Ga direct naar de content

Franse les

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 31 2003

Franse les
Aute ur(s ):
Jorritsma, Jasper (auteur)
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4418, pagina 505, 31 oktober 2003 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):

In de Tinbergenlezing presenteerde Jean Tirole onlangs zijn plannen voor een nieuw systeem van ontslagbescherming voor Frankrijk1
Deze plannen zijn gericht op het internaliseren van de maatschappelijke kosten van ontslag bij de werkgevers. Voor Frankrijk stelt hij een
belasting op ontslag voor. Hij suggereert dat ook voor Nederland een toename in de marginale kosten van ontslag voor bedrijven een
goede ontwikkeling zou zijn. De Tinbergenlezing van Tirole werd gevolgd door die van Balkenende. Tijdens de lezing van Tirole was de
premier nog onderweg uit de ministerraad. Heeft hij waardevolle lessen voor Nederland gemist?
Tirole stelt dat bedrijven in het huidige systeem een dubbele prikkel hebben om mensen te ontslaan. Allereerst doordat het bedrijf de
kosten van de werkloosheid niet draagt en ten tweede omdat de sociale premies leiden tot hogere lonen. Dit vereist dat bedrijven directer
geconfronteerd worden met de rekening van de kosten van ontslag. Voor Frankrijk zijn daarnaast een vermindering van de rol van
rechtbanken in de ontslagprocedure en een verkleining van het contrast tussen contracten voor bepaalde tijd en contracten voor
onbepaalde tijd van belang. De vermindering van de rol van de rechtbanken past in het idee dat internalisering van de maatschappelijke
kosten ertoe leidt dat bedrijven bij het nemen van de economisch optimale beslissing ook een sociaal gezien wenselijke afweging maken.
De beslissingsbevoegdheid over ontslag is dan bij hen in goede handen.
Een cruciaal punt in Tirole’s betoog is dat de internalisering van de kosten niet volledig dient te zijn. Er moet een verband zijn tussen de
bijdrage van een bedrijf aan een fonds voor werkloosheidsverzekering en de bijdrage die uitbetaald wordt aan de ex
-werknemers van het
bedrijf. De ratio tussen deze twee bijdragen dient positief te zijn, doch kleiner dan één. Hier kom ik dadelijk op terug.
Het idee achter het introduceren van dit verband grijpt terug op het Amerikaanse systeem van ‘experience rating’, waarbij de premie die
een bedrijf betaalt afhankelijk is van ontslagen in het verleden. Dit systeem werd in de jaren dertig ingesteld om te voorkomen dat
arbeiders met het rollen van de conjunctuurgolven of het verstrijken van de seizoenen al te makkelijk ontslagen werden. Daartegenover
staat een systeem waarin de werkloosheidsverzekering wordt gefinancierd uit sociale premies, wat gezien kan worden als een subsidie
voor het tijdelijk ontslag van werknemers.
Een aantal jaren geleden werd een soortgelijke discussie over de bijdrage die bedrijven moeten leveren aan de werkloosheidsverzekering
in Nederland gevoerd waar het ging om premiedifferentiatie voor de ww. Net als in Frankrijk is er in Nederland een behoorlijk niveau van
juridische ontslagbescherming. Premiedifferentiatie naar aantal ontslagen uit het verleden kan bovenop of in plaats van die bestaande
ontslagbescherming komen. Dit verlaagt weliswaar het aantal ontslagen en daarmee de werkloosheid, maar tegelijkertijd wordt het
ontslaan van werknemers duurder en daarmee versterkt het de positie van zittende werknemers om hogere lonen te bedingen.
Hiertegenover staat het argument dat door de kostendaling ten gevolgen van een lagere ww-premie dit voor de risiconeutrale werkgever
geen effect zou moeten hebben op het aantal vacatures2 Daarnaast zorgt de ruimte om te zoeken naar een baan ervoor dat een betere
aansluiting ontstaat tussen de vaardigheden van een werknemer en de werkzaamheden die hij verricht.
Het eerste en belangrijkste punt dat in Nederland in deze discussie werd gemaakt, is dat premiedifferentiatie voor de ww weinig doet voor
de reïntegratie van langdurig werklozen. Het achterliggende probleem is niet dat mensen ontslagen worden, maar dat ze moeilijk weer aan
het werk komen. Dit probleem wordt niet opgelost door premiedifferentiatie.
Tirole onderkent dat het netto effect van ontslagbescherming niet duidelijk is. Het vermindert het aantal ontslagen, maar verlengt de duur
van werkloosheid. Hij wijst ook op het negatieve verband tussen ontslagbescherming en de stroom tussen werk en werkloosheid en
andersom. Er is inderdaad geen correlatie tussen ontslagbescherming en het werkloosheidpercentage. Het verband waar hij zich op richt,
is dat ontslagbescherming werkgevers ontmoedigt om tijdelijke krachten aan te nemen, terwijl het ze verhindert permanente krachten te
ontslaan als structurele factoren dat nodig maken.
Bij de belasting op ontslag kan dit nadeel eenvoudig worden verkleind door de bijdrage aan het fonds niet de volledige kosten van
werkloosheid te laten weerspiegelen. Dit betekent een kruissubsidie van sterke bedrijven aan zwakkere bedrijven. In het experience rating
systeem zou de extra belasting voor zwakke bedrijven ertoe kunnen leiden dat ze nog meer werknemers moeten ontslaan. Tirole pareert
deze kritiek op het koppelen van premies voor een werkloosheidsfonds aan ontslagen uit het verleden door deze koppeling niet één-opéén door te voeren. Wat hem dan nog rest is het uitrekenen van de optimale waarde van die koppeling. Wellicht kan die som ook voor
Nederland worden gemaakt.
Jasper Jorritsma

1 O. Blanchard en J. Tirole, Protection de l’emploi et procédures de licenciement, Rapport du CAE, nr. 44, oktober 2003,
www.cae.gouv.fr
2 C.N. Teulings, Premiedifferentiatie leidt niet tot minder vacatures, ESB, 23 oktober 1996, blz. 873.

Copyright © 2003 – 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur