Grecon-voorspellingen voor 1982
DRS. V. J. DE JONG – DRS. R. H. KETELLAPPER PROF. DR. M. A. KOOYMAN – DRS. A. G. M. STEERNEMAN
DRS. W. VOORHOEVE*
Ook dit jaar presenteert de Grecon-groep voorspellingen van de Nederlandse economie.
Evenals in het afgelopen jaar zal de economie in 1982 een weinig opwekkend beeld te zien geven,
hoewel enige lichtpunten te bespeuren zijn. De Grecon-prognoses worden vergeleken met die
van het Centraal Planbureau. Beide voorspellingen vertonen ruwweg hetzelfde beeld.
Aan de Grecon-voorspellingen ligt een macro-econometrisch model ten grondslag. Voor het eerst
publiceren wij — voor de grootheden consumptie en werkgelegenheid — naast de
macro-voorspellingen tevens prognoses op sectorniveau. Deze voorspellingen worden met behulp
van een zogenaamd partieel gedesaggregeerd Grecon-model opgesteld.
Inleiding en samenvatting
De Grecon-voorspellingen voor 1982 laten zien dat de
impasse waarin onze economie het vorig jaar verkeerde, zich
dit jaar zal continueren. Met name de binnenlandse bestedingen (consumptie en investeringen) zullen verder dalen, en de
werkgelegenheid in de particuliere sector (die in 1981 met
80.000 manjaren is gedaald) wederom een sterke achteruitgang (met 50.000 manjaren) te zien zal geven. Te zamen met
een geraamde stijging van het arbeidsaanbod van 60.000 manjaren resulteert dit in een toename van de werkloosheid met
110.000 manjaren. Het inflatietempo blijft met ruim 6%gelijk
aan dat van vorigjaar. De lonen zullen dit jaar iets sterker stijgen dan in 1981; de gemiddelde loonstijging komt op 6% uit.
Door de toenemende lastendruk zal het besteedbaar inkomen
voor gezinnen met ca. 1,5% dalen. Naast deze minder opwekkende ontwikkeling op de binnenlandse markt voorzien wij
een gunstige ontwikkeling voor de export. Dank zij een stijging van de export met 4% neemt de produktie dit jaar enigszins toe ondanks de daling van de binnenlandse bestedingen.
Onze voorspellingen wijken niet noemenswaardig af van
de CPB-prognoses, zoals deze zijn gepubliceerd in de herziening van de Macro Economische Verkenning 1982 (MEV
1982). Aan onze prognoses ligt het model Grecon 82-B ten
grondslag. Dit model wijkt op een drietal punten 1) af van de
vorige versie van het Grecon-model; het specifieke karakter
van het model is ongewijzigd gebleven.
Dat het maken van economische voorspellingen nog niet
de ideale graad van perfectie heeft bereikt, toont een confrontatie aan van de voorspellingen voor het jaar 1981 met de
voorlopige realisaties. De Grecon-prognoses zijn te optimistisch geweest, met name voor de werkgelegenheid en de binnenlandse produktie. Discrepanties tussen voorspellingen en
realisaties worden voor een deel veroorzaakt doordat foutieve
vooronderstellingen gemaakt worden. Het effect van deze
bron van onnauwkeurigheid kan voor 1981 nog niet worden
vastgesteld doordat de gegevens voor dat jaar nog van een
zeer voorlopig karakter zijn. Voor 1980 zijn uit de Nationale
Rekeningen 1980 (NR 1980) betrouwbaarder cijfers voorhanden. Door nu voor 1980 opnieuw ,,voorspellingen” te berekenen, gebruik makend van de gerealiseerd« waarden voor
de gepredetermineerde variabelen (de z.g. voorspellingen
ex post) verkrijgen wij een juist inzicht in de voorspelkwaliteit
van het gehanteerde model. Over het algemeen zijn deze
voorspellingen ex post aanzienlijk beter dan de oorspronke220
lijke voorspellingen ex ante 2). Niettemin is de resterende onzekerheidsmarge nog altijd aanzienlijk te noemen.
Hoewel de nationale economie zich nu al enkele jaren in
een stagnerende fase bevindt, mag toch niet geconcludeerd
worden dat alle sectoren met problemeh te kampen hebben.
