column
John Groenewegen
Het formeren van ons erfgoed
De informateur, die werkt aan de coalitie van CDA,
PvdA en ChristenUnie, wordt traditiegetrouw overladen
met suggesties, die beslist in het regeerakkoord geregeld zouden moeten worden. Open brief in ESB van 12
januari 2007 over het onderwijs, oproep van werkgevers tot het nemen van daadwerkelijke stappen in de
richting van een duurzaam energiebeleid en waarschuwingen, dat verdergaande flexibilisering van de arbeidsmarkt leidt tot “verprutsing van ons sociaal kapitaalâ€
(NRC 24 januari 2007). Het valt op dat veelal impliciet
wordt verwezen naar waarden, die wij in het verleden
met zijn allen hebben opgebouwd en waarvan de informateur en de coalitiepartners zich niet of onvoldoende
bewust zijn. De waarschuwingen en suggesties voor
de informateur betreffen eigenlijk ons erfgoed op het
terrein van natuur, energiebronnen en infrastructuren,
zoals wegen, zorg en onderwijs. Het gaat daarbij overigens niet alleen om fysieke en materiële zaken, maar
evenzeer over immateriële verworvenheden. Denk aan
de waarden, normen en gebruiken, die de samenleving
zich in de loop van generaties eigen heeft gemaakt, het
gaat om instituties, die de leden van de verschillende
gemeenschappen binnen onze samenleving binden en
in staat stellen conflicten te voorkomen, of in goede
banen te leiden. Dergelijk immaterieel erfgoed vormt
als het ware het cement van de gemeenschap, een
bindmiddel waar volgens veel raadgevers van de informateur zorgvuldig mee omgegaan moet worden.
Probleem is dat wij als samenleving eigenlijk geen goed
expliciet beeld hebben van ons erfgoed. Wat rekenen
wij tot datgene dat wij willen behouden voor het heden
en willen doorgeven aan de toekomst? Op die vraag is
geen gemakkelijk antwoord te geven omdat de inhoud
van ons erfgoed relatief en dynamisch is. Ik heb het
idee dat wij voor wat de materiële kant van de zaak
betreft een redelijk beeld hebben, maar wat het immateriële deel van ons erfgoed betreft moeten wij het
vooral met ad hoc kreten doen. Over de materiële kant
verschillen wij weliswaar van mening over de aard, omvang en aanpak van de milieuproblematiek en de vraagstukken rond onze infrastructuren, maar wij zijn ons
er zo langzamerhand wel van bewust dat er iets moet
gebeuren. Daar kunnen de architecten van het nieuwe
regeerakkoord niet meer onderuit. Ook van ons materiële culturele erfgoed zijn wij ons beter bewust geworden
sinds de UNESCO in 1972 het initiatief heeft genomen
voor de Overeenkomst voor het Werelderfgoed. Op
de Werelderfgoedlijst prijken uiteenlopende uitingen
van onze cultuur, zoals de Stelling van Amsterdam, de
molens bij Kinderdijk en de Beemsterpolder. Maar hoe
58
ESB 26
januari 2007
staat het met ons immateriële erfgoed? In 2003 heeft
de UNESCO een nieuwe conventie aangenomen, die het
immateriële culturele erfgoed betreft (Convention For
the Safeguarding of the Intangible Cultural Heritage).
Het gaat dan om uitingen van taal, podiumkunst, feestelijke gebeurtenissen, maar ook om sociale praktijken,
zoals de besluitvormingsprocessen over sociaal-economische kwesties, over rituelen van onderhandelingen,
over de rol van contracten en vertrouwen in het economisch verkeer. Denk in dat verband aan de betekenis
van een contract in de Angelsaksische context, aan
het ‘groepsbelang’ in Japan en aan de betekenis van
consensus in het Nederlandse Poldermodel. Het immateriële erfgoed is van grote betekenis voor economieën,
omdat het gaat om het cement van sociaal-economische systemen, om de coördinatiemechanismen, die
gedragingen op elkaar afstemmen en conflicten tot
overeenkomsten kunnen maken. Als het immateriële
erfgoed erodeert, niet goed wordt bewaard en gekoesterd, dan dreigt het cement van de samenleving te verdwijnen, waardoor samenlevingen tot los zand verworden. Het wordt hoog tijd dat wij ons ook bewust worden
van het immateriële deel van ons erfgoed, zodat ook
die verworvenheden beter naar de informateur kunnen
worden geëxpliciteerd. Het immateriële erfgoed is dan
geen resultaat meer van een willekeurig selectieproces,
maar onderwerp van bewust beleid.
Kortgeleden heeft de nationale UNESCO Commissie
in Nederland het initiatief genomen om tot een inventarisatie van het Nederlandse immateriële erfgoed te
komen (Nationale UNESCO Commissie, 2006).
Zoals de commissie zelf schrijft is het programma voor
het culturele erfgoed in Nederland nog weinig bekend.
Daarin moet mijns inziens snel verandering komen,
omdat uitvoering van zo’n programma leidt tot de noodzakelijke bewustwording in de samenleving van wat wij
met zijn allen van fundamentele waarde achten. Daar
zonder blijven debatten over normen en waarden en
daaraan gerelateerde suggesties voor de informateur
teveel ‘in de lucht hangen’. Onduidelijkheid kunnen wij
ons wellicht permitteren als het gaat om een procentje
meer of minder daling van het begrotingstekort, maar
als het gaat om ons erfgoed kan een regeerakkoord niet
helder genoeg zijn.
Literatuur
Nationale UNESCO Commissie (2006) Immaterieel Erfgoed in
Nederland. Den Haag, 2006.