Ga direct naar de content

Gezinsvorming verlaagt het inkomen van de vrouw en verhoogt dat van de man

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 15 2023

Mannen verdienen meer dan vrouwen. Maar in hoeverre wordt dat verklaard door het aantal gewerkte uren? En welke rol speelt gezinsvorming – samenwonen en het krijgen van kinderen – hierbij? Een extrapolatie van de Enquête Beroepsbevolking naar de totale beroeps­bevolking geeft hiervan een scherper beeld.

In het kort

  • Vrouwen verdienen bruto op jaarbasis circa de helft van wat mannen verdienen.
  • Driekwart van het inkomensverschil tussen mannen en ­vrouwen wordt verklaard door gezinsvorming.
  • Het inkomensverschil na gezinsvorming ontstaat met name doordat vrouwen met kinderen vaker in deeltijd werken.

Hoewel ouders werk en de zorg voor kinderen vaak gelijk willen verdelen, lukt dit in de praktijk maar zelden – in circa de helft van de gezinnen werkt de man meer, en zorgt de vrouw meer voor de kinderen (CBS, 2023). Vrouwen die minder gaan werken als ze een kind krijgen, blijven dat bovendien ook vaak de rest van hun loopbaan doen (SCP, 2022). Van de werkende vrouwen zonder kinderen werkt 45 procent in deeltijd. Dit loopt op naar 82 procent voor de vrouwen met kinderen tot aan de basisschoolleeftijd. En zodra kinderen naar de middelbare school gaan, neemt dit slechts mondjesmaat af naar 79 procent. Ook als de kinderen volwassen zijn, blijft bijna driekwart van de werkende vrouwen in deeltijd werken.

Dat vrouwen minder werken dan mannen, heeft economische gevolgen. In een eerdere ESB-artikel toonden we aan dat vrouwen hierdoor economisch minder vaak zelfstandig zijn dan mannen (De Pleijt en De Groote, 2022). Hoe groot de financiële gevolgen over het geheel zijn, is echter onduidelijk. De inkomenscijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vertellen maar een deel van het verhaal, omdat ze geen inzicht geven in het aantal gewerkte uren. De Enquête Beroepsbevolking van het CBS verschaft wel inzicht in het aantal uren, maar slechts voor een representatieve steekproef.

Om beter inzicht te krijgen in het inkomensverschil dat door de arbeidsparticipatie wordt veroorzaakt, extrapoleren we in dit artikel de resultaten uit de Enquête Beroepsbevolking naar de gehele bevolking (exclusief studenten en scholieren). We richten ons hierbij op het primaire inkomen, oftewel het persoonlijke inkomen uit arbeid vóór de belastingheffing en zonder toeslagen. Hierbij focussen we op de cijfers over 2019.

Werkkans, werkduur en uurloon

Om de resultaten uit de Enquête Beroepsbevolking te extrapoleren naar de gehele bevolking, schatten we op basis van de enquête de kans op betaalde arbeid, de werkduur en het uurloon voor de verschillende typen (qua gezinssituatie, leeftijd en opleidingsniveau). De volledige resultaten zijn te vinden in de online ­appendix.

Figuur 1 vat de regressieresultaten, met de kans dat iemand betaald werk verricht als afhankelijke variabele. Alleenstaande mannen zonder kinderen vormen de referentiecategorie. Mannen hebben een grotere kans op betaald werk dan vrouwen, maar dit verschil is aanzienlijker bij samenwonenden dan bij alleenstaanden. Vooral de samenwonende mannen met kinderen steken er duidelijk bovenuit. Zij hebben een bijna vijf keer zo grote kans op werk als de alleenstaande mannen zonder kinderen, en een bijna zes keer zo grote kans op werk als alleenstaande vrouwen. Overigens werken ook samenwonende vrouwen vaker dan alleenstaande mannen.

Figuur 2 schat de kans op een niet-voltijds dienstverband, onderverdeeld in zes verschillende categorieën, ten opzichte van de groep alleenstaande mannen. De resultaten laten zien dat vrouwen veel vaker in deeltijd (12–31 uur) werken dan mannen, vooral als zij kinderen hebben. Een vrouw met kinderen heeft een vijf tot acht keer zo grote kans om in deeltijd te werken dan een alleenstaande man.

In figuur 3 maken we vervolgens een schatting van het uurloon voor de verschillende categorieën. Voor mannen geldt dat het uurloon toeneemt zodra ze kinderen hebben. Alleenstaande mannen met kinderen verdienen per uur zeven procent meer dan alleenstaande mannen zonder kinderen, ceteris paribus. Voor samenwonende mannen is dit 26 procent. Het uurloon van vrouwen ligt ongeveer tien procent lager dan dat van alleenstaande mannen zonder kinderen, en hangt nauwelijks af van de gezinssituatie.

Extrapolatie

Om de resultaten op basis van de enquête te extrapoleren naar de volledige beroepsbevolking, voegen we de schattingsresultaten voor de kans op betaald werk en de werkduur toe aan de regressie waarin we het primaire inkomen schatten voor de gehele beroepsbevolking (iedereen tussen de 15 en 65 jaar, exclusief studenten en scholieren).

