Ga direct naar de content

Financieel bericht nr. 9, mei 1990

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: april 25 1990

nr. 9, mei 1990

Financieel bericht

FvanLanschot
Bankiersnv

Internationale conjunction
Kabinet bereikt moeizaam akkoord
Na twee dagen vergaderen heeft het kabinet een akkoord bereikt over het opvangen van de financiele tegenvallers. Daarbij zijn bezuinigingsmaatregelen tot een bedrag van / 2,8 miljard overeengekomen. Naast een bevriezing van de defensiebegroting dit jaar en een 1% reductie
volgend jaar, is besloten dat de werkgevers zullen opdraaien voor de WIR-overschrijdingen vanaf begin dit jaar. Niet
alleen over dit principebesluit, maar ook over de omvang
van de tegenvallers verschillen de werkgevers echter nog
sterk van mening met de regering.
Ten einde de koppeling tussen de loonontwikkeling in
het bedrijfsleven en de uitkeringen en ambtenarensalarissen betaalbaar te houden doet het kabinet een dringende
oproep aan de sociale partners de loonontwikkeling te
matigen. Het openbreken van reeds afgesloten cao’s wordt
door de sociale partners echter afgewezen. Daarnaast
wijst de vakbeweging erop dat de loonstijging de loonruimte, bestaande uit de groei van de arbeidsproduktiviteit plus
de inflatie, niet overschrijdt. Het plaatst de staat echter wel
voor grote financiele problemen. Daarnaast mag niet uit het
oog worden verloren dat juist het achterblijven van de
loonontwikkeling heeft bijgedragen aan de versterking van
de Nederlandse economie de afgelopen jaren.
Meevallend handelstekort in de VS
In de VS is het tekort op de handelsbalans in februari
flink lager uitgekomen dan de voorgaande maanden. Het
tekort bedroeg $ 6,5 mrd, het laagste tekort sinds 1983 en
eveneens veel lager dan de ruim $ 7,5 mrd. die algemeen
werd verwacht. Nadat de daling van de maandelijkse tekorten in de tweede helft van 1989 tot staan leek te zijn
gekomen is de laatste maanden de dalende trend weer
opgepakt. Daarmee lijkt de recente uitspraak van de
OESO, dat in 1990 en 1991 rekening moet worden gehouden met een hoger tekort, toch wat te pessimistisch. De
daling van het tekort ontstond vooral door een lagere
import. Hierbij speelde ongetwijfeld de lagere olieprijs een
rol. De olie vormt een belangrijk deel van de importen. De
daling van de olieprijs met circa 10% moet in februari een
voordeel van $ 1,2 mrd. hebben opgeleverd.