Macro-economische modellen gaan echter aan differentiatie
tussen sectoren voorbij. Nu een analyse van de verschillen
tussen de diverse sectoren in toenemende mate van belang
wordt geacht voor het voeren van een succesvol economisch
beleid, hebben wij een aanzet gemaakt tot desaggregatie van
het Grecon-model naar sectoren. Als resultaat hiervan presenteren wij nu bovendien.voorspellingen voorde consumptiegoederen alsmede voor de werkgelegenheid, opgesplitst
naar 5 produktiesectoren.
De indeling van dit artikel is als volgt. Eerst geven wij de
voorspellingen voor 1982. In de volgende paragraaf bespreken wij de confrontatie van de voorspellingen en de voorlopige realisaties voor 1981. Daarna wordt ingegaan op de
voorspellingen ex ante en ex post voor 1980. Het artikel
wordt besloten met gedesaggregeerde voorspellingen voor
consumptie en werkgelegenheid voor 1982.
* De auteurs zijn verbonden aan het Econometrisch Instituut van de
Rijksuniversiteit Groningen. Een volledig verslag van het grondmateriaal, de herschatting van het model, de vooronderstel’ingen
e.d. wordt vastgelegd in een intern rapport dat op aanvraag verkrijgbaar is bij het Econometrisch Instituut, Postbus 800, 9700 AV
Groningen.
1) Deze wijzigingen betreffen: a. introductie van de (vertraagde)
primaire liquiditeiten in de vergelijkingen voor de consumptie en
de consumptieprijs; b. het weglaten van de intercept-termen uit
de specificaties van alle gedragsvergelijkingen (n.b. in het Grecon
81-A model waren deze coefficienten alle insignificant); c. het weglaten van de mutatie in het werkloosheidspercentage uit de loonvergelijking (Phillips-curve), aangezien een dergelijk effect bij
extreme werkloosheidsstijgingen sterk aan realiteitsgehalte inboet.
Bij een theoretisch correcte aanpak zou overgegaan moeten worden
op een niet-lineaire specificatie van de loonvoetvergelijking. Dit is
echter in strijd met ons streven het model zo eenvoudig mogelijk
te houden.
2) De voorspelling voor de consumptieprijs vormt hierop een
uitzondering. Bij eerdere soortgelijke analyse (zie ESB, 18 maart
1981, biz. 259) was dat eveneens het geval. Dit vormde voor ons
ee’n van de redenen om de specificatie van de vergelijking voor
deze variabele te herzien.
DC voorspellingen voor 1982
De Grecon-voorspellingen worden berekend met behulp
van het model Grecon 82-B, dat twintig gepredetermineerde
variabelen kent. Een aantal daarvan zijn vertraagde variabelen, waarvan de voorlopige waarden bekend 3) zijn, en de
overige zijn exogene variabelen, waarvan de gebruikte waarden worden verondersteld. Ten einde de vergelijkbaarheid
tussen de Grecon-prognoses en die van het CPB te bevorderen, ontlenen wij onze veronderstellingen grotendeels aan de
(herziene) MEV 1982. Voor enkele exogenen, die niet rechtstreeks uit de kerngegevens van de MEV 1982 te herleiden
zijn, stellen wij eigen ramingen op. De belangrijkste veronderstellingen zijn in label 1 samengevat.
Tabel 1. Veronderstellingen ten aanzien van de belangrijkste gepredetermineerde variabelen
Voorlopigcijfer
voor 1981
Variabeiea)
Veronderstelling
voor 1982
procentuele mutaties t.o.v. vorigjaar
_b)
16
4
4
-b)
-b)
-4
0.5
-2
-1.94
-b)
-b)
Reele materiele overheidsbestedingen (x cx ) ….
absolute mutatie
Mutatie in directe belastingen van en aan gezinnen
ats percentage van het beschikbaar inkomen (b’g)
-!
0
— de effecten van een loonmaatregel zijn ten dele aJ verdisconteerd in het model; de schatting van de relaties vindl
immers mede plaats op grond van waarnemingen uit jaren
waarin een loonmaatregel effectief was.
Men ziet dat, de onzekerheidsmarges in achi genomen, de
voorspellingen van Grecon en van het CPB niet veel van el-
kaar afwijken. Beide voorspellingen tonen hel beeld van een
slagnerende economic waarin de bedrijvigheid mel name op
gang wordt gehouden door de gunslige exporlonlwikkeling.
