Grecon-voorspellingen
voor 1983
DRS. W. VOORHOEVE – DRS. V. J. DE JONG – DR. R. H. KETELLAPPER,
PROF. DR. M. A. KOOYMAN – DRS. A. G. M. STEERNEMAN*
Traditiegetrouw worden in ESB de jaarlijkse Grecon-voorspellingen gepubliceerd voor een
aantal belangrijke macro-economische grootheden van Nederland. Het beeld dat door de
voorspellingen voor 1983 wordt opgeroepen is verre van rooskleurig, niettemin is de prognose
minder somber dan die van het Centraal Planbureau uit de Macro-Economische Verkenning
1983. Evenals in 1982 worden voorspellingen op sectorniveau gegeven voor de
werkgelegenheid en de consumptieve bestedingen. Voorts worden de in vorige jaren
gepubliceerde voorspellingen voor 1981 en 1982 vergeleken met de thans bekende voorlopige
realisaties. Ten slotte wordt ingegaan op de vraag in hoeverre het Grecon-model in het verleden
in staat is geweest bevredigende voorspellingen te berekenen. Met name de latere versies van
het Grecon-model blijken redelijk in staat de Nederlandse economic te voorspellen. Een
vergelijking van Grecon- en CPB-prognoses valt niet in het voordeel van een van beide uit.
Inleiding
De voorspellingen voor 1983
Uitgangspunt voor de berekening van de Grecon-voorspellingen is het model 83-B. Dit model bevat 9 gedragsvergelijkingen
en 23 definitievergelijkingen. Het aantal gepredetermineerde variabelen bedraagt 21. Voor een beschrijving van de specificatie
van het model 1) alsmede van het gebruikte cijfermateriaal verwijzen wij naar een binnenkort te verschijnen rapport, dat op
aanvraag bij een der auteurs te verkrijgen zal zijn.
De voorspellingen voor 1983 tonen een verdere achteruitgang
van de Nederlandse economic. Dit blijkt onder meer uit de binnenlandse bestedingen, de afzet van bedrijven en de werkgelegenheid in de particuliere sector. De daling van het beschikbaar
inkomen van gezinnen kan beperkt blijven doordat de binnenlandse inflatie aanzienlijk lager zal uitvallen dan in het recente
verleden het geval is geweest. Over het algemeen echter verwachten wij dat de economische teruggang minder sterk zal zijn dan
in 1981 en 1982.
Met een zogenaamd partieel gedesaggregeerd model, afgeleid
van het model 83-B, worden eveneens voorspellingen berekend
voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid in vijf produktiesectoren, alsmede voor drie categorieen van de consumptieve bestedingen. Het blijkt dat vooral de Industrie en de bouw te maken
krijgen met een verdere uitstoot van arbeidsplaatsen.
Ook nu gaan we in op de kwaliteit van de door ons in ESB gepubliceerde voorspellingen voor de afgelopen twee jaren. Voor
1981 en 1982 zijn voorlopige realisaties beschikbaar, welke met
onze voorspellingen en die van het CPB worden vergeleken. Het
blijkt dat zowel het CPB als Grecon moeite hebben gehad de vergaande teruggang van de economic in 1981 te voorspellen. Voor
1982 liggen de prognoses en realisaties dicht bij elkaar.
Nu wij reeds een aantal jaren voorspellingen hebben gepubliceerd, zijn we tevens in staat onze voorspellingen met definitieve
realisaties te vergelijken. Hiertoe hebben wij voor een aaneengesloten periode van vijf jaren de gerealiseerde waarden geconfronteerd met de destijds gepubliceerde voorspellingen. Tevens hebben wij met zes verschillende versies van het Grecon-model opnieuw voorspellingen berekend voor deze periode. Het resultaat
is bemoedigend, vooral wat betreft de latere versies van het Grecon-model. Op grond van een vergelijking van CPB- en Greconvoorspellingen voor deze zelfde periode is het niet mogelijk een
van beide als systematisch beter te kwalificeren.
De aan de voorspellingen voor 1983 ten grondslag liggende raming van de exogene variabelen berust, ter wille van de vergelijkbaarheid, zoveel mogelijk op CPB-gegevens 2). In label 1
staan de voornaamste veronderstellingen vermeld.
246
Tabel I. Veronderstellingen ten aanzien van de belangrijkste
gepredetermineerde variabelen
Variabele a)
Voorlopig cijfer voor
1982
Veronderstelling voor
1983
Procentuele mutaties t.o.v. vorig jaar
Reele uitvoer van goederen (b) . . . . . . . . . .
— b)
2
Reele afzet van goederen (v’) . . . . . . . . . . . .