Inflatieverwachting
1989

Verenigde Staten
Japan
Duitsland

Engeland
Frankrijk

Italie
Canada

1990

4,8%
2,3%
2,8%
7,9%
3,5%
6,3%
5,1%

4,0%
1,7%
2,5%
7,2%
3,1%
5,5%
4,9%

,»!P™>_,,_:m_M^:.™_ , „ „ . „
„„ , „,

:,______„_______,*_____

ESB 2-5-1990

Opmerkelijk is overigens dat het tekort met Japan weer
toenam, maar het is mogelijk dat het zeer gunstige cijfer
van een jaar geleden de vergelijking wat vertekent. De
markt kijkt echter ook met zorg naar de sterk gedaalde yen,
die de concurrentiepositie van de Japanse Industrie sterk
heeft verbeterd. De eerder voor dit jaar verwachte verdere
daling van het Japanse overschot, die onmisbaar is voor
het internationale herstel van de externe onevenwichtigheden, lijkt daarmee niet meer te zullen plaatsvinden.
De verwachting dat de hoge rente in de VS een duidelijk
effect op de consumentenbestedingen zal hebben, neemt
toe. Heel duidelijk zichtbaar is dit in de woningbouw, waar
het aantal in aanbouw genomen huizen al vele maanden
gestaag daalt. De terugval in de import lijkt ook een weerspiegeling van de stagnerende vraag. De detailhandelsverkopen daalden in maart zelfs met 0,6% na een teruggang
van 0,3% in februari. De daling in maart kan maar gedeeltelijk op het conto van de gedrukte autoverkopen worden
geschreven, want die daalden slechts met 0,4%.
Inflatie daalt licht
Met de afnemende groei van de consumptieve bestedingen was het inflatiecijfer over maart des te verrassender.
Tegenover een verwachte 0,2% stijging van het consumptieprijspeil stond in werkelijkheid een zwaartegenvallende
stijging van 0,5%. Hierbij moet worden bedacht dat in
januari en februari reeds sprake was van stijgingen met
1,1% en 0,5%. De bescheiden verwachting voor het maartcijfer was mede gebaseerd op het feit dat de producentenprijzen reeds twee maanden dalen, hetgeen vroeg of laat
zijn uitwerking moet hebben op de consumptieprijzen. In
de praktijk blijken echter nog steeds de effecten van de
strenge kou van eind vorig jaar een rol te spelen, terwijl
daarnaast de tarieven in de dienstensector oplopen. Bezien wij de recente Amerikaanse inflatiecijfers niet op
maandbasis maar over een periods van een jaar dan tonen
deze een ander beeld. In de eerste drie maanden van 1989
was namelijk van een grotere prijsstijging sprake dan in het
eerste kwartaal van dit jaar, zodat over twaalf maanden
genomen de inflatie lets is gedaald.
Volgens het IMF is wat de inflatie betreft internationaal
sprake van positieve vooruitzichten. Voor de G7-landen
wordt door het IMF een daling van de gemiddelde inflatie
voorzien van 4,5% vorig jaar naar 3,8% dit jaar. Voor de
verschillende landen zijn de verwachtingen weergegeven
in nevenstaande tabel.
De inflatieverwachting van het IMF voor Duitsland is
gunstiger dan die van de Vijf Wijzen, de economische
onderzoekinstituten in Duitsland, die voor dit jaar van wederom circa 3% uitgaan. Dit percentage is opgebouwd uit
2,7% in de eerste maanden en 3,5% in de laatste maanden
van het jaar. De toenemende vraag bij de vrijwel bereikte
capaciteitsgrenzen van het bedrijfsleven, de rentestijging
en de loonsverhogingen spelen hierbij een rol.
Financieel bericht is ontleend aan de tweewekelijkse publikatie
Beleggen met Van Lanschotvan F. van Lanschot Bankiers N.V.

te ‘s-Hertogenbosch.

413

Als gevolg van de Duitse monetaire unie zien de instituten de komende twee jaar een extra economische groei
van 1,5%. Hoewel de beroepsbevolking met 450.000 zal
stijgen wordt voor dit jaar toch een daling van de werkloosheid van 7,6% tot 7,2% verwacht.

Verenigd Koninkrijk in uitzonderingspositie
In Groot Brittannie is het beeld nogal verschillend van
dat in Duitsland. Sedert meer dan een jaar zien wij dat het
aantal ondernemingen dat in de problemen is beland toeneemt, terwijl het aantal nieuw gestarte bedrijven daalt.
Zowel bij de groothandel als de detailhandel is sprake van
een afnemende groei. De inflatie blijft echter een levensgroot probleem. In maart liep de inflatie op tot 8,2%. Ondanks de hoge inflatie dalen de huizenprijzen. Dit is een
gevolg van de hoge rente die vrijwel zonder vertraging
doorwerkt in de hypotheektarieven. Een verlaging van de
rente is voorlopig echter nog niet aan de orde. Dit geldt
temeer na de publikatie van het Britse handelstekort over
maart. Het tekort op de lopende rekening liep op tot £ 2,2
mrd. tegen £ 1,4 mrd. over februari. Hoewel Minister van
Financien John Major meende dat het tekort wordt vertekend door een aantal incidentele factoren als een omvangrijke import van vliegtuigen, toonde de markt zich duidelijk
bezorgd dat het krappe monetaire beleid nog steeds niet
de juiste effecten oplevert.