Hierdoor neeml ook de reele import weer toe (na de laatsle
Iwee jaren gedaald le zijn). Beide voorspellingen laten een afnemende inflatiegraad zien. Veronlruslend is de verwachle
slerke slijging van de werkloosheid, vooral doordal deze niel
langer uilsluitend zijn oorzaak vindl in demografische ontwikkelingen, maar nu ook wordt veroorzaakl door een aanzienlijke uilslool van arbeidskrachlen uil de parliculiere sec-
lor. Eerder 6) wezen wij er al op dat de slerke slijging van de
werkloosheid naar onze mening slechts door middel van arbeidslijdverkorting lerug le dringen vail.
De voorspellingen en voorlopige realisaties voor 1981
Eind december 1981 publiceerde hel CBS, Hetjaar 1981 in
cijfers. Op grond daarvan kunnen de voorlopige realisaties
voor de meesle endogene variabelen uit ons model worden
vastgesleld. In label 3 worden deze realisalies vergeleken mel
de voorspellingen, zoals deze vorigjaar in ESfiwerdengepubliceerd. Deze confronlalie moel om Iwee redenen mel grole
voorzichligheid ge’inlerpreleerd worden:
a. de realisalies zijn nog onzeker;
a) Tussen haakjes slaan de in het Grecon-mode] gebruikte symbolen vermeld.
b) Wordt niet gebruikt bij dc voorspelling voor 1982.
b.de voorspellingen zijn ex anle, d.w.z. ze zijn gebaseerd op
— mogelijk achieraf foulief gebleken — veronderstellingen met belrekking tol de gepredetermineerde variabelen.
Onder andere gebruik makend van bovenvermelde veronderstellingen, worden de prognoses voor 1982 berekend.
Deze staan in label 2. Tevens zijn daar vermeld de geschatle
slandaarddevialies van de voorspelfoulen 4), alsmede de
CPB-voorspellingen uil de herziene MEV 1982. Wij hebben
geen handcorreclies op hel model of op de voorspellingen
loegepasl om de effeclen van de loonmaalregel le simuleren,
De veronderstellingen lijken alle te oplimistisch te zijn geweesl. De groei van de uilvoer was op 2% geraamd, maar
Tabel 3. De voorspellingen en voorlopige realisaties voor
1981
dil in tegenslelling tot de vorigjaar gevolgde procedure. Dil is
achlerwege gelalen om de volgende redenen:
— de lhans afgekondigde loonmaatregel werkl gedifferenlieerd door op de prijscompensalie al naar gelang de
hoogle van het inkomen; hierdoor kan hel effecl van de
maatregel niel zonder meer mel eenvoudige handcorreclies 5) in hel model worden gebrachi;
Variabele
Greeon
januari 1981
procentuele mutaties t.o.v. 1980
Reele consumptie (c) . . . . . . .
– 3
6.5
0,5
4,5
0
6.5
-1
5.5
-11.5
15
-7
_2
4.5
-5.5
11.8
-1.1
0.5
3.7
-4
9
0.5
-6.5
-b)
-2
OaO.5
-0,5 a -1
5,5 a 6
Reele investeringen in wonin-
8
Werkgelegenheid (excl. over-
-1.94
Variabele
CPB-voorspellmtj
MEV 1981
Ree’le invoer vangoederen(m)
Reele afzet van bedrijven (v°)
Tabel 2. De voorspellingen voor 1982
Voorlopige
Greconrealisatic voorspellinga)
Standaarddeviatie
CPB
van de voorspelfout (herziening MEV
1982)
-0,11
-0,5
-b)
absolute mutaties t.o.v. 1980
Toename aantal werklozen (in
137
60
40
85
procentuele mutaties t.o.v. 1981
-1,2
6,1
1,5
2,1
-0.6
3.7
2,6
0,5
7,2
1,0
2.5
1.0
-1,36
5,9
0,78
2.0
-1.5
5 a 5,5
a) Het betreft hier de /.g. centrale voorspelling(inel. loonmaatregel).
b) Niet vermeld.
Reele investeringen (excl. woninExportprijs (pb)
Reele invoer van goederen (m) …
Reele afzet van bedrijven (v l ) …..