– 2
Werkgelegenheid in bedrijven (a) . . . . . . . .
– 2.74
0,5
1
— b)
— b)
Reele materiele overheidsbestedingen (xex)
— bl
_ 4
— b|
2.5
Absolute mutaties t.o.v. vorig jaar
Premie- en belastingdruk als percentage
van het beschikbaar inkomen (pb&) . . . .
-b)
2.4
Uitkeringen aan gezinnen als percentage
van het beschikbaar inkomen (uonX) ….
— bl
1
a) Tussen haakjes staan de in het Grecon-model gebruikte symbolen vermeld.
b) Wordt niet gebruikt bij de voorspelling voor 1983.
* De auteurs zijn verbonden aan het Econometrisch Instituut van de
Rijksuniversiteit Groningen.
1) De verschillen in specificatie ten opzichte van het model 82-B zijn de
volgende:
a. in de consumptieprijsvergelijking zijn de primaire liquiditeiten vervangen door de totale liquiditeiten, een half jaar vertraagd;
b. in de loonvoetvergelijking heeft een verfijning plaatsgevonden in de
modellering van het afwentelingsmechanisme van belastingen en sociale
premies.
2) Zie CPB, Macro-Economische Verkenning 1983; eveneens is gebruik
gemaakt van de bijgestelde prognoses, gepubliceerd in Het financieele
Dagblad van 4 januari 1983.
De prognoses, aangevuld met de voorspellingen van het CPB
wldeMacro-Economische Verkenning 1983(MEV 1983). staan
vermeld in label 2. Tevens zijn hierin opgenomen de standaard-
vooral de sectoren industrie en bouw verder zullen inkrimpen. In
de industrie zullen erica 23.000 plaatsen verloren gaan; de werkgelegenheid in de bouw zal met 12.000 arbeidsjaren teruglopen.
deviaties van de voorspelfouten.
Tabel 3. Sectorvoorspellingen voor de werkgelegenheid voor
1983
Tabel 2. De voorspellingen voor 1983
Grecon
Standaarddeviatie
van de voorspelfout
– 0.9
1.5
Consumplieprijs (p c ) . . . . . . . . . . . . . . .
2.2
2.0
4.5
Reele investeringen (excl, woningcn)(l m )
– 0.9
7.1
2
1.3
I.I
2.5
Reele invoer van goederen {rn) . . . . . .
1.5
2.4
2
Reele afzet van bedrijven (V ‘) . . . . . . .
– 0.3
0.9
0.76
Procentuele mutaties
0
Variabele
CPB
(MEV 1983) bl
Sector
t.o.v. vorig jaar
Industrie (incl. delfstotTen winning en reparatie bedrijven) . . . . . . . . . . . . .
Reele consumptie (C) . . . . . . . . . . . . . . . .
Exportprijs (Pb) . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Werkgelegenheid (excl. ovcrhcid) (a) .
– 1.14
Loonvoet (1) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4.5
Handel, hotel- en restaurantwezen (excl. reparatie bedrijven) . . . . . . . . . .
– 1.0
Overige diensten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
0.8
Rest (landbouw en visserij. transport-, opslag- en com muni cat icbedrijven, en openbare nulsbedrijven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
0.4
– 1.6
Macro werkgelegenheid met particei gedesaggregeerd model . . . . . . . . . . .
– 1.1
4.5
Macro werkgelegenheid met Grecon 83-B . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
– I.I
1.4
3absolute
– 2.4
– 3
mutaties t.o.v. I9t
Aantal werklozen
(in arbeidsjaren x 1.000) . . . . . . . . . . . .
t 105
— a)
+ ISO
Saldo betalingsbalans (in mrd. gld.) . .
1.3
— a)
+
Inkomenssaldo overheid als percentage van de afzet van goederen (ISO’)
0.3
0.19
5
-C)
a) Niet beschikbaar omdat het hier geen modelvoorspelling betreft.
b) In januari zijn bijgestelde prognoses gepubliceerd in Hel tiiKiniieck1 Duxhlad (4 tanua
Een volledige herziene MEV is echter niet beschikbaar.
c) Niet beschikbaar.
De gedesaggregeerde voorspellingen voor de consumptieve bestedingen worden gegeven in label 4. De verschillen in de beschouwde categorieen zijn niet erg groot. Slechts de consumptie
van levens- en genotmiddelen zal zich anders ontwikkelen dan
de overige categorieen.