Valuta’s en rente
Dollar opmerkelijk stable!
Op de valutamarkten continueerde de Amerikaanse dollar de zijwaartse bewegingen rond het niveau van / 1,89.
Het meevallende handelstekort over februari Net de dollar
onberoerd. Ook de laatste inflatiecijfers, die de pessimisten
omrekenden naar een inflatie die op jaarbasis 8,5% zou
bedragen, hadden weinig invloed op de koersvorming van
de Amerikaanse dollar. Ten opzichte van de yen was er
voor het eerst sinds lange tijd sprake van enige verzwakking van de dollar. Daarmee werd het niveau van 160 yen
tegen een dollar niet doorbroken, waarmee de yen een
verdere vrije val bespaard bleef. Ten dele kan het herstel
van de yen worden gezien als een technisch herstel. Anderzijds bestaat de indruk dat van Japanse zijde alles in
het werk wordt gesteld om de val van de yen te remmen,
hetgeen dan nu eindelijk enig resultaat afwerpt. In dit
verband gingen de geruchten dat de Japanse overheid de
verzekeringsmaatschappijen had gevraagd om dollarobligaties te verkopen en de opbrengst om te zetten in Japanse
yen. Voor de Amerikaanse rentemarkt zou een dergelijKe
stap uiteraard weinig hoopgevend zijn. In plaats van een
welhaast permanente inkomende stroom van Japans kapitaal zou dit een afvloeiing tot gevolg hebben. In een
periode met nog steeds veel te hoge begrotingstekorten
zou dit uiterst onwelkom zijn. De tekorten op de handelsbalans dalen weliswaar weer, maar het beeld voor de
lopende rekening is minder gunstig vanwege de stijgende
rentebetalingen.
Amerikaanse rente loopt op
De vrees voor een omslag in de Japanse kapitaalstromen was mede bepalend voor de flauwe stemming op de
Amerikaanse obligatiemarkt. Daarbij moetbedacht worden
dat de Japanse beleggers een forse valutawinst hebben
opgebouwd op hun dollaractiva. Het nu veiligstellen van
deze winsten geeft een goede compensatie voor de verliezen die op de Japanse effectenmarkten zijn geleden.
Daarnaast vormde de belangstelling voor de 40-jarige
obligatiesvan Refcorpeenteleurstelling. Deze maatschappij is belast met de sanering van het Amerikaanse spaar-

414

Valutakoersen
1990

1990

Koers

hoogste

laagste

per

koers

koers

9/4

1,94

1,87
3,06
112,52
122,90
118,80

1,90

1,89

3,12
112,59
127,36
121,29

3,08

Amerikaanse dollar
Engelse pond
Duitse mark (100)

3,23
112,95

Zwitserse frank (100)

129,22

Japanse yen (10. 000)

133,35

Koers
per
26/4

112,53
129,22
118,80

bankwezen. De bedragen die hiermee gemoeid zijn, worden regelmatig in opwaartse richting herzien en inmiddels
wordt al gesproken over het astronomische bedrag van $
500 mrd, het dubbele van hetgeen de Amerikaanse rekenkamereen half jaar geleden nog verwachtte. In het lopende
kwartaal moet Refcorp $ 45 mrd. aan leningen plaatsen.
Wanneer we zien dat de laatste lening met moeite $ 3,5
mrd. opleverde lijkt de ingeslagen weg moeilijk tot succes
te kunnen leiden, temeer daar de eerste uitgifte van 40-jarige obligaties een regelrechte mislukking werd. De lange
looptijd is mogelijk wat al te hoog gegrepen en misschien
moet men naar 30 jaar of korterterug. Daarnaast moet een
veel actievere marketing worden opgestart, zo menen
marktpartijen, maar of dit toereikend is, is de vraag.
Na lange tijd net boven de 8,5% gelegen te hebben
steeg de rente op de Amerikaanse obligatiemarkt door
deze factoren tot boven de 9% voor het dertigjarig overheidspapier.
Rentedaling in Nederland tenietgedaan
Op de Nederlandse obligatiemarkt werd het herstel
van de koersen van enkele weken terug in de tweede
week van april weer grotendeels tenietgedaan. De ontwikkelingen op de kapitaalmarkt werden wederom beheerst door de discussies over de monetaire eenwording
in Duitsland. Deze onzekerheid deed de markt geen
goed, mede omdat de Bundesbank duidelijk maakte dat
zij, gegeven haar verantwoordelijkheid voor de D-mark,
een verscherping van het monetaire beleid bij een omwisselingskoers van 1 op 1 niet uitsluit. Hoewel de aandelenbeurzen teleurgesteld reageerden waren de gevolgen voor de rentemarkt beperkt. Een groot deel van de
markt had reeds een omwisselingskoers van 1 op 1
verwacht, hetgeen in de afgelopen weken de rente hernieuwd deed oplopen tot 9,0%. De Bundesbank, hoewel
niet blij met de voorstellen, heeft zich aan de voorstellen
gecommitteerd. De 2 op 1 koers voor spaargelden boven
DM 4000 kan als een concessie aan de Bundesbank
worden gezien. Het lijkt dan ook niet voor de hand te
liggen dat op korte termijn alsnog tot een verdere verhoging van het disconto zal worden besloten. Dit geldt
temeer daar de inflatie in Duitsland op dit moment geen
problemen oproept en in april zelfs daalde tot 2,3% op
jaarbasis.
Naast de invloeden vanuit Duitsland stond de markt
onder druk van de nieuwe 8,75% staatslening. In een
ongunstig renteklimaat wist de Agent / 3 mrd. uit de markt
te halen tegen een koers van 98,50 hetgeen een effectief
rendement van 8,97% betekende. Na de toewijzing trok de
markt weer even aan, mede door enige shortdekking door
handelaren, maar dit was slechts tijdelijk. Ook het feit dat
De Nederlandsche Bank wederom gebruik maakte van de
kracht van de gulden ten opzichte van de D-mark om het
tarief voor de speciale belening met 0,1% te verlagen tot
8,0% kon hier weinig aan veranderen. De rendementen
voor de langstlopende staatsleningen liggen hierdoor
thans weer rond de 9%.

