Geld- en kapitaalmarkt
O^cfe
Het bedrijfseconomisch
toezicht op het
bankwezen
DRS. R. A. R. VAN DEN BOSCH*
Inleiding
De ontwikkelingen rond de Tilburgse Hypotheekbank zijn aanleiding om in het navolgende een beeld te geven van de wijze waarop
in ons land het bedrijfseconomisch toezicht
op het bankwezen is geregeld. Daar in dit kader onmogelijk op alle aspecten kan worden
ingcgaan, beperkt deze bijdrage zich met
name tot de bepalingen ten aanzien van rapportage, solvabiliteit en collectieve-garantieregeling. Ten einde een eerste indruk te verkrijgen hoe dit toezicht zich verhoudt tot het
buitenland, wordt tevens een kort beeld geschetst van het toezicht in het Verenigd Koninkrijk en West-Duitsland.
Nederland
De huidige Wet Toezicht Kredietwezen
(WTK), die op 1 januari 1979 van kracht
werd, kent een lange ontstaansgeschiedenis.
Het faillissement van het bankierskantoor
Teixeira de Mattos was de directe aanleiding
om de bestaande wetgeving voor het kredietwezen te wijzigen. In 1970 werd het wetsontwerp tot herziening van de WTK ingediend.
De voorgestelde wijzigingen waren vooral
bedrijfseconomisch van aard, gericht op een
betere bescherming van de crediteurenbelangen. (Daarnaast poogde men zoveel mogelijk rekening te houden met de Europese
ontwikkelingen ten aanzien van de harmonisatie van de bankwetgeving). De huidige
WTK verschilt op een groot aantal bedrijfseconomische punten van de vorige WTK, zoals bij voorbeeld: invoering van een vergunningenstelsel voor de uitoefening van het
bankbedrijf, met daarbij een aantal vergunningsvereisten, invoering van een noodregeling in geval van problemen bij een kredietinstelling, mogelijkheid om het bedrijfseconomische toezicht ook tot kapitaalmarktinstellingen uit te breiden, uitbreiding van de
mogelijkheid extra eisen en beperkingen te
stellen voor grote kredieten enz. Voorts werd
ook de wetgeving op het gebied van het
structuur-, alsmede het monetair toezicht
veranderd.
De huidige WTK stelt in art. 17 dat De Nederlandsche Bank toezicht op de kredietinstellingen moet uitoefenen nin het belang van
de solvabiliteit en de liquiditeit van die instellingen”. Kredietinstellingen zijn uitsluitend:
algemene banken, cooperatief georganiseerde banken, effectenkredietinstellingen,
spaarbanken en centrale kredietinstelUngen
(Rabo-bank). De Rijkspostspaarbank en de
Postcheque- en Girodienst worden door de
wet niet tot de kredietinstellingen gerekend,
en vallen derhalve niet onder het wettelijk
bedrijfseconomisch toezicht. Hypotheekbanken zijn evenmin ,,kredietinstellingen”,
maar maken deel uit van de z.g. ,,kapitaalmarktinstellingen”. De huidige WTK biedt in
tegenstelling tot de eerdere WTK de mogelijkheid om het bedrijfseconomisch toezicht
uit te breiden tot de kapitaalmarktinstellingen (art. 30). De Nederlandsche Bank
maakte van dit nieuwe artikel gebruik om begin 1979 de hypotheekbanken onder het bedrijfseconomisch toezicht te plaatsen. Men
kan daarom op het ogenblik stellen dat vrijwel alle bankinstellingen, in de ruime zin des
woords, aan dit toezicht van De Nederlandsche Bank zijn onderworpen.
De betrokken banken zijn verplicht om periodiek financiele informatie te verschaffen
aan De Nederlandsche Bank. Het betekent in
de praktijk dat de banken zeer uitvoerige
,,maandstaten” moeten invullen, en de hypotheek- en spaarbanken mkwartaalstaten”. De
inhoud, vorm en specificatie van deze rapportage wordt door De Nederlandsche Bank
vastgesteld. Belangrijk is o.a. debepaling dat
banken in het kader van het solvabiliteitstoezicht gegevens moeten verstrekken op geconsolideerde basis indien men deelnemingen heeft in andere kredietinstelUngen. De
consolidatieverplichting geldt voor deelnemingen van meer dan 10% in het eigen vermogen van het betreffende bedrijf. De consoh’datie geschiedt pro rata de omvang van de
deelneming. Boven de 50% vindt volledige
consolidate plaats. Op deze wijze krijgt De
Nederlandsche Bank een goed beeld van de
gehele bankorganisatie, inclusief de activiteiten van de buitenlandse deelnemingen.