Werkgelegenheid (excl. overheid)
(a) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Loonvoet ( 1 ) . . . . . . . . . . . . . . . . . .
0
6
2
1
-0.87
6,5
absolute mutaties t.o.v. 1981
Aanta] werklozen (in manjaren
X 1 000)
Saldo betalingsbalans (in mrd. gld.)
Inkomenssaldo overheid in procenten van de afzet van bedrij-
+ 110
+7
+ 1,4
-a)
-a)
0,26
a) Niet beschikbaar omdat het hier geen directe modelvoorspellingen bet reft.
ESB 3-3-1982
+90
+ 13
3) Zie: CBS,Heljaar 1981 in cijfers. Den Haag, december 1981.
4) Ervaring met vorige versies van het model leert dat de realisaties
ruwweg niet meer dan eenmaal de Standaarddeviatie van de voorspellingen afwijken.
5) Men zou kunnen overwegen om de effecten van een loonmaatregel te modelleren met behulp van een onechte (dummy-) variabele.
Dit stuit echter op theoretische en praktische bezwaren, omdat de
verschillende loonmaatregelen, zoals deze in de recente geschiedenis
zijn uitgevaardigd, kwantitatief nogal vanelkaarverschillen. Modellering m.b.v. dummy-variabelen leidt dan tot statistische complicaties.
6) Zie onze opmerkingen in ESB, 18 maart 1981, biz. 257.
221
blijkt iets te zijn gedaald. Ook de invoerprijsstijging en de
investeringen in woningen zijn te optimistisch geraamd. De
vertraagde endogenen zijn eveneens onderhevig aanaanzienlijke ramingsfouten.
De te optimistische ramingen voor de gepredetermineerden leiden tot de te optimistische voorspellingen. Dit geldt
eveneens voor de CPB-voorspellingen uit de MEV 1981. De
herzieningenvandeMEV-voorspellingen—de Grecon-voor-
spellingen zijn grotendeels gebaseerd op de veronderstellingen uit de MEV 1981 — zijn eind januari 1981 in negatieve
richting bijgesteld en komen meer met de realiteit overeen.
De Grecon-prognoses vertonen de grootste fouten voor de
werkgelegenheid, werkloosheid en inflatie. Omslagpuntfouten — dat zijn fouten waarbij een stijging voorspeld wordt
terwijl in werkelijkheid een daling is opgetreden of omgekeerd — treden op bij de ree’le consumptie en bij de afzet van
bedrijven. Vermoedelijk zijn deze fouten een gevolg van de
onjuiste ramingen voor de gepredetermineerden.
Voorspellingen voor 1980 ex ante en ex post
Wij zullen nu, evenals wij dit in 1981 hebben gedaan voor
hetjaar 1979, de voorspellingen van 1980 (ex ante en ex post)
confronteren met de realisaties zoals die zijn gepubliceerd in
de Nationale Rekeningen 1980. Het betreft hier voorlopige
cijfers, aangezien pas na twee herzieningen de definitieve realisaties zullen verschijnen in de NR 1982. Een echte confrontatie kan derhalve niet plaatsvinden voor September 1983.
De internationale recessie die in de loop van 1980 is ingezet, blijkt ook in Nederland de economische groei negatief te
hebben bei’nvloed. De sterke olieprijsstijging heeft de invoerprijs met 14% doen stijgen, hetgeen mede een binnenlandse
inflatie veroorzaakte van ruim 7%. De door een loonmaatregel beperkte loonstijging (ruim 6%) resulteerde in een daling van het gemiddeld beschikbaar inkomen van gezinnen
ter grootte van 0,3%. Deze daling staat in schril contrast tot
het verloop van deze variabele in het verleden: in de periode
1952-1979 heeft zich niet eerder een daling voorgedaan. De
gevolgen voor de consumptieve uitgaven bleven niet uit: deze
daalden ree’el met bijna 1%, wat, evenals de daling van het beschikbaar inkomen, een unieke gebeurtenis is in de Nederlandse naoorlogse economic. Ook voor het bedrijfsleven isde
recessie niet zonder gevolgen gebleven. Een ongekend scherpe daling van het beschikbaar inkomen van bedrijven leidde
tot een daling van de investeringen met 6,5%. De in de loop
van 1980 opgetreden daling in de bestedingen heeft vooralsnog geen invloed gehad op de ontwikkeling van de werkgelegenheid, maar heeft vermoedelijk vertraagd de werkgelegenheid in 1981 doendalen.