Internationale beurzen
Bodem in Tokio
De beurs van Tokio lijkt een bodem te hebben gevonden. Nadat de omzetten tot een laag niveau waren weggezakt en ook de Nikkei-index zich stabiliseerde, begonnen
rond half april de beursomzetten weer toe te nemen. Op 19
april werd een omzet van meer dan een miljard aandelen
gehaald, lets datditjaar nog niet was voorgekomen. Vooral
de op de export georienteerde ondernemingen lijken
steeds betere vooruitzichten te hebben nu de yen zo fors
omlaaggekomen is. Medio april moesten de fondsen in de
consumenten-elektronica echter eerst nog een flinke veer
laten. Directe aanleiding vormde net gerucht dat de winst
bij Toshiba in het per april eindigende boekjaar met 17%
zou zijn teruggevallen. Inmiddels is de beurs van Tokio
gestart met de publikatie van cijfers inzake de arbitragehandel op de beurzen van Osaka en Tokio. Een handelstechniek die in de VS en Japan regelmatig als boosdoener
naar voren wordt geschoven voor de toenemende beweeglijkheid van de aandelenmarkten.
De beurs van Parijs ontwikkelde zich erg krachtig en wist
een nieuw hoogtepunt te bereiken. Niet alleen beleggers,
maar ook de OESO is erg tevreden over de economische
ontwikkeling in Frankrijk. Het inflatieverschil met Duitsland
is bijna verdwenen, de Franse frank ligt er internationaal
goed bij en heeft zich binnen het EMS thans zelfs boven
de D-mark genesteld, en de korte rente in Frankrijk is
recent zelfs twee maal verlaagd waar de Duitse onveranderd bleef. Verder viel het handelstekort over maart mee.
Allemaal factoren die de beurs ondersteunden. Eurotunnel
bleef goed liggen, ondanks dat een nieuwe emissie werd
aangekondigd. Wel zijn op de hogere niveaus flinke fluctuaties in de koersen waarneembaar, die erop lijken te
wijzen dat de kwetsbaarheid toeneemt.
Londen was flauw en bereikte een nieuw dieptepunt. Een
belangrijke factor vormde de vrees voor een verder oplopende inflatie waarbij zelfs gesproken wordt over een aprilcijfer
van 10% op jaarbasis. Ook het tegenvallende handelstekort
over maart deed de beurs geen goed. De overname van
BAT-industries, die de grootste overname uit de geschiedenis zou gaan worden, is inmiddels van de baan.
Ook in Frankfurt was de spirit er, na de forse stijging
eerder dit jaar jaar, uit. De beurs liet zich nu meer leiden
door de gevreesde inflatoire gevolgen van de monetaire
unie, terwijl daarnaast de loonontwikkeling de belegger nog
zorgen baart.