Het specifieke bedrijfseconomisch toezicht is in art. 23 WTK geregeld: De Nederlandsche Bank kan aan de kredietinstellingen
richtlijnen geven voor hun bedrijfsvoering in
het belang van de solvabiliteit en de liquidi*De auteur is medewerker van het Economisch Bu-
reau van de Amro-bank. Het artikel is geschreven a
litre personnel.
1143
— bepalingen met betrekking tot de minimum omvang van de liquide bankactiva;
nomische banden van de verschillende kredietnemers.
Ten aanzien van grote uitzettingen bij
streeft, in tegenstelling tot ons land, geen absolute niveaus na die in het kader van het toezicht moeten worden gehandhaafd. Veeleer
banken en buitenlandse overheden geldt een
wenst men bepaalde aspecten van een bank
— bepalingen met betrekking tot de mini-
soortgelijke regeling. De solvabiliteitsrichtlij-
te kunnen meten ten einde daar met de be-
nen bepalen ten slotte dat het eigen vermogen van een bank ten minste gelijk moet zijn
treffende bank over te kunnen praten. Dit is
ook de bedoeling van de drie discussiestuk-
aan de waarde van alle vaste activa (de im-
teit van die instellingen. Deze richtlijnen
kunnen uitsluitend inhouden:
mum omvang van het eigen vermogen;
— het verbod, de beperking of het aan voorwaarden verbinden van bepaalde activi-
gaan op de eisen ten aanzien van het eigen
,,andere tekenen ontwaart van een ontwikke-
vermogen.
ling, die naar haar oordeel voor de solvabiliteit of liquiditeit van een kredietinstelling gevaarlijk is of zou kunnen worden” kan zij in
ken die BE heeft gepubliceerd: The measurement of capital (1980), The measurement of
liquidity (1982) en Foreign currency exposure (1981). De eerstgenoemde tekst bevat
twee ..capital ratio’s”, die als een basis worden gebruikt om te kunnen beoordelen of de
eigen-vermogenspositie van een bank toereikend is. Hierbij neemt men de bijzondere
Solvabiliteitsratio’s
zeer vergaande mate ingrijpen in de bedrijfsvoering van die bank (zie art. 24, bij voorbeeld door instelling van een stille curatele).
king. De ..gearing ratio” geeft de verhouding
weer tussen het eigen vermogen en het
teiten.
In het navolgende zal slechts worden inge-
Het basisprincipe van de solvabiliteitsrichtlijn is dat het eigen vermogen van een
bank voldoende groot moet zijn om de risi-
co’s te dekken die de uitoefening van haar be-
mobilia-regel). Indien De Nederlandsche
Bank zou merken dat een bank de hierboven
aangegeven richtlijnen niet naleeft, dan wel
vreemd vermogen. De belangrijker ,,risk asset ratio” geeft de verhouding aan tussen het
Collectieve-garantieregeling
drijf met zich meebrengt. De feitelijke solva-
biliteitsrichtlijnen zijn zeer gedetailleerd. De
In ons land bestaat sinds begn 1979 een
bankactiva zijn alle op hun risicograad beoordeeld en geklassificeerd. (Dit is een for-
vrijwillige collectieve garantieregeling. De
regeling heeft betrekking op alle kredietin-
mele en voor ieder gclijke rubricering). Te-
stellingen en hypotheekbanken, met inbegrip
genover deze verschillende activa dient eigen
van Postcheque en girodienst en de Rijks-
vermogen te worden aangehouden, in properties die varieren tussen 0 en 100%, afhan-
postspaarbank. De regeling garandeert alle
op naam gestelde tegoeden van natuurlijke
personen, verenigingen en stichtingen tot een
kelijk van hun risicograad. Het meest ge-
bruikelijke solvabiliteitspercentage bedraagt
9% sinds 1 juni 1983. Het spreekt vanzelf dat
maximum van f. 35.000 per crediteur van
een failliete bank. Het maximum wordt elke
het hier om minimum vereisten gaat, meer ei-
drie jaar aan een index aangepast. De kosten
gen vermogen mag. Eigen vermogen kan bestaan uit aandclenkapitaal, reserves (gepubliceerde plus verborgen) alsmede in beperkte mate achtergestelde leningen. De sol-
van de regeling worden door alle deelne-
vabiliteitseisen hebben ook betrekking op de
valt op te maken dat men in ons land niet
activa van de buitenlandse vestigingen van
luchthartig denkt over de bescherming van
de crediteurenbelangen, is het wellicht toch
mende instellingen pro rata gedragen; er is
geen reservefonds.
