Harde kern
Voor de oplossing van de werkloosheid kijken we
graag over de grens. Zij die sterk geloven in de werking
van het marktmechanisme, richten de blik op de VS. Bij
een zeer laag minimumloon, verlaging van sociale uitkeringen, afbrokkelende macht van de vakbeweging en
heel weinig specifiek arbeidsmarktbeleid zijn daar immers in de jaren tachtig miljoenen nieuwe banen geschapen. Een forse groei van de beroepsbevolking is
daardoor geabsorbeerd zonder dat de werkloosheid
naar Amerikaanse begrippen echt uit de hand liep. Deze
bedraagt nu de helft van het Nederlandse peil.
Zij die meer vertrouwen hebben in de sturende hand
van de overheid en de meesturende handjes van de sociale partners wijzen onveranderlijk op Zweden. Daar is
in de afgelopen jaren de werkloosheid buiten de deur
gehouden door iedereen die op de arbeidsmarkt niet
aan zijn trekken kwam, in de schoolbanken te zetten of
tijdelijk deeltijdwerk te geven in de overheidssfeer. Door
ruimevoorzieningenvoorscholingsverlof, kinderverzorging, zowel in de vorm van betaald verlof als in de vorm
van creches, en gedeeltelijke pensionering zijn bovendien extra arbeidsplaatsen gecreeerd. Al dat soort zaken heeft er voor gezorgd dat niet alleen de officiele
werkloosheid onder de 2% ligt, maar ook dat 80% van
de beroepsbevolking aan het arbeidsproces deelneemt.
De collectieve-lastendruk is in Zweden niet hoog om uitkeringen te financieren, maar om te vermijden dat uitkeringen nodig zijn.
Vooral omdat we hier ondanks het aantrekken van de
economie en een onverwacht hoge groei van het aantal deeltijdbanen nog altijd met een forse prop langdurig werklozen en een absurd hoog aantal arbeidsongeschikten zitten, is vooral heel zuur om te constateren dat
onze sociale politiek voornamelijk heeft bestaan en nog
bestaat uit het verstrekken van uitkeringen. Tot onze
schade en schande moeten we nu ervaren dat mensen
die jarenlang buiten het arbeidsbestel hebben gestaan,
heel moeilijk (weer) geschikt te maken zijn voor betaalde arbeid in dienstverband. Bovendien staan arbeidsorganisaties in de openbare noch in de particuliere sector
te trappelen om deze mensen de gelegenheid te bieden
werkervaring op te doen. Nog zuurder is het dat hun
kansen op werk nauwelijks zijn verbeterd door de bevriezing van het minimumloon en de introductie van specifieke loonkostensubsidies.
Een snelle oplossing voor de harde kern van de werkloosheid lijkt uit geen van beide voorbeelden af te leiden. Toch worden beide wegen in het sociaal-economische beleid gevolgd. Verscheidene jarejn is gewerkt aan
versoepeling van het arbeidsaanbod conform de leer
van de aanbodeconomie: het niveau van de inkomensoverdrachten is verlaagd en de uitkeringsrechten zijn
beperkt, de onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden vinden meer en meer decentraal plaats, indiensttreding op basis van contracten van beperkte duur is
heel gewoon geworden, uitzendarbeid en flexibele contracten komen veel voor, de inkomstenbelasting wordt
hervormd en verlaagd en de ontslagbescherming staat
op de helling. In lijn met het Zweedse benadering zijn
de laatste jaren ontwikkelingen opgekomen als het
JOB-plan, het Jeugdwerkgarantieplan, de herorienteringsgesprekken met langdurig werklozen, de stimulering van deeltijdwerk en in het bijzonder de overdracht
van het beleid en de organisatie van de arbeidsvoorziening, inclusief de beslissingsmacht over het budget voor
ESB 16-11-1988
beroeps- en bedrijfsgerichte scholing, aan regionale tripartite bestuursorganen.
Omdat de binnenlandse standpunten over het beleid
nogal vastliggen, was het aardig idee van de Harmonisatieraad Welzijnsbeleid om eens door buitenstaanders
een vergelijkende studie te laten maken van het arbeidsmarktbestel in respectievelijk de VS, Zweden en
Nederland. Het resultaat is een monografie van MITman Martin Rein en Harvard-man Richard Freeman1.
Het verrassendste oordeel van de twee Amerikanen
is dat zij van de aanbodeconomische aanpak niet veel
extra werkgelegenheid verwachten, eerder het tegendeel. Als het flexibiliseren van het arbeidsaanbod niet
samengaat met loonmatiging en in het bijzonder met
macro-economische expansie, loopt men een gerede
kans dat er meer banen verdwijnen dan er ontstaan. Zo
concluderen zij uit de Franse ervaring met versoepeling
van het ontslagrecht. Ook het afbreken van de welvaartsstaat staat volgens hen niet garant voor economisch herstel. Door uitkeringsrechten te beperken zal
meer arbeidsaanbod loskomen, maar dat hoeft niet te
betekenen dat dat extra aanbod enkel door de particuliere sector moet worden opgenomen. De werkgelegenheid kan wellicht meer toenemen als juist bepaalde vormen van collectieve dienstverlening worden uitgebreid.
Rein en Freeman denken daarbij specifiek aan scholing, training en kinderopvang.
Daarmee zitten de twee op de Scandinavische golflengte. Het Zweedse sociaal-economische beleid beoordelen zij als complementair aan betaald werk in tegenstelling tot het Nederlandse uitkeringsstelsel, dat zij
antagonistisch noemen. Het Zweedse voorbeeld is in
drie punten samen te vatten. Ten eerste komt bij iedere uitkering een stok achter de deur te staan in de vorm
van een werk- of scholingsplicht. Ten tweede wordt het
werk – door middel van scholingsverlof, zwangerschapsverlof, kinderverzorgingsverlof, partiele pensionering, korter werken en meer vakantie – over meer
mensen verdeeld. En ten derde worden de mogelijkheden tot arbeidsmarktparticipatie vergroot door kinderopvang te bieden. Net als bij het aanbodeconomische opruimen van rigiditeiten wijzen zij er hierbij op dat een
dergelijk sociaal beleid op zich niet voor groei zorgt en
dat macro-economische expansie onmisbaar is om de
werkgelegenheid te vergroten.
Het is natuurlijk leuk als twee hoogleraren van naam
zich willen verdiepen in onze situatie. Maar het resultaat
valt meestal tegen. Je koestert stilletjes de hoop dat de
wijsheid uit verre landen een doorbraak in verstarde
standpunten brengt. Ook deze keer is die hoop ijdel.
Want wat betreft concrete aanbevelingen kunnen we
kort zijn. We moeten het doen met de tip tot het opzetten van een tijdsbestedingsstatistiek waarmee de invloed van sociaal beleid op werkpatronen kan worden
onderzocht, de tip om in bepaalde exportsectoren subsidie te geven op de vut opdat dure werknemers plaatsmaken voor goedkope, en de tip om de doelgroep van
het Jeugdwerkgarantieplan de keus te geven tussen onderwijs en werk. De harde kern blijft een harde kern.
W. Sietsma
1. M. Rein en R. Freeman, The dutch choice. A plea for social
policy complementary to work, HRWB-reeks Dwarskijken nr.
18, Den Haag, 1988.
1073