Winst op Wall Street weer prijsgegeven
In de VS blijven de berichten rond de financiele instellingen negatief. De op een na grootste effectenmakelaar,
Shearson Lehman, behaalde over het eerste kwartaal een
verlies van maar liefst $ 915 mln. Hierin is overigens een
dotatie aan de herstructureringsreserve van $ 630 mln.

Beursindices
1990

1990

hoogste

koers

laagste
koers

2810
2464
1969

2543
2134
1774

Nederland(CBS-koersindex)
206
Tokio (Nikkei)
38.713
Australie (All Ord)
1714

184

197

193

28.002
1463

29.279
1513

29.425
1463

VS (Dow Jones)
Engeland(FT-IOO)
Duitsland (Dax)

ESB 2-5-1990

Koers
per

Koers
per

6/4

26/4

2717
2221
1948

2677
2134
1827

begrepen, terwijl $ 157 mln. het gevolg is van een wijziging
in de boekhoudmethode. De moeder van Shearson, American Express, meldde een verlies van $ 620 mln, dat
grotendeels is toe te schrijven aan het verlies bij de dochter.
Merrill Lynch, de grootste effectenbank in de VS wist de
kwartaalwinst met 11 % te verhogen tot $ 41 mln.
De winstcijfers van de grote Amerikaanse banken waren
ook al niet imponerend. De winst bij Chase Manhatten
daalde van $ 132 tot $ 44 mln, terwijl J.P. Morgan, de naar
grootte vierde bank, de winstdaling beperkt kon houden tot
$ 11 mln, waarmee de winst uitkwam op $ 169 mln. Ook
Manufacturers Hanover zag de winst dalen, van $ 103 mln.
tot $ 96 mln. Chemical Bank rapporteerde overigens een
28,7% hogere winst. De koersen van de bankaandelen
daalden slechts in beperkte mate na publikatie van de
kwartaalcijfers, nadat eerder al een sell off had plaatsgevonden. De gedaalde ruwe olieprijs zette de koersen van
olieaandelen tijdelijk onder druk. Ook hier waren de winstberichten niet indrukwekkend. Vooral de resultaten in de
chemie-activiteiten stonden onder druk. De computersector lag er de laatste weken beter bij. De winststijging van
9%, die IBM over het eerste kwartaal bekendmaakte, was
een meevaller voor de markt. De winst bedroeg ruim $ 1
mrd. op een met 11,4% gestegen omzet van $ 14,2 mrd.
Als gevolg van de verdere inkoop van eigen aandelen
kwam de stijging van de winst per aandeel uit op 12,4% tot
$ 1,81 waar de markt een winst van $ 1,60 verwacht had.
De koers reageerde positief. Ook de andere computeraandelen zoals Controll Data en Digital lagen beter in de markt.
De laatste had eerder reeds gemdiceerd dat het afgelopen
kwartaal mogelijk een verlies zou opleveren. Uiteindelijk
werd toch nog $ 25 mln. verdiend, ondanks het treffen van
een voorziening voor een bedrag van $ 150 mln. NCR
vormde een uitzondering met een winst die achterbleef bij
de marktverwachting.
Opvallend op Wall Street is dat veel fondsen weer nun
dieptepunt over de afgelopen twaalf maanden naderen.
Het tekent de flauwe stemming en geeft niet veel vertrouwen voor de nabije toekomst.

De Amsterdamse beurs______________
Verdere stijging
De Amsterdamse aandelenbeurs liet zich in de afgelopen weken duidelijk van zijn goede kant zien. Over een
breed front trokken de koersen aan. De CBS-stemmingsindex wist net een nieuw hoogtepunt voor het jaar te
behalen. Later moest de beurs, onder invloed van onder
andere de flauwe stemming op Wall Street, weer een deel
van het gewonnen terrein prijsgeven, hoewel de daling ten
opzichte van andere beurzen relatief beperkt was.
Hoogovens, dat al eerder bekend maakte voor het lopende jaar een lagere winst te verwachten, is op langere
termijn hoopvol gestemd. Mede hierdoor hield de koers
zich goed boven het niveau van / 80, hetgeen overeen
komt met slechts 4 maal de winst over het afgelopen jaar.
Goed in de markt lag ook Aegon dat na de fraaie winststijging van het afgelopen jaar voor dit jaar een winstgroei van
20% in het vooruitzicht stelt.
De chemie-aandelen Akzo en DSM maakten een goed
koersherstel door. Met name voorafgaand aan de jaarvergadering Hep de koers van DSM op. Daar bevestigde DSM
5% van haar eigen aandelen in te willen kopen, waarop de
beleggers echter nauwelijks reageerden. Vooral Akzo
moest de winst weer prijsgeven, nadat het concern bekendmaakte dat de winst over het eerste kwartaal 11%
achterbleef bij die van de overeenkomstige periode vorig
jaar. De beurs reageerde teleurgesteld en zag de koers in
eerste instantie met / 5 teruggaan.