Hoewel uit het bovenstaande op z’n minst
een bank, en ook op de activa van de bedrijven waarin een bank deelneemt (dat wil zeg-
nuttig kort stil te staan bij de wijze waarop het
gen een belang van meer dan 10%). Deze
bedrijfseconomisch toezicht in het buiten-
zeer gedetailleerde en formele solvabiliteitseisen doen voldoende recht aan de verschil-
land is geregeld.
len tussen banken, en leiden niet tot concurrentieverstoring binnen onze landsgrenzen.
Verenigd Koninkrijk
Grote-postenregeling
In het Verenigd Koninkrijk werd door de
Bank of England (BE) een flexibele benade-
ring van het toezicht op het bankwezen voorIn de solvabiliteitsrichtlijnen worden
gestaan. Het steunde op een periodiek bilate-
voorts spreidingseisen gesteld aan individuele grote debiteuren, die z.g. grote-postenre-
raal contact tussen de BE en de individuele
kredietinstelling. Formele richtlijnen kende
geling. Het betreft hier kredieten groter dan
men nauwelijks. De Bankwet van 1979 heeft
15% van het eigen vermogen van de kredietinstelling. Hiertoe worden alle solvabiliteitsplichtige kredieten aan een bepaalde client,
of aan (delen van) een groep, gecombineerd.
ten aanzien van het toezicht grote veranderingen teweeggebracht. Het toezicht werd
formeel uitgebreid tot instellingen die vroe-
eisen gesteld, maar posten boven de 25 % van
het eigen vermogen zijn in beginsel niet toe-
ger niet door BE werden gecontroleerd: de
z.g. ,,deposit-taking institutions”. Het toezicht heeft nu betrekking op zowel de erkende banken als de ..licensed deposit takers”, maar niet op de z.g. ,,building societies”. De Bankwet introduceerde evenals in
ons land een vergunningenstelsel met bijbe-
gestaan. Bovendien gelden additionele sol-
horende toelatingscriteria. Voorts werd een
vabiliteitseisen als de totaliteit van alle indivi-
formeler basiskader gecreeerd voor het bedrijfseconomisch toezicht in de vorm van algemene regels die door de banken moeten
Een groep omvat alle 100% dochteronder-
nemingen en alle bedrijven waarin men voor
meer dan 2/3 deelneemt. Aan deze grote
kredieten worden extra zware solvabiliteits-
duele kredieten groter is dan de omvang van
het eigen vermogen.
Het is duidclijk dat De Nederlandsche
omstandigheden van elke bank in aanmer-
worden nageleefd.
eigen vermogen en de risicodragende uitzettingen. Voor dit doel worden de verschillende bankactiva met verschillende wegingsfactoren gewogen. Deze weging geschiedt op
grond van het verschil in risicograad dat aan
de onderscheiden activa is verbonden.
(Evenals in ons land worden ook achtergestelde leningen tot een bepaald maximum tot
het eigen vermogen gerekend). Een belangrijk verschil met het Nederlandse systeem is
echter dat men geen normatieve minima kent
waar de banken aan moeten voldoen. Wel
moeten de banken, evenals hier, zeer uitvoerig en detailleerd aan de BE rapporteren. De
basisrapportage vindt maandelijks plaats,
maar daarnaast wordt ook periodiek aanvullende informatie verstrekt. De vorm en de inhoud van de rapportage is door de BE precies
voorgeschreven en gedefinieerd. De activiteiten van buitenlandse vestigingen en dochterondernemingen worden geconsolideerd.
Men kent ook een rapportageplicht ten aanzien van de grote kredieten, maar er zijn geen
formele beperkingen aan gesteld. Ten slotte
kan worden vermeld dat als uitvloeisel van de
Bankwet het Verenigd Koninkrijk sinds februari dit jaar een beschermingsfonds voor
crediteuren heeft. In geval van een bankfaillissement krijgen de crediteuren 75% van de
eerste £ 10.000 van hun tegoeden terug van
het Fonds.
Men kan uit het bovenstaande opmaken
dat in Engeland de crediteurenbescherming
is verbeterd. Een en ander is gepaard gegaan
met een grotere formalisering en detaillering
van het toezicht. Desondanks verschilt het
qua karakter nog steeds vrij sterk met dat
van Nederland. Een kwalitatief oordeel op
grond van dit verschil in aard alleen, is echter
niet goed mogelijk.