Tabel 4. Gedesaggregeerde voorspellingen voor de consumptie
van gezinshuishoudingen voor 1983
Procentuele mu la ties
Consumptie van gezinshuishoudingen
De economische teruggang van de laatste jaren zal zich ook in
1983 voortzetten. zij het dat de negatieve groei in tempo Sets zal
afnemen. De binnenlandse bestedingen zullen verder dalen: de
ree’le consumptieve bestedingen zullen bijna 1% lager uitvallen
dan in 1982 (zowel in 1981 als in 1982 heeft deze daling circa
2,6% bedragen); de daling van de ree’le investeringen van bedrijven zal eveneens circa 1% bedragen tegen een gemiddelde daling
van 8% in de twee voorafgaande jaren. Aangezien de uitvoer van
Levens- en genotmiddeien . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
– 0.5
Overige consumptiegoederen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
– 1.0
Macro consumplie m.b.v. partieel gedesaggregeerd model . . . . . . . . . . . . .
– 1.1
Macro consumptie m.b.v. Grecon 83-B . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
– 0.9
– I.I
goederen naar verwachting slechts met 0,5% zal stijgen, zal de
totale afzet van bedrijven ook dit jaar een lichte daling te zien geven. Het gevolg hiervan is een uitstoot van arbeidsplaatsen ter
grootte van 37.000 arbeidsjaren. Samen met de stijging van het
arbeidsaanbod zal dit leiden tot een toename van het aantal
werklozen met circa 105.000. Een weinigopwekkendbeeld, hoe-
wel ook hier geldt dat de daling van de werkgelegenheid minder
desastreus zal zijn dan in de jaren daarvoor: in 1981 en 1982 is
het aantal arbeidsplaatsen in totaal verminderd met 160.000 arbeidsjaren.
Naar verwachting zal de invoerprijsstijging. als gevolg van de
daling van de olieprijzen, bescheiden zijn: deze ramen wij op
1%. Het gevolg is een verlaging van het binnenlandse inflatietempo tot een niveau van ruim 2%. De daling van het ree’el beschikbaar inkomen van gezinnen blijft hierdoor beperkt tot circa
1%, ondanks de verwachte stijging van de premiedruk. De loonstijging zal 4,5% bedragen. Hierbij is verondersteld dat premieen belastingverhogingen in de lonen worden doorberekend. Bovendien is geen rekening gehouden met een eventuele inwisseling van loon voor arbeidstijdverkorting.
Over het algemeen blijkt uit tabel 2 dat de Grecon-voorspellingen optimistischer genoemd kunnen worden dan de CPBvoorspellingen. Met name geldt dit voor de consumptieve bestedingen, de inflatie en de werkgelegenheid. Een gevolg hiervan is
dat ook de toename van de werkloosheid door Grecon lager
wordt geraamd dan door het CPB.
De voorspellingen en voorlopige realisaties voor 1982
Tabel 5 toont de confrontatie van de voorspellingen, zoals
deze vorig jaar in ESB werden gepubliceerd, met de voorlopige
realisaties, die verkregen zijn uit de CBS-publikatie Het jaar
1982 in cijfers. Tevens zijn de CPB-prognoses voor 1982 — uit
de bijstelling van de Macro-Economische Verkenning van december 1981 — vermeld.
Er zij met nadruk op gewezen dat een vergelijking van exante
voorspellingen met voorlopige realisaties uiterst voorzichtig
ge’mterpreteerd dient te worden.
Tabel 5. De voorspellingen en voorlopige realisaties voor 1982
Variabele
Voorlopige
realisatie
Grecon
voorspelling
CPB-voorspelling
(herziening MEV 1982)
Procentuele mutaties t.o.v. vorig jaar
Reele consumplie (C) . . . . . . . . . . . . . . . .
– 2.7
– 1,2
– 1.5
Consumptieprijs (p c ) . . . . . . . . . . . . . . .
5.6
6,1
5 a 5.5
Reele investeringen (excl. woningen)(i m )
– 3.0
-0,6
0
Exportprijs (Pfc) . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4.6
3,7
6
Reele invoer van goederen (rn) . . . . . .
0
2,6
2
Reele afzet van bedrijyen (v’) . . . . . . .
– 2.0
0,5
1
Loonvoet (|) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5
5,9
6.5
– 1,36
– 0.87
Werkgelegenheid (excl. overheid) (a) .
– 2.74
Aantal werklozen (x 1 .000) . . . . . . . . .
+ 155
t 110
+ 95
Saldo betalingsbalans a) (in mrd. gld.)
+
+
+ 8
Absolute mutaties t.o.v. het vorig jaar
Sectorvoorspellingen voor 1983
Naast de macro-economische voorspellingen presenteren wij
ook dit jaar prognoses op sectorniveau. Hieraan ligt een partieel
gedesaggregeerd Grecon-model ten grondslag. De hiermee berekende Sectorvoorspellingen zijn consistent met de macro-economische voorspellingen 3).