Uit het bovenstaande zal duidelijk zijn dat de economische
situatie in 1980 op geen enkele wijze kan worden vergeleken
met enig jaar in de periode daarvoor. Grecon 80-C is dan ook
niet in staat geweest de opgetreden dalingen te voorspellen.
Immers, zowel de schatting van de coefficienten van het model als de specificatie van de structuurvergelijkingen is gebaseerd op een groeiende economic.
Beschouwen wij thans de voorspellingen en realisaties (zie
hiervoor label 4). De daling van de ree’le consumptie en de
afzet van bedrijven is zowel door het CPB als door Grecon
niet goed voorspeld. De voorspellingen ex post van de afzet
beweegt zich center duidelijk in de richting van de realisatie.
De inflatie is door het CPB beter voorspeld dan door Grecon.
De voorspelling ex post van Grecon is aanzienlijk lager dan
de realisatie. Dit wordt vooral veroorzaakt door een negatieve constante en een onbevredigende specificatie van de
structuurvergelijking voorde consumptieprijs. Op beide punten is het model Grecon 82-B inmiddels verbeterd ten opzichte van 80-C (zie noot 1). Ex ante heeft het CPB de loonont-
wikkeling beter voorspeld dan Grecon. Hierbij dient echter te
worden vermeld dat bij de Grecon-voorspelling geen rekening gehouden is met een loonmaatregel. De voorspelling ex
post ligt ook hier dichter bij de realisatie. De stijging van de
werkgelegenheid ten slotte blijkt geringer te zijn dan door
Grecon voorspeld, doch is nog duidelijk positief. Ook hier is
de voorspelling ex post beter.
Tabel 4. Voorspellingen en veronderstellingen voor 1980,
ex ante en ex post
Voorspelling
Variabele
ex-ante a)
CPB
MEV
1980
CPB
Realisatic
ex post
Grecon
voor de variabele op sectorniveau als voorspellingen voor de
variabele op macroniveau. De voorspelling van de macroeconomische variabele gemaakt m.b.v. het partieel gedesaggregeerde model is gelijk aan de voorspelling van de macroeconomische variabele m.b.v. het macromodel, indien het gewogen gemiddelde van de structuurcoefficienten in de sectorvergelijkingen gelijk is aan de bijbehorende structuurcoefficienten in het macromodel.
Gebruik makend van deze desaggregatietechniek zijn de
volgende voorspellingen gemaakt voor de werkgelegenheid
in de sectoren (zie label 5).
Grecon
januari
1981
Tabel 5. Sectorvoorspellingen voor de werkgelegenheid
voor 1982
procentuelc mulaties t.o.v. 1979
Veronderstellingen:
lnvoerprijs(p m ) ……..
Ree’le investeringen (excl.
8
13
16
14.2
14.2
woningen)(i n )……..
5
5
5
2.6
2.6
4
8
0
13
2
13
1 8
1 8
12^8
12^8
Sector
Proceniuelc mulaties
l.o.v. 1981
Ree’le uitvoer van goederen
ib). …….. ………
Industrie (incl. delt’stoffenwinningcn reparaliebcdrijvcn) . .
-2,5
-1 7
Handel, hotel- en restaurantwezen (excl. reparatiebedrijven)
Uilvoerprijs(p b )……..
-1.1
Resultaten:
Reek consumptic (c) …..
Consumptieprijstp^ t
Ree’le inveslcringcn (excl.
woningcn)(im )
Investeringspnjs (p : t . . • . •
Ree’le invoer van goederen
(m) ………………
Ree’le aO.et van bedrijven
(v'( . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Werkgelegenhcid
(excl.
Loonvoel ( 1 ) . . . . . . . . . . . .
0.5
6 a 6.5
1,8
5.2
1.7
3.0
-0,9
7,1
0
7.5
0
-1
8.7
-17.8
7.5
-6.5
7,6
2.5
0
0
-3.5
0.5
1.8
0
-0,2
0
7.5
7,5 a 8
0,47
8,3
0.40
5.0
Macro-economische werkgelegenheid met partieel gcdes-
0.23
6,2
absolute mutatie t.o.v. 1979
0
8a 18
2
32
Macro-economische werkgelegenheid met Grecon 82-B
.. .