415

Wolters Kluwer bereikte met een koers van / 54,30 een
nieuw hoogtepunt. Bij de presentatie van het jaarverslag
werd kenbaar gemaakt dat men een grote partner zoekt om
de Internationale uitbouw van het concern met voortvarendheid te kunnen aanpakken. Daarbij wordt geen enkele
kandidaat bij voorbaat uitgesloten. Ook Elsevier niet, dat
zoals bekend aan de overnamestrijd rond Kluwer circa een
derde van de aandelen Wolters Kluwer heeft overgehouden. Na de winststijging van / 112 naar / 140 mln. in 1989
verwacht Wolters Kluwer voor het lopende jaar een verdere
winststijging. Voor 1992 wordt gemikt op een bedrijfsresultaat ter hoogte van 15% van de omzet, tegenover 12% in
1989.

Jaarverslag van De Nederlandsche Bank
Nederlands beleid steeds minder autonoom.
In het jaarverslag van de Nederiandsche Bank dat
verleden week werd gepubliceerd, wordt door de president Duisenberg ditmaal onder het motto “de Wereld, een
markt” uitgebreid ingegaan op de toenemende vervlechting van de financiele markten en de gevolgen hiervan
voor de nationale beleidmakers. Daarbij constateert Duisenberg dat de mogelijkheden tot het voeren van een
onafhankelijk beleid sterk zijn teruggelopen, met name in
een klein land als het onze. Hij illustreert daarbij dat de
Bank in haar beleid en instrumentarium reeds verregaande rekening met deze omstandigheden houdt. Duisenberg pleit voor een zelfde opstelling ten aanzien van de
economische politiek. Daarbij legt hij een sterke nadruk
op de beheersbaarheid van de overheidsfinancien. Niet
verwonderlijk, daar juist de afgelopen maanden bleek
hoe zeer Internationale ontwikkelingen verstorend kunnen werken op onze rijksbegroting.

Rente volgt Duitse rente
De invloed van ontwikkelingen in het buitenland bepalen voor een aanzienlijk deel het niveau en de richting van
de Nederlandse rente. In het afgelopen jaar betekende
dit een forse rentestijging waarbij de kapitaalmarktrente
tussen begin 1989 en nu met 2,5% steeg tot 9%. Deze
stijging deed zich voor toen in de VS en Duitsland de
rente werd verhoogd ter bestrijding van de inflatie. Hoewel hier de inflatie tot de laagste in de wereld kan worden
gerekend kon de Nederlandse rentemarkt zich niet aan
deze stijging onttrekken. Dit omdat DNB heeft gekozen
voor een vaste wisselkoers ten opzichte van Duitsland,
de belangrijkste EMS-partner, met een structureel op een
zo laag mogelijke inflatie gericht monetair beleid. Dat eeji
meer onafhankelijk beleid heel moeilijk is bewijst het
afgelopen jaar de ervaring van Zwitserland. Daar raakte
de prioriteit die men lange tijd gaf aan de vaste wisselkoers met de D-mark wat op de achtergrond, met als
gevolg dat de rente nog sterker opliep dan in de omringende landen.
De eenwording van de financiele markten heeft ook tot
gevolg dat de groei van de geldhoeveelheid niet meer kan
worden gecontroleerd. Daarom richt de DNB zich nu alleen
nog op de binnenlandse bronnen van geldcreatie. Dit zijn
de overheid en het bankwezen. Met beide zijn hiertoe
afspraken gemaakt. Voor het afgelopen jaar mocht de netto
liquiditeitsgroei van het bankwezen op jaarbasis niet meer
dan 5% bedragen. Hiertoe werd een nieuw instrument, de
zogenaamde monetaire kasreserve, gei’ntroduceerd,
waarmee flexibel kan worden afgestemd op de financiele
ontwikkelingen. Onder invloed van de oplopende rente in
vooral de tweede helft van het jaar en de omgekeerde
rentestructuur bleef de binnenlandse geldgroei in 1989
onder controle.