Tabel 1 toont de modelresultaten. Omdat de extreme inkomens in de analyse onderschat worden door de log-transformaties, liggen de geschatte inkomens gemiddeld ongeveer twintig procent lager dan dat ze in werkelijkheid zijn. Dit effect treedt echter bij beide geslachten op, dus kunnen de uitkomsten toch met elkaar vergeleken worden. Omdat mannen meer uren werken en een hoger uurloon ontvangen, is het jaarsalaris van mannen gemiddeld bijna zeventig procent hoger dan dat van vrouwen. Omdat ze ook vaker betaald werk hebben (89 versus 79 procent), verdienen mannen bruto per jaar zelfs bijna het dubbele van vrouwen.

Vooral ongelijkheid door gezinsvorming

Gezinsvorming verklaart bijna driekwart van het inkomensverschil tussen mannen en vrouwen. Dat blijkt als we in een what if-analyse het inkomen schatten wat betreft drie hypothetische situaties: iedereen is kinderloos, iedereen is alleenstaand, of iedereen is kinderloos én alleenstaand. Zonder de rol van gezinsvorming neemt het inkomen van vrouwen licht toe naar 26.000 euro, terwijl dat van mannen daalt naar 32.000 euro (figuur 4). Van het oorspronkelijke verschil van 21.000 euro is er dan nog ‘slechts’ 5.000 euro over; een kwart van de totale inkomensongelijkheid tussen de seksen. Nader onderzoek is nodig om dit resterende inkomensverschil te verklaren. Mogelijk spelen andere voorkeuren of genderdiscriminatie hierbij een rol.

Dat de inkomens van mannen na gezinsvorming flink toenemen, terwijl die van vrouwen licht dalen wordt vooral verklaard doordat vrouwen minder uren gaan werken dan mannen: de kansen op werk en het uurloon nemen bij gezinsvorming namelijk voor zowel mannen als vrouwen toe (tabel 2). Het lagere aantal gewerkte uren suggereert dat vooral vrouwen de zorgtaken op zich nemen.

De stijging in de kans op werk bij gezinsvorming van zowel mannen als vrouwen wordt mogelijk verklaard door de fysieke gesteldheid: mensen met gezondheidsproblemen of een arbeidshandicap hebben niet alleen een langere kans op werk, maar ook minder kans op het vinden van een partner en op het krijgen van kinderen. Het uit elkaar halen van deze effecten is niet mogelijk.

De kans op betaald werk daalt zonder gezinsvorming zelfs sterker bij mannen (van 89 naar 79 procent) dan bij vrouwen (van 79 naar 76 procent), hetgeen suggereert dat vrouwen vaker stoppen met werken op het moment dat ze gaan samenwonen en/of kinderen ­krijgen.

Conclusie en implicaties

Mannen verdienen naar schatting bijna het dubbele van vrouwen. Driekwart van dit verschil wordt verklaard door gezinsvorming, wat vooral komt doordat samenwonende vrouwen met kinderen vaker in deeltijd werken dan alleenstaande vrouwen.

Dat het aantal gewerkte uren sterk terugloopt na gezinsvorming, lijkt cultureel bepaald te zijn: maar liefst tachtig procent van de Nederlandse bevolking is van mening dat moeders met kinderen tot vier jaar niet of hooguit 28 uur per week zouden moeten werken (SCP, 2022).

Toch kan het wenselijk zijn om vrouwen met kinderen te stimuleren om meer uren te werken. Ten eerste is de arbeidsmarkt momenteel historisch krap, met name in de belangrijke maatschappelijke sectoren waarin veel vrouwen werkzaam zijn, zoals in de zorg en in het onderwijs. De Sociaal-Economische Raad stelt dan ook dat mensen meer (uren) moeten werken als we onze publieke voorzieningen op peil willen houden (SER, 2022). Ten tweede leidt de teruggang in de arbeidsduur tot een mindere mate van economische zelfstandigheid. Dit maakt vrouwen relatief kwetsbaar in geval van een echtscheiding en in tijden van economische neergang, en het resulteert in een lage(re) pensioenopbouw.

Werkgevers en de overheid zouden daarom meer kunnen doen om vrouwen te stimuleren meer uren te werken door de randvoorwaarden te verbeteren, zoals het faciliteren van een betere afstemming tussen werk en privé, en het bieden van een kwalitatief goede en betaalbare kinderopvang.

Getty Images

Literatuur

CBS (2023) Verdeling werk en zorg tussen vaders en moeders vaak anders dan gewenst. CBS Statistiek, 8 maart.

Pleijt, A. de, en J. de Groote (2022) Vrouwen minder vaak economisch zelfstandig door verdeling zorgtaken. ESB, 107(4811), 295-297.

SCP (2022) Eens deeltijd, altijd deeltijd. SCP-publicatie, 2022-6.

SER (2022) Tussentijds briefadvies: Arbeidsmarktproblematiek maatschappelijke sectoren. SER Advies, 22/05.

Auteurs

Plaats een reactie