Tabel 3 bevat de voorspellingen voor de werkgelegenheid, uitgesplitst naar vijf sectoren. Hieruit kan worden afgelezen dat
ESB 16-3-1983
4.2
2
a) Bij de presentatie van de voorspelling voor 1982 zijn voor deze variabele abusievelijk de niveaus
i.p.v. de mutatie daarin vermeld.
3) Zie: V. J. de Jong, Desaggregation towards production-sectors, part II,
a partially desaggregated model, Rijksuniversiteit Groningen, Econometrisch Instituut, 73 (SE-8003).
247
U kunt uit label 5 aflezen dat de al niet rooskleurige voorspel-
keling in de afzet van bedrijven en in de werkgelegenheid blijkt
ling nog te optimistisch is geweest. Met name de zeer hoge uit-
ongunstiger te zijn verlopen dan was voorspeld. Het gevolg is een
onderschatting van de toename van de werkloosheid. Ook de
CPB-voorspellingen zijn te optimistisch geweest.
Ex post blijken de Grecon-voorspellingen voor de goederenin-
stoot van arbeid is door ons, evenals door het CPB, onderschat.
De afgelopen twee jaren vindt de stijging van de werkloosheid
niet langer zijn voornaamste oorzaak in het extra aanbod van arbeid, maar wordt thans voor ruwweg de helft bepaald door liqui-
voer en de werkgelegenheid dichter in de buurt van de realisaties
datie van arbeidsplaatsen. Ter illustratie: in 1979 en 1980 steeg
te komen; de afzet van bedrijven wordt zelfs aanzienlijk beter
het aantal arbeidsplaatsen nog met 51.000 respectievelijk
14.000 arbeidsjaren; de werkloosheid bleef niettemin nagenoeg
gelijk in 1979 en steeg in 1980 met 38.000 arbeidsjaren.
Ook de volumina van particuliere consumptie, investeringen
en totale afzet van goederen zijn enigszins te hoog voorspeld. De
voorspelfouten in deze drie grootheden kunnen echter goeddeels
voorspeld. Voor de overige grootheden blijkt 1981 een te moeilijk jaar om te voorspellen. Zo wordt voor de consumptieve bestedingen zelfs een stijging van 1% voorspeld, waar de realisatie
uitkomt op een daling van 2,6%.
Zoals verderop in dit artikel zal blijken is 1981 een jaar dat op
geen enkele wijze te vergelijken is met de overige jaren op basis
waarvan het model 81 -A is gespecificeerd en geschat. We moeten
daarom constateren dat de teleurstellende voorspellingen voor
dit jaar niet alleen dienen te worden toegeschreven aan een onjuiste raming der gepredetermineerde variabelen, doch dat tevens de modelspecificatie hieraan debet is.
worden verklaard uit de te hoge verwachting die wij omtrent de
export hadden; de export was (exogeen) geraamd op 4% maar de
realisatie bedraagt -0,3%. De bewegingen in de lonen en prijzen,
ten slotte, zijn redelijk voorspeld.
Samenvattend menen we te kunnen stellen dat het model Grecon 82-B de tendenties in de economie op bevredigende wijze
heeft voorspeld.
Vijf jaar Grecon-voorspellingen
Voorspellingen voor 1981 ex ante en ex post
In tabel 6 worden de CPB- en Grecon-voorspellingen weerge-
geven die destijds voor 1981 zijn gepubliceerd. Tevens worden
hierin vermeld de ex post Grecon-voorspellingen, de voorspellingen die met hetzelfde model zijn berekend doch waarbij voor
de gepredetermineerde variabelen de gerealiseerde waarden zijn
ingevuld.
In dit tijdschrift zijn vanaf 1977 jaarlijks door de Grecongroep voorspellingen gepubliceerd van een aantal belangrijke
Nederlandse macro-economische grootheden 4). Met de publi-
katie van de Nationale Rekeningen 1981 zijn derhalve voor vijf
voorspelde jaren tevens de realisaties beschikbaar (voor 1980 en
1981 zijn dit voorlopige realisaties). Het is daarom thans mogelijk voor vijf achtereenvolgende jaren de gerealiseerde waarden te
vergelijken met de voorspellingen.
Voor het Grecon-model stellen wij ons de volgende vragen:
Tabel 6.
I’oorspellingen en verondemtellingen voor 1981,
ex ante en ex post
Voorspelling
exame
Variabclc
CPB
MEV 1981
CPB
KUHI.IIl I98la)
Veronderstellingen
Invoerprijs (p m ) . . . . . . .
expos!
