Ga direct naar de content

Handel en wandel van de EG

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 29 1991

-Cmropa

Handel en
wandel van
deEG
Onlangs is in de GATT-Raad het handelspolitieke beleid van de EG besproken. Deze bespreking vloeide
voort uit het zogenaamde ‘trade policy review’-mechanisme, zoals dat in
het kader van de Uruguay-ronde is
overeengekomen. Het voornaamste
doel van de instelling van dit ‘trade
policy review’-mechanisme was om
de transparantie van het handelspolitieke beleid – een van de basisprincipes van de GATT — te versterken. In
het kader van deze reviews zal elke
verdragspartij regelmatig rapporteren over haar handelspolitieke beleid. Dit rapport vormt, te zamen
met een ander rapport dat wordt gemaakt door het GATT-secretariaat,
de basis voor een discussie in de
GATT-Raad over het handelspolitieke beleid van de desbetreffende verdragspartij. Het betreft hier in wezen
een vorm van ‘peer review’.
Tot nog toe zijn beoordelingen van
het handelspolitieke beleid van onder andere Japan, de VS, Australie,
Marokko en Hong Kong voorafgegaan aan die van de EG. In april
1991 was de EG aan de beurt, samen
met Indonesie en Hongarije. Het rapport van het secretariaat over de EG
bestaat uit zes delen: een korte beschrijving van enkele economische
feiten betreffende de EG, de doelstellingen en het kader van het handelspolitieke beleid, de handelsaspecten
van monetaire en financiele ontwikkelingen, het handelsbeleid en de
handelspraktijken naar maatregelen,
het handelsbeleid naar sectoren, en
de handelsgeschillen . Het geheel
wordt voorafgegaan door een becommentarierende samenvatting.

Enige cijfers
Het aandeel van de EG-12 (zonder
intrahandel) in de wereldgoederenexport bedroeg in 1989 ongeveer 20
procent, iets minder dan dezelfde
landen eind jaren vijftig vertegenwoordigden. De belangrijkste handelspartner van de Gemeenschap is
de VS, met een aandeel van ongeveer 19 procent. Japans aandeel in

de import bedraagt ruim 10 procent
en in de export 5 procent. De EFTAlanden namen ongeveer een kwart
van de import en een derde van de
export voor hun rekening. Het aandeel van de ontwikkelingslanden in
de EG-handel daalde van ongeveer
45 procent begin jaren tachtig naar
ruim 30 procent eind jaren tachtig,
voornamelijk vanwege de dalende
olieprijs en het teruglopen van de
handel met schuldenlanden.
De openheid van de diverse EG-economieen voor derde landen, gemeten als de verhouding tussen export
plus import (ten opzichte van derde
landen) en het bruto nationaal produkt, loopt behoorlijk uiteen. Aan
de ene kant bevinden zich Spanje
(15%), Frankrijk (16%) en Italic
(16%). Aan de andere kant treffen
we de BLEU (42%) en Nederland
(34%). Ook de specialisatiepatronen
verschillen nogal tussen de lidstaten.
Voor Belgie (15%), Duitsland (17%)
en Spanje (18%) was in 1988 de sector automobielprodukten nummer
een op de exportlijst (inclusief de intrahandel). Voor Denemarken (28%),
Frankrijk (16%), Griekenland (25%),
lerland (25%) en Nederland (20%)
waren dit voedselprodukten. Voor
Engeland was dit chemie (14%).
Voor Portugal vertegenwoordigde de
sector kleding alleen al meer dan 20
procent van de goederenexport in
1988. Ook de invoerkant vertoont
grote verschillen.
Het moge duidelijk zijn dat het handelspolitieke beleid van de EG, dat
van groot belang is voor het wereldhandelssysteem, wordt bepaald op
basis van tamelijk uiteenlopende belangen van lidstaten.