-1,36
Men ziet in label 5 dat met name de sectoren industrie en
bouw zullen worden geconfronleerd mel een slerke uitstool
van arbeidsplaalsen.
Ook voor een onderverdeling van de variabele consumptie
Toename aanlal werklo/en
(inmanjarenX 1.000) ..
Rest (landbouw en visserij, transport-, opslag-cn communi-
-0.3
2.5
2
6
38
a) Zie ESB. 12 maart 1980. biz. 307.
Samenvattend kan worden gesteld dat de in 1980 opgelreden negatieve groei niet is voorspeld. Met feit dat, ondanks
complicaties, de realisaties voor 1980 alle (behalve de consumptieprijs) niet meer dan twee maal de standaarddeviatie
van de voorspelling afwijken, geeft voldoende aanleiding
door te gaan met het berekenen van voorspellingen, geba-
seerd op een aangepast model.
van gezinshuishoudingen zijn m.b.v. een parlieel gedesaggregeerd model voorspellingen opgesteld. De consumptie van
gezinshuishoudingen is hierbij onderverdeeld in drie categorie’n, le weten levens- en genotmiddelen, duurzame consumpliegoederen en overige. Tabel 6 geefl een overzichl van de resultalen.
Tabel 6. Gedesaggregeerde voorspellingen voor de consumptie van gezinshuishoudingen voor 1982
Proeenluele mulaties
t.o.v. 1981
Consumptie van ge/inshuishoudingen
-0.5
Sectorvoorspellingen
Macro-economise he eonsumptie m.b.v. partieel gedesaggre-
Naast de macro-economische voorspellingen presenteert
de Grecon-groep dit jaar ook prognoses op sectorniveau. Deze voorspellingen worden gemaakt met een zogenaamd partieel gedesaggregeerd Grecon-model 7). Dit model iszodanig
opgesteld dat de Sectorvoorspellingen consistent zijn met de
macro-economische voorspellingen.
Uitgangspunt bij de constructie van het partieel gedesag-
gregeerde model is Grecon 82-B. We willen een bepaalde variabele voorspellen op sectorniveau (b.v. de werkgelegenheid
in de sectoren industrie,”bouw enz.). Voor de betreffende variabele wordt voor elk van de sectoren een vergelijking gespecificeerd (dus: werkgelegenheidsvergelijkingen in de sectoren
• Industrie, bouw enz.), waarbij de specificaties vollediggelijk
zijn aan de macro-economische vergelijking; de verklarende
Maero-economische consumptie m.b.v. Grecon 82-B
……
-1,2
De verschillen tussen de calegorieen van de consumplie zijn
niel erg grool. De consumplie van levens- en genolmiddelen
verloonl een iels geringere lendenlie lot dating dan de overige
categorieen.
Wij hopen in de loekomsl de gebruikle lechnieken voor het
maken van gedesaggregeerde voorspellingen nader te verfijnen. Een beter inzicht in de consequenties van macro-economische voorspellingen op seclorniveau kan de beleidsrelevantie van de modellen slechts verhogen.
variabelen worden niet gedesaggregeerd. Deze opzet leidt er-
V. J. de Jong
toe dat verschillen per sector uitsluitend tot uiting komen in
verschillende structuurcoefficienten in de sectorvergelijkingen. In ons geval blijkt b.v. de werkgelegenheid in de sector
industrie bijna drie keer zo gevoelig voorde veranderingen in
de landelijke bestedingen dan de sector overige diensten.
Het partieel gedesaggregeerde Grecon-model wordt ver-
R. H. Ketellapper
M. A. Kooyman
A. G. M. Steerneman
W. Voorhoeve
kregen door de sectorvergelijkingen aan het model Grecon
82-B toe te voegen en de macro vergelijking voorde betreffen-
de variabele te vervangen door eendefinitievergelijking waariin de sectorvariabelen worden opgeteld. Het aldus ontstane
partieel gedesaggregeerde model levert zowel voorspellingen
ESB 3-3-1982
7) Zie: V. J. de Jong, Desaggregation towards production-sectors,
part II a partially aesaggregated model, RU Groningen, Econometrisch Instituut, SE-73/8003.
223