West-Duitsland
Het toezicht op het bankwezen wordt in
Duitsland uitgeoefend door het Bundesauf-
sichtsamt fur das Kredietwesen (hier afgekort tot BAK) te Berlijn, in nauwe samen-
werking overigens met de Deutsche Bundesbank (DBB). Het BAK is een onafhankelijke
Bank op deze wijze een te grote concentratie
Ondanks deze formelere benadering dan
van debiteuren in de kredietportefeuille wil
tegengaan, daar hieraan te grote risico’s zijn
vroeger streeft de Bank ernaar flexibel te blijven in de toepassing van die regels. Men staat
verbonden. Opvallend is dat men zich niet
nog steeds een benadering voor die ruimte
lingen verstrekken maandelijks uitvoerige fi-
beperkt tot de juridische status van de kre-
laat voor de individuele omstandigheden van
nanciele gegevens (ongeconsolideerd) aan
dietnemer, maar ook oog heeft voor de eco-
elke afzonderlijke kredietinstelling. Men
de DBB, die een en ander evalueert en door-
1144
federale autoriteit, die rapporteert aan het
Ministerie van Financien. De kredietinstel-
zendt aan het BAK. Deze installing moet, indien deze rapporten daartoe aanleiding ge-
ven, de nodige maatregelen nemen.
De bankwet bepaalt dat kredietinstellingen over voldoende aansprakelijk eigen ver-
De Duitse banken hebben in het buitenland
een omvangrijke kredietportefeuille opgebouwd die in veel gevallen groter is dan het
basis van geconsolideerde gegevens, hetgeen
achttienvoud van het eigen vermogen van de
teitstoezicht ten opzichte van dat in het buitenland aanzienlijk verder gaat.
buitenlandse dochters. De indruk bestaat dat
mogen moeten beschikken en dat zij hun
zou blijken dat de omvang van het eigen vermogen te kort schiet in verhouding tot de om-
lijkheid is gewaarborgd. Het BAK stelt, in
vang van de kredietverlening.
is. Het blijkt dat het Nederlandse solvabili-
ook bij consolidatie in een aantal gevallen
middelen zodanig moeten aanwenden dat
ten alle tijde voldoende terugbetalingsmoge-
in het buitenland nog lang geen gemeengoed
overleg met de DBB, criteria op om te kun-
Het Ministerie van Financien heeft recent
nen beoordelen of aan deze solvabiliteits- en
aangekondigd de Bankwet met ingang van 1
januari 1985 te willen wijzigen. Men stelt o.a.
een consolidatieverplichting voor van deelnemingen vanaf 50%. Het solvabiliteitstoe-
liquiditeitseisen wordt voldaan. Men heeft
aldus verschillende basisregelingen met gedetailleerde uitwerkingen opgesteld. Basisregeling I houdt in dat de verleende kredieten
en deelnemingen in principe niet meer mogen zijn dan het achttienvoudige van het aan-
R. A. R. van den Bosch
1) ZiebijvoorbeeldJaneWelsch,(red.), Theregulation of banks in the member states of the EEC, 2e
editie, Martinus Nijhoff, Den Haag, 1981; R. Dale,
Bank supervision around the world, uitgave van
»Group of Thirty”, New York, 1982.
zicht dient te worden uitgeoefend op basis
van de geconsolideerde cijfers. De banken
de solvabiliteitseis komt naar Nederlandse
zouden drie jaar de tijd krijgen om aan dit
nieuwe regime te wennen. De banken hebben zich tegen dit voornemen verklaard om-
begrippen terugvertaald neer op een minimum-solvabiliteitseis van 5,6%. Door een
verschil in definiering van wat eigen vermogen is, kan dit percentage niet zonder meer
dat zij o.a. de huidige begrenzing van de omvang van de kredietverlening (het achttienvoud van het eigen vermogen) in geval van
consolidatie te restrictief vinden. De recente
sprakelijke eigen vermogen. Bovengenoem-
worden vergeleken met het basispercentage
moeilijkheden waarin de prive-bank Schro-
van 9 in ons land. Bovendien dient te worden
bedacht dat de gemiddelde solvabiliteitsdruk
der, Miinchmeyer, Hengst & Co is komen te
verkeren, hebben echter de roep om een
in ons land lager is dan de hier genoemde 9 %.