Grecon b)
Roalisatie
— C)
0
16.06
15
_ c)
16.06
Reele investeringen in wo-
ningen (i w ) . . . . . . . . . . . .
– 2.5
Reele uitvoer van goederen (b) . . . . . . . . . . . . . .
– 12.2
– 12.2
0.37
0.37
–
1
–
1
0.5
1.0
5.5
4.5
3.8
5.9
Res ul tat en
Voor de beantwoording van de eerste twee vragen hebben wij
voor de jaren 1977—1981 een aantal variabelen opnieuw voorspeld. Voordat wij hiervan de resultaten weergeven, volgt een
korte uiteenzetting over de berekeningswijze hiervan, de grootheden die hierbij zijn beschouwd en de wijze waarop de verschillende voorspellingen met elkaar worden vergeleken.
Uitgangspunten
Reele eonsumplie (C) . . . .
0
Consumptieprijs (p c ) . . .
6.5
–
2.6
Reele invesicringen c\cl.
woningen (i m ) . . . . . . . . .
– 4
– 6.5
– 28.9
– 12.1
Uitvoerprijs(p b ) . . . . . . .
9
— c)
11.8
12.6
15.9
Invesleringsprijs (pj) . . . .
6.5
— e)
8.6
8.4
6.4
Reele invoer van goederen (m) . . . . . . . . . . . . . . .
0.5
Reele afzet van bedrijven (v’t . . . . . . . . . . . . . . .
OaO.5
Werkgelegenheid,
excl. overheid (a) . . . . . . .
Loonvoel (1) . . . . . . . . . . .
_ 2
–
5.5
I.I
– 10.6
–
7.2
– 0.5 a 1
0.5
–
2.5
–
2.1
– 0.5
– 1 a -0.5
– 0.11
–
0.73
–
1.94
8
5.5 a 6
3.7
–
2.8
3.9
Absolute mutalie t.o.v. 1980
Toename aantal werklozen (x 1.000) . . . . . . . . . . .
keur uitspreken voor de Grecon- dan wel CPB-voorspellin-
Grecon
Procemuele mutaties t.o.v. 1980
8.5
a. wat is de invloed geweest van een onjuiste raming van de gepredetermineerde variabelen? 5);
b. hebben de jaarlijkse specificatieveranderingen van het Grecon-model tot een grotere voorspelkracht geleid?;
c. kan men op grond van de ex ante voorspellingen een voor-
40
85
60
80
Voor ons experiment hebben wij gebruik gemaakt van de volgende zes specificaties van het Grecon-model: 77-B, 78-A, 79D, 80-C, 81-A en 82-B. De volgende variabelen zijn hierbij betrokken: de reele consumptie (c), de consumptieprijs (pc), de reele invoer van goederen (m), de reele afzet van bedrijven(v’), de
werkgelegenheid exclusief overheid (a) en de loonvoet (1). Variabelen waarvan de defmitie gedurende de beschouwde periode is
veranderd zijn buiten beschouwing gebleven.
Met betrekking tot de ex post voorspellingen dient te worden
opgemerkt dat deze zijn berekend door niet alleen voor de gepredetermineerde variabelen de gerealiseerde waarden in te vullen:
tevens zijn de coefficienten van het beschouwde model herschat
op basis van het beschikbare cijfermateriaal 6).
147
a) Gepubliceerd in Hi’I linanck’i’h’ Dagblad van 26 januari 1981.
b) Incl. loonmaalregel.
c) Nict vcrmcld.
De raming van de reele investeringen in woningen is duidelijk
te optimistisch geweest; dit geldt zowel voor het CPB als voor
Grecon. Ten aanzien van de exportontwikkeling is Grecon, en
aanvankelijk ook het CPB, eveneens te optimistisch geweest.
Ramingsfouten in de vertraagde endogene variabelen zijn aanzienlijk gebleken.
De te optimistische Veronderstellingen hebben geleid tot te op-
timistische ex ante voorspellingen.. Met name geldt dit voor de
consumptieve bestedingen en de investeringen. Ook de ontwik248
4) ESB. 30 maart 1977, biz. 309-311; ESB. 5 april 1978, biz. 325-327;
ESB, 14 maart 1979. biz. 352-356; ESB, 12 maart 1980. biz. 306-311;
ESB, 18 maart 1981, biz. 256-259; ESB. 3 maart 1982, biz. 220-223.
5) In ons £SB-artikel van 1980 zijn wij ingegaan op de oorzaken van
voorspelfouten. Deze bleken voornamelijk het gevolg te zijn van onjuiste
raming van de waarden van de gepredetermineerde variabelen alsmede
van onjuiste of onvolledige modelspecificatie.