Handelsverstoringen
Handelspolitiek is in de GATT-rapportage ruim opgevat. Dit houdt in
dat alle vormen van beleid met repercussies voor de handel de revue
passeren. Hoewel er op zich geen
nieuwe zaken naar voren komen, levert de op een rij gezette informatie
toch geen opwekkend beeld. Daar
het niet doenlijk is alle in de rapporten verschafte informatie in kort bestek weer te geven, worden hier
slechts enkele van de meest saillante
punten uit de samenvatting van het
rapport van het GATT-secretariaat
naar voren gehaald.

1. GATT, Trade policy review mechanism:
European Communities, report by the Secretariat, C/RM/S/10A en 10B, 18 maart
1991.

DEZEWEEK

Gesteld wordt dat de aanvankelijke
zorgen met betrekking tot de vorming van een Fort Europa, als gevolg van de voltooiing van de inter-

nog niet is opgelost. Hierbij kan ge-

gen dat zij gericht is tegen specifieke

dacht worden aan auto’s, maar ook
aan elektronica. In dit verband is het
bepaald niet geruststellend dat in
het rapport ook wordt gezegd dat

handelspartners. Deze selectieve benadering heeft zich ook buiten de
textiel en kleding sterk verbreid. De
sector schoeisel is daar een goed

sectorspecifieke belangen een groot

voorbeeld van.

gewicht krijgen in handelspolitieke
issues, vanwege de wijze van besluitvorming in de EG. Het duidelijkste

De EG behoort voorts tot de meest
intensieve gebruikers van anti-dumpingmaatregelen. Het zeer frequente

dan ietwat paradoxaal om te zien
hoeveel moeite de EG, maar zij niet
alleen, zelf heeft met het toepassen
van een liberate handelspolitiek, zie
ook haar opereren in de Uruguayronde. Er zou uit dien hoofde ook
wat meer begrip kunnen worden opgebracht voor de problemen die ontwikkelingslanden hebben met het
omschakelen naar een op de wereldmarkt georienteerd beleid, en, daarmee corresponderend, wat meer
tegemoetkomendheid in handelspolitiek opzicht.
Het ‘trade policy review’-mechanisme lijkt een nuttige toevoeging aan
het functioneren van de GATT. Maar

voorbeeld in dit opzicht is landbouw.

gebruik van door exporteurs gege-

het is vooralsnog onduidelijk in wel-

De GATT constateert een tegenstelling tussen het streven naar unifor-

ven minimumprijsgaranties, als ‘op-

Overigens worden er ook positieve
elementen in het rapport naar voren
gebracht, zoals de stimulans die uit-

ke mate er ook consequenties uit
voortvloeien voor het handelspolitieke gedrag van landen. Dit laatste
wordt in hoofdsteden bepaald. Het
zou daarom goed zijn als dit soort
rapportage ook uitvoerig in hoofdsteden aan de orde zou worden gesteld, in het bijzonder waar de rapportage het eigen handelspolitieke
beleid betreft. Een element dat hier-

gaat van het interne-marktprogram-

bij nog meer de nadruk zou moeten

ma. Ook is de EG niet de enige die

krijgen, is dat van de kosten van dit
soort van beleid. Om dit in beeld te
brengen zou een ‘protection balance
sheet’, als voorgesteld in het Leutwiler rapport , aan de rapportage kunnen worden toegevoegd.

ne markt, tot nog toe niet

bewaarheid zijn geworden. Tegelijkertijd echter wordt aangegeven dat
een aantal controversiele problemen

mering van de concurrentievoor-

waarden binnen de EG, en de trend
naar diversifiering van de voorwaarden voor markttoegang voor derde
landen. Er wordt gesproken over
een complexe hierarchic van preferentiele arrangementen . Deze preferentiele arrangementen hebben ieder weer hun eigen kenmerken,
voorwaarden en beperkingen. Dit
draagt bepaald niet bij tot transparantie van markten en regelgeving.
Het landbouwbeleid van de Gemeenschap – door The Economist op basis
van de Engelse afkorting (CAP) wel
eens aangeduid als ‘Crazy Agricultu-