Men kent in Duitsland een gedetailleerde regeling ten aanzien van de grote kredieten
stringenter toezicht op de buitenlandse activiteiten doen toenemen. Deze bank kwam in
problemen door de grote omvang van haar
kredietverlening aan de IBH-groep, gedeeltelijk via Luxemburg. De banken hebben zich
inmiddels bereid verklaard, op verzoek van
de Bundesbank, meer informatie te verschaffen met betrekking tot hun Luxemburgse
dochters en wel op een maandelijkse basis.
Het is echter aannemelijk dat in de toekomst
ook in Duitsland het bedrijfseconomisch toezicht zal worden gebaseerd op geconsolideerde financiele gegevens van de banken.
(15% of meer van het aansprakelijk eigen
vermogen van een kredietinstelling). Daartoe worden alle kredieten aan e6n en dezelfde client bij elkaar genomen. Evenals in
ons land wordt het begrip ,,een en dezelfde
client” ruim geinterpreteerd. Een groot krediet mag maximaal 75% bedragen van de
omvang van het eigen vermogen. De grootste
grote kredieten mogen te zamen het drievoudige van het eigen vermogen niet overschrij-
den, terwijl ten slotte nog is bepaald dat het
totaal van de grote kredieten maximaal het
Ten slotte
achtvoudige van het eigen vermogen mag bedragen.
In West-Duitsland kent elke bankgroep
zijn eigen vrijwillige garantieregeling voor
van het bedrijfseconomische toezicht op het
toevertrouwde middelen, de z.g. ,,Einlagen-
bankwezen zoals dat in Nederland en enkele
versicherung”. De garantieregeling van het
de particuliere handelsbanken zijn verenigd,
beschermt alle toevertrouwde middelen, be-
andere landen is geregeld. Het is beslist geen
volledig beeld; daarvoor kan worden verwezen naar uitvoeriger publikaties 1). Desondanks kunnen enkele globale conclusies wor-
Bundesverband Deutscher Banken, waarin
In het voorafgaande is een beeld gegeven
halve die van andere banken afkomstig zijn.
den getrokken. In de besproken landen is in
De maximumvergoeding bedraagt per client
de afgelopen tien jaar het bedrijfseconomisch
30% van het eigen vermogen van de bank.
toezicht sterk veranderd. Dit gebeurde deels
onder invloed van het EG-streven naar
harmonisatie van de bankwetgeving, en deels
onder invloed van problemen bij enkele
Vrijwel alle banken maken deel uit van een
bepaalde garantieregeling. Als uitvloeisel
van deze garantieregeling heeft het Bundesverband een eigen ,,Prufungsamt” ingesteld
om de ontwikkelingen bij de deelnemende
banken nauwgezet te kunnen volgen.
Een aantal banken is tegemoet gekomen
aan de wens van de toezichthouders om meer
informatie te verschaffen over de internatio-
banken. Hierdoor werd de noodzaak gevoeld
verbetering aan te brengen in de bescherming
van de belangen van degenen die gelden hebben toevertrouwd aan het bankwezen. Dit
werd gerealiseerd door een sterke uitbreiding
te geven aan het bedrijfseconomisch toezicht,
vrijwillige overeenkomst bevredigt het Mi-
waarvan de essentie is de zorg voor voldoende eigen vermogen en een bevredigende
liquiditeitspositie. Het toezicht is op deze
wijze aanzienlijk gedetailleerder geworden,
waarbij opvalt dat ook Engeland ertoe is
overgegaan een aantal vaste richtlijnen in te
nale activiteiten van de banken. In 1981 slo-
ten ongeveer 40 grote banken een gentlemen’s agreement” met het BAK om voortaan
ieder kwartaal geconsolideerde financiele
verslagen te verstrekken aan het BAK. Deze
nisterie van Financien echter maar zeer ten
voeren.
dele. Enerzijds omdat de consolidatie zich
Uit het bovenstaande overzicht valt ook op te
beperkt tot dochterbedrijven die voor 100%,
of bijna 100%, eigendom zijn van de moe-
maken dat in ons land het toezicht op het
bankwezen zeker niet ongunstig afsteekt bij
derbank. Anderzijds omdat de banken niet
dat in het buitenland. Met name valt op dat
verplicht worden om de solvabiliteitseisen na
het bedrijfseconomisch toezicht in ons land
te leven op basis van geconsolideerde cijfers.
sinds de jaren zestig wordt uitgeoefend op
ESB 7-12-1983
1145