6) De hier gegeven ex post voorspellingen zijn als volgt berekend; de beschouwde modelspecificatie is herschat op basis van cijfers uit de jaren
1952 t/m het jaar voorafgaand aan het te voorspellen jaar. Wellicht ten
overvloede wijzen wij erop dat het hier inderdaad voorspellingen betreft
in die zin dat het voorspelde jaar voorbij de schattingsperiode ligt, ook in
het geval dat de modelspecificatie zou verwijzen naar een toekomstig jaar.
De vergelijking van verschillende voorspellingsuitkomsten
met realisaties vindt plaats met behulp van de ongelijkheidscoefficient van Theil. Hoe dichter de waarde hiervan bij 0 ligt, des
te beter is de voorspelling; wordt zij groter dan 1, dan zou een
nai’eve voorspelling (geen verandering) beter zijn geweest. Een
nadeel van de ongelijkheidscoefficient is dat een enkele grote
voorspelfout een relatief grote invloed heeft op de getalswaarde
van deze coefficient.
Tabel 8. Ongelijkheidscoejjicienten berekend over de beschouw-
de zes variabelen voor 1977-1981, ex ante en ex post a)
197;
Jaar
1979
1978
1981
1980
0,672
0.276
a) Voor het berekenen van de ex post voorspellingen is steeds gcbruik gemaakt van de modelspecifi-
catie die tevens voor de e\ ante voorspellingen is gehanteerd.
De beschouwde periode
De jaren 1977-1981 wijken op een aantal punten af van de
schattingsperiode. In 1976 leek het erop alsof de gevolgen van de
oliecrisis enigszins waren overwonnen. De uitvoer van goederen,
in 1975 nog gedaald met bijna 5%, steeg in 1976 met bijna 12%
tegenover een gemiddelde stijging van ruim 9% in de periode
1952-1975. Dit had tot gevolg dat ook de afzet en de invoer van
goederen zich op hun oorspronkelijke niveau leken te hebben
hersteld: in 1976 steeg de eerste, evenals in de periode
1952-1975, met 6%; de tweede grootheid steeg met bijna 9%,
hetgeen boven de gemiddelde jaarlijkse stijging in 1952-1975
lag. Deze opleving bleek eenmalig: in 1977 daalde de uitvoer
met ruim 2%; de afzet steeg nog slechts met ruim 3% en de invoer met circa 2,5%. Het jaar 1977 kan dan ook worden gezien
als het jaar waarin de huidige economische crisis is ingezet, hetgeen in tabel 7 duidelijk wordt gemaakt.
Tabel 7. Gemiddelde jaarlijkse procentuele stijging van de beschouwde zes variabelen alsmede voor de exportontwikkeling
voor de perioden 1952-1976 en 1977-1981
Periode
Variable
Ex ante en ex post voorspellingen voor de modelspecificaties 77B t/m 82-B
Jaarlijks wordt het Grecon-model op basis van nieuw uitgekomen cijfermateriaal herschat en wordt de specificatie aangepast.
Wij zullen thans laten zien wat het effect hiervan is geweest op
de kwaliteit van de voorspellingen.
Ex post voorspellingen zijn berekend met alle specificaties van
het Grecon-model die ten tijde van dit experiment voorhanden
waren. De ongelijkheidscoefficienten die hiervoor zijn berekend
staan vermeld in tabel 9 en 10. Eerstgenoemde tabel bevat de uitkomsten per jaar voor alle beschouwde variabelen te zamen; in
tabel 10 staan de uitkomsten per variabele voor de vijf jaren samen, alsmede voor het totaal.
Tabel 9. Ongelijkheidscoefficienten van de onderzochte variabelen voor 1977-1981 bij verschillende modelspecificaties
Herkomst voorspellingen
Jaar
ex ante
1977-1 98 l.waarvan:
1952-1976
1977-1979
1980-1981
ex post, volgens modelspecificatie
77-B
gehele periode
78-A
80-C
79-D
81-A
82-B
0,378
0,408
0.314
0.537
0,260
0.227
0.276
0.278
0.353
0.433
0.731
0.673
0.373
0.241
0.196
0,980
0.877
0.699
0,672
0.380
1977 . . . . . . . .
0.374
1.471
0.799
0,248
1978 . . . . . . . .
0.390
0.475
0.412
0.451
1979 . . . . . . . .
0.545
0.338
0.247
1980……..
0.432
0.522
1981 . . . . . . . .
0.953
1.063
Reele consumptie (c) . . . . . . . . . . . . . .
5.0
3.9
– 1.5
1.7
Consumptieprijs (pc) . . . . . . . . . . . . . . .
4.5
5.0
6.5
5.6
Reele invoer van goederen (m). . . . . . .