ral Policy’ – krijgt natuurlijk nogal
wat aandacht. De restrictiviteit van

het landbouwbeleid wordt geadstrueerd met het feit dat produktcategoriee’n die onderhevig zijn aan variabele heffingen, in 1988 te zamen

slechts 12 procent van de totale invoer van voedsel van buiten de EG
vertegenwoordigden. Hoge prijzen
hebben de landbouwproduktie gestimuleerd. Voor vices, melk, graan,
olijfolie, suiker en groente worden
zelfvoorzieningsgraden genoemd
tussen 100 en 129 procent. Gerefereerd wordt aan een recente OESOschatting van de kosten van het landbouwbeleid, volgens welke in 1989
een transfer optrad van 89 miljard
ecu van consumenten en belastingbetalers naar de boeren. Exportsubsidies voor landbouwprodukten be-

een of andere vorm van volumebe-

perking (Multivezel Akkoord of vrijwillige exportbeperking). Deze arrangementen zijn in het bijzonder
tegen ontwikkelingslanden gericht.
Het Multivezel Akkoord is een typische uiting van een discriminatoire

handelspolitieke aanpak, dat wil zeg-

lossing’ voor anti-dumpinggeschillen, maakt dit ook tot een dure vorm

van handelspolitiek. In wezen wordt
anti-dumpingoptreden als een, ogenschijnlijk respectabeler, alternatief
voor selectieve vrijwaring gebruikt.

ruim gebruik maakt van bovenge-

noemde en andere handelspraktijken. Maar als het grootste handelsblok ter wereld, iets waar de
Gemeenschap zich met regelmaat
op beroemt, heeft zij ook een grote
verantwoordelijkheid. Meer consistentie tussen de woorden en de daden van de EG zou welkom zijn.

Slotopmerkingen
Aan de ene kant is de Gemeenschap, in het kader van het internemarktprogramma, zeer kien op het
bevorderen van concurrentie als motor van de economische groei. Subsidiepraktijken van lidstaten worden

waarvan 6 miljard voor graan, vices
en melkprodukten. Het merendeel
van de conflicten die de EG met handelspartners heeft gehad, welke tot

de Uruguay-ronde worden ze, ook

geschillenbeslechting hebben ge-

door de EG, bij elk onderwerp aangesproken op het doen van concessies, hetzij wat betreft markttoegang,
hetzij wat betreft het toepassen van
handelspolitieke discipline3. Het is

leid, heeft betrekking op landbouwprodukten.

Wat betreft de invoer van textielprodukten valt zeventig procent onder

ESB 29-5-1991

De auteur is werkzaam bij het Ministerie
van Buitenlandse Zaken, Directoraat-Generaal Internationale Samenwerking. Dit
artikel is geschreven op persoonlijke ti-

tel.

aan de kaak gesteld. Kartelpraktijken van ondernemingen worden
aangepakt. Maar deze lijn wordt niet
doorgetrokken naar de handelspolitiek. Er is dus een merkwaardige tegenstelling tussen het op concurrentiebevordering gebaseerde karakter
van de voltooiing van de interne
markt en het uit dit oogpunt op zijn
minst ambivalente karakter van de
handelspolitiek van de EG.
Ontwikkelingslanden worden aangemoedigd, om het zacht uit te drukken, om hun markten te openen. In

droegen in 1989 8,2 miljard ecu,

Ad Koekkoek

2. Een interessante beschouwing over de
voorkeur van zowel ontwikkelingslanden
als de EG voor preferentiele behandeling
wordt gegeven door Martin Wolf, An unholy alliance: the European Community
and developing countries in the international trading system, in L.B.M. Mennes
en J. Kol (red.), European trade policies
and the developing world, Groom Helm,
1988, biz. 31-57.
3. Zie voor voorbeelden A. Koekkoek, Developing countries and the Uruguay
Round: some aspects, dissertatie, Erasmus
Universiteit Rotterdam, oktober 1989.
4. GATT, Trade policies for a betterfuture: proposals for action, 1985.

Auteur