416

De Nederlandse economie en overheidsfinancien
De Nederlandse economie krijgt over het jaar 1989 van
DNB goede rapportcijfers. De economische groei steeg
van 2,8% tot 4,0%. De hogere consumptie, die met 3,4%
groeide, was de belangrijkste peiler voor de groei. Maar
ook de investeringen, die met 6,6% stegen, en het met 40%
tot / 15,6 mrd. toegenomen overschot op de lopende
rekening leverden een bijdrage. De inflatie bedroeg slechts
1,1% en was daarmee de laagste in Europa. Dit werd mede
veroorzaakt door de gunstige ontwikkeling van de loonkosten in vergelijking met de ons omringende landen.
Wel spreekt Duisenberg zijn bezorgdheid uit over een
aantal ontwikkelingen, met name in de sfeer van de overheidsfinancien en de lonen, die het gunstige beeld dat nu
reeds sedert 1982 voortduurt, dreigt te ondermijnen. Daarbij wijst hij erop dat het beleid bij ons niet te veel kan
afwijken van de ons omringende landen. De op zich weinig
ambitieuze doelstelling voor de reductie van het tekort van
het Rijk, een daling in deze kabinetsperiode van 5,25% tot
3,25% van het bnp, staat op de tocht onder invloed van een
aantal ontwikkelingen. Enerzijds kost de herstelde koppeling meer geld dan werd aangenomen. Anderzijds is de
rente fors gestegen, hetgeen de rentelasten aanzienlijk
verhoogt. Voorts zijn er tegenvallers in de WIR en belastingontvangsten. De aangekondigde bezuinigingen van
/ 2,8 mrd. acht Duisenberg aan de magere kant. Hij benadrukt dat alleen bij een lager overheidstekort en een gematigde loonontwikkeling het nieuwe beleid ten aanzien van
de koppeling en het milieu financieel haalbaar is.
Voorlopig geen rentedaling
Aangezien Nederland op economisch en financieel vlak
in sterke mate door de ontwikkelingen in Duitsland wordt
bemvloed hebben de ontwikkelingen in het Oostblok en
met name de Duitse eenwording aanzienlijke invloed op
onze economie. Volgens de Nederlandsche Bank zal de
monetaire eenwording de groei in Nederland stimuleren,
doch de keerzijde is dat er de komende tijd weinig ruimte
is voor een rentedaling. Het Centraal Planbureau had al
eerder in een studie berekend dat de Duitse monetaire
eenwording de groei in Nederland met 0,5% zou kunnen
doen toenemen. Het zijn vooral de hogere exporten die
hieraan bijdragen omdat in Duitsland de produktiecapaciteit reeds nu voor 90% is benut.
Compromis tussen Kohl en Bundesbank
Recent is bekend geworden dat Bonn besloten heeft de
omwisselingsverhouding voorspaargelden 1 op 1 testellen
voor tegoeden tot 4000 mark en 2 op 1 voor het resterende
deel. Voor de lonen en pensioenen is de omwisselingskoers eveneens 1 op 1, maar voor de schulden is voor 2
op 1 gekozen, hetgeen als een concessie aan de Bundesbank kan worden gezien. Overigens blijven de gevaren
voor de Duitse inflatie met name voor de tweede helft van
het jaar zeer aanwezig. Niet alleen vanwege de hereniging,
maar ook de loonontwikkeling en een eventuele verzwakking van de mark vormen een risico. In haar jaarverslag
maakt de Bundesbank duidelijk dat als in de tweede helft
van het jaar de inflatie daadwerkelijk weer aantrekt de
Bundesbank niet zal aarzelen het monetaire beleid verder
te verkrappen. Uit het jaarverslag van de Nederlandsche
Bank blijkt dat dit ook voor haar beleid gevolgen heeft, al
kan in de praktijk de kracht van de gulden hierin toch enige
ruimte bieden.