genoeg zijn om de
collectieve-lastendruk te stabiliseren. Wanneer daarnaast
ook de inkomensoverdrachten aan bedrijven (WIR) en de
overheidsinvesteringen moeten worden ontzien, blijft niet
veel anders over dan inkomensmatiging.
Om het gat te dichten langs de weg van algemene inkomensmatiging zouden bij een economische groei van 1% de
inkomens 21/2% moeten achterblijven bij de stijging van de
*

ESB 24-11-1982

arbeidsproduktiviteit. Aannemende dat deze 2% bcdraagt,
zou het reeel vrij beschikbaar inkomen over de hele linie
0,5% per jaar moeten dalen. Wanneer de rekening uitsluitend zou worden gepresenteerd aan degenen die hun inkomen uit de publieke sector ontvangen (ambtenaren, trendvolgers, uitkeringsgerechtigden), zouden daar de inkomens
met 3,3% moeten dalen. Bij afwezigheid van groei zouden de
percentages tot resp. -1,5 en -5,5 oplopen. Aangezien de
ambtenarensalarissen in de afgelopen jaren hun voorsprong
op de salarissen in de particuliere sector wel zo ongeveer zijn
kwijtgeraakt, zal een extra offer van deze groep niet gemakkelijk meer kunnen worden verlangd. Ook lijkt het onwaarschijnlijk dat de bezuinigingen uitsluitend in de sfeer van de
sociale zekerheid kunnen worden gevonden. Na de ombuigingen die sinds 1978 reeds hebben plaatsgevonden begint
ook daar het eind van de bezuinigingsmogelijkheden in zicht
te komen, of men zou al moeten overgaan tot een algemene
substantiele verlaging van alle uitkeringsniveaus (dus ook
van de echte minima) of een systematische beperking van de
kring van uitkeringsgerechtigden.
Natuurlijk is het dichten van het jaarlijkse gat van f. 4,5
mrd. niet de enige opgave waarvoor de Nederlandse economie staat. Voor het verminderen van het financieringstekort,
het verhogen van de rendementen of voor incidenteel loon
om de werking van de arbeidsmarkt te verbeteren is dan nog
geen cent beschikbaar. Daarvoor zijn verdere maatregelen
geboden. En mocht de economische groei onverhoopt minder dan 1% bedragen, zoals ook in de afgelopen drie jaar het
geval was (1979-1982: gemiddeld ~’/4%), dan wordt het gat
uiteraard groter en is verdere inkomensteruggang vereist om
elke inkomensgerechtigde te geven wat hem of haar toekomt
zonder de staatsfinancien verder te ontregelen.
De situatie zou pas gunstiger worden wanneer de economische groei zou toenemen. De CED komt tot de conclusie dat
zonder substantiele verhoging van de economische groei een
structurele oplossing van de economische problemen vrijwel
uitgesloten moet worden geacht. Daarom moet alles op alles
worden gezet om de groeipotenties in de economie te benutten. Het verhogen van de winstquote in het nationaal inkomen door matiging van de reele arbeidskosten vormt daarbij
voor de CED het belangrijkste aanknopingspunt. Daarnaast
moeten gerichte investeringsstimulering en stabilisatie (liever
nog verlaging) van de collectieve-lastendruk deel uitmaken
van het herstelbeleid. Als randvoorwaarden worden verder
genoemd dat de deflatoire valkuil wordt vermeden, dat de negatieve impulsen die van de overheidsfinancien uitgaan worden beeindigd en dat het monetaire beleid wordt gericht op
verlaging van het rentepeil om opwaartse druk op de gulden
te voorkomen. Ook arbeidstijdverkorting zou de problemen
enigermate kunnen verlichten, al moet de effectiviteit daarvan zeker niet worden overschat.
Het is duidelijk dat zelfs als alles meezit, de groei niet voldoende zal zijn om werkgelegenheid voor de jaarlijkse toestroom van inkomenstrekkers te scheppen. Daarvoor zou
een groeivoet van ten minste 3Va% vereist zijn. Zolang dit cijfer niet wordt gerealiseerd zal reele inkomensachteruitgang
tot de jaarlijks terugkerende opgaven van het Nederlandse
sociaal-economische beleid blijven behoren. Alleen al om
het gat te dichten en de economie voor verder afglijden te behoeden.
I,, van der Geest

1245

Auteur