8.4
5.0
– 3.9
1.4
Reele afzet van bedrijven (v’t . . . . . . . .
6.2
3.8
– 1.2
1.8
Werkgelegenheid (excl. overheid) (a)
1.28
0.91
– 0.77
0.24
Loonvoet (1). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
9.9
7.2
5.0
6.3
Tabel 10. Ongelijkheidscoefficienten
Reele invoer van goederen (b) . . . . . .
9.4
3.5
1.0
2.5
voor de zes variabelen en voor het totaal bij verschillende modelspecificaties
De jaarlijkse procentuele stijging van de consumptieve uitgaven, de invoer van goederen, de afzet van bedrijven, de werkge-
legenheid en de uitvoer van goederen is in de periode 1977-1979
een stuk lager dan in de daarvoor liggende jaren. In de jaren 1980
en 1981 treedt voor deze variabelen (m.u.v. de uitvoer) zelfs een
daling op. Voor de gehele periode 1977-1981 is dientengevolge
de jaarlijkse stijging teruggevallen tot ver beneden het niveau in
van de onderzochte jaren
Herkomst voorspelfingen
Variabele
ex ante
ex post, volgens modelspeciticatie
77-B
78-A
79-D
80-C
81-A
82-B
c ………..
0.578
1.022
0.807
0.882
0.514
0.617
0,310
pc . . . . . . . . . .
0.239
0.504
0.434
0.500
0.410
0,316
0,279
m ……….
0.819
0.622
0.564
0.528
0.614
0.437
0,487
V’ . . . . . . . . . .
0.540
1,045
0.654
0.393
0.136
0.122
0.156
a ………..
1 ………..
0.766
1.208
0,908
0.664
0.651
0.555
0,415
0.282
0.670
0.652
0.275
0.335
0.222
0.124
Ex ante en ex post voorspellingen bij ongen’ijzigde modelspecificatie
Totaal . . . . . .
0.580
0.884
0.688
0.559
0.477
0.417
0.322
Ten einde na te gaan in hoeverre volledige kennis van de waarden van de exogene variabelen bijdraagt tot een betere voorspelkracht zijn voor de jaren 1977 t/m 1981 ex post voorspellingen
berekend. Tabel 8 geeft de waarden van de ongelijkheidscoefficienten weer.
Voor het jaar 1977 blijken de ex ante voorspellingen aanzienlijk beter te zijn dan de ex post voorspellingen (berekend met model 77-B). Voor 1978 blijken alleen de ex ante voorspellingen
vairabele (tabel 10) wijzen in de meeste gevallen op slechtere
voorspellingen ex post dan ex ante wanneer de modelspecificaties 77-B en (in mindere mate) 78-A worden gebruikt. Voor de
overige modelspecificaties kan men over het algemeen uit de ta-
de periode 1952-1976.
Resultaten
Zowel de ongelijkheidscoefficienten per jaar (tabel 9) als per
bellen aflezen dat de berekende voorspellingen ex post beter zijn
dan ex ante.
Wat voorts opvalt is, behoudens een enkele te verwaarlozen
uitzondering, een verbetering in voorspelkracht naarmate de
voor de consumptie en voor de afzet iets beter te zijn dan de ex
modelspecificatie van recentere datum is. Het model 82-B kan
post voorspellingen (berekend met 78-A). Aangezien de overige
voorspellingen nauwelijks afwijken, is ook hier, zij het in veel
wat dit betreft worden beschouwd als het model dat de beste ex
post voorspellingen genereert.
mindere mate, ex ante beter voorspeld dan ex post (ongelijkheidscoefficienten 0,390 resp. 0,412, zie tabel 8). Voor de overige ja-
Ex ante CPB- en Grecon-voorspellingen
ren kan men uit tabel 8 aflezen dat de ex post voorspellingen be
ter zijn dan de ex ante voorspellingen.
ESB 16-3-1983
Bij de evaluatie van onze voorspellingen voor 1981 en 1982
249
zijn tevens de CPB-voorspellingen betrokken. Het ligt voor de
posl voorspellingen beter zijn dan ex ante voorspellingen. Im-
hand ook voor de hier beschouwde periode na te gaan of er een
mers, de vrijgekomen extra informatie zal via een realistische
modelspecificalie leiden lol voorspellingen die de realisalies beler benaderen. De oorzaak dal dil voor hel jaar 1977, en in veel
mindere male voor hel jaar 1978, niel hel geval is voor hel Grecon-model, moel dan ook worden gezochl in hel feil dal hel model 77-B (evenlueel 78-A) de economische bedrijvigheid nog niel
voldoende goed beschrijfl. Toch zijn uil deze eersle modellen in
de loop der jaren de recenlere versies afgeleid die in dil opzicht
wel degelijk bevredigende resullalen geven. We kunnen daarom
concluderen dal de door Grecon gekozen modelmalige beschrijving van de Nederlandse economie in hel begin weliswaar onvoldoende is geweesl, doch dal de gekozen richling de juisle was.
Niel alleen zijn de mel de modellen 79-D l/m 82-B berekende
ex posl voorspellingen beler dan de ex ante voorspellingen, over
het algemeen verbelert eveneens de voorspelkrachl naarmate de
modelspecificalie van recenlere dalum is. Dil belekenl dal de
jaarlijks aangebrachle specificalieveranderingen hebben bijgedragen lol een belere voorspelkracht van het Grecon-model.
Hel model 82-B is beler dan een van de andere modellen in
staal de grole achleruilgang van de Nederlandse economie in
1981 le voorspellen. Dil blijkl mel name uil de ongelijkheidscoefficienl (0,380, zie label 9) voorspelde waarden voor 1981.
Op grond van de confronlalie van ex anle CPB- en Greconvoorspellingen kan geen voorkeur worden uilgesproken voor een
van beide. Zowel per jaar als per variabele geven de uilkomslen
een wisselend beeld le zien.
Samenvallend slellen wij dal, gezien hel karakler van de beschouwde periode van 1977 l/m 1981, en gezien de uilkomslen
van de ex posl voorspellingen, hel Grecon-model na een aarze-
aanwijsbaar verschil in voorspelkwaliteit bestaat. Aangezien we
niet kunnen beschikken over ex post CPB-prognoses, zal slechts
een confrontatie plaatsvinden van ex ante voorspellingen.
Voor de CPB-voorspellingen die jaarlijks zijn gepubliceerd in
de MEV 7) hebben wij ongelijkheidscoefficienlen berekend. De
uitkomsten hiervan staan, aangevuld met die van de Greconvoorspellingen, vermeld in label 11 en 12.
Tabel 11. Ongelijkheidscoefficienten
de onderzochie variabelen perjaar
ex ante voorspellingen van
Jaar
1977
1978
1979
1980
CPB . . . . . . . . . . . . . . .
0.425
0.596
0.692
0.244
0.933
Grecon . . . . . . . . . . . . .
0.374
0.390
0,545
0.432
0.953
1981
Tabel 12. Ongelijkheidscoefficienten ex ante voorspellingen van
de periode 1977-1981 per variabele en voor het totaal
Variabele
CPB . . . . . . . . . . . . . .
Grecon . . . . . . . . . . . .
c
PC
m
v’
0.586
0.578
0.158
0.820
0.239
0.819
a
1
Totaal
0.447
1.004
0.307
0,625
0.540
0.766
0.282
0.580
Uit label 11 blijkt dat de Grecon-voorspellingen voor 1978 beler genoemd kunnen worden dan de CPB-prognoses. Nadere
analyse heefl uilgewezen dat di’t vooral wordt veroorzaakt door
de waarden van de consumptie, de afzel van goederen, de consumptieprijs en de werkgelegenheid. In 1980 treffen we hel omgekeerde beeld aan; hel CPB voorspell hier de volgende groolheden beler: de consumptie, de afzet van goederen en de consumplieprijs (zie label 11). Voor de overige beschouwde jaren zijn de
verschillen le klein om hieraan conclusies te ontlenen. Uil label
11 blijkl wederom dal zowel CPB als Grecon geen goede voorspellingen hebben gepubliceerd voor 1981: voor beide gevallen
ligl de ongelijkheidscoefficienl dichl in de buurt van 1.
Bekijken we de ongelijkheidscoefficienlen per viariabele dan
blijkl dal hel CPB beler in slaal is geweesl de consumplieprijs
goed le voorspellen. De werkgelegenheid is door Grecon beler
voorspeld.
lende slart een redelijk belrouwbaar voorspelmodel kan worden
genoemd. Dil blijkl levens uil de confronlalie van de ex anle
voorspellingen mel de CPB-prognoses. Bovendien achlen wij
model 82-B een waardevol uitgangspunl om door le gaan mel
hel berekenen van voorspellingen in een lijd van economische
leruggang.
W. Voorhoeve
V. J. de Jong
R. H. Ketellapper
M. A. Kooyman
A. G. M. Steerneman
Conclusies
Indien een economelrisch model een redelijke beschrijving is
van de economische bedrijvigheid, mag men verwachten dal ex
7) Voor 1980 zijn de herziene voorspellingen genomen die gepubliceerd
zijn in de Nederlandse Slaatscoitrant, januari 1980.