Ga direct naar de content

Europees begroten met appels en peren

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: januari 14 2005

Europees begroten met appels en peren
Aute ur(s ):
J.E.C. Engelberts en C.G. Holl (auteur)
De auteurs zijn werkzaam b ij het ministerie van Financin. Engelb erts@minfin.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 90e jaargang, nr. 4450, pagina 21, 14 januari 2005 (datum)
Rubrie k :
Eu-monitor
Tre fw oord(e n):

Als het aan de Europese Commissie ligt, zal de komende jaren het gat tussen de zogenoemde vastleggingen en betalingen toenemen;
de eu krijgt dan meer geld dan ze kan uitgeven.
Toen de Europese regeringsleiders afgelopen december bijeenkwamen om over Turkije te spreken, is voorafgaand een stevig eerste
robbertje gevochten over de uitgaven van de Unie voor de jaren 2007-2013. Het uitgavenkader, ook wel Financile Perspectieven
genoemd, moet volgens de planning aankomende zomer vastgelegd worden. EŽn van de belangrijkste discussiepunten is de totale
omvang van de uitgaven. Het is echter niet altijd even duidelijk over welke cijfers de discussie wordt gevoerd.
De Europese Commissie heeft ingezet op een bedrag van in totaal Û 1025 miljard (voor de periode 2007-2013), ofwel gemiddeld jaarlijks
1,26 procent van het Europese bruto nationaal inkomen (bni). Dat betekent in rele termen een stijging van zo’n 34 procent ten opzichte
van de huidige Financile Perspectieven (periode 2000-2006). Volgens de zogeheten ‘nettobetalers’ Nederland, Duitsland, het Verenigd
Koninkrijk, Frankrijk, Zweden, Oostenrijk en Cyprus is een rele stijging van zo’n zeven procent tot maximaal Û 815 miljard (gemiddeld 1,00
procent eu-bni) voldoende om de doelstellingen die Europa nastreeft, te verwezenlijken. Zij verwijten de commissie gebrek aan focus en
prioriteitstelling en vinden het ambitieniveau voor hervormingen bij landbouw- en structuurbeleid te laag.
Appels en peren
Hoewel in formele commissievoorstellen sprake is van een uitgavenplafond van Û 1025 miljard, spreekt de commissie zelf liever over een
bedrag van Û 928 miljard (gemiddeld 1,14 procent eu-bni). Daarmee oogt de kloof van meer dan Û 200 miljard tussen het voorstel van de
commissie en de positie van landen als Nederland kleiner dan feitelijk het geval is. Hiermee weet de commissie in de pers het beeld op te
roepen dat haar voorstellen een soort middenweg zijn. Dat berust echter op een vergelijking tussen appels en peren. figuur 1

Figuur 1. Plafonds in de huidige Financile Perspectieven (periode 2000-2006) en het commissievoorstel voor de periode 2007-2013, in
miljarden euro’s
Het verschil tussen beide commissiecijfers is terug te voeren op het verschil tussen vastleggingen en betalingen. Vastleggingen vormen
in een bepaald begrotingsjaar de totale kosten van de contractuele verbintenissen die worden aangegaan. Zij zijn vergelijkbaar met de
verplichtingen uit de Nederlandse begroting. Betalingen daarentegen vormen de geplande kasuitgaven die op enig moment voortvloeien
uit de vastleggingen. In de discussie zoals die nu tussen de regeringsleiders wordt gevoerd gaat het om de vastleggingen. Het
commissiecijfer van Û 928 miljard – de zogenaamde middenweg – betreft daarentegen het plafond voor de betalingen.
Kijken we meer in detail naar het commissievoorstel, dan valt op dat het verschil tussen betalingen en vastleggingen voor de periode
2007-2013 veel groter is dan in de huidige periode. Zoals de commissie zelf stelt, gaat zij er vanuit dat lidstaten moeite zullen hebben de
middelen weg te zetten, bijvoorbeeld vanwege een beperkte absorptiecapaciteit. Dit probleem speelt vooral bij structuurfondsen, die
goed zijn voor circa eenderde van de totale begroting. Landen krijgen bij vaststelling van Financile Perspectieven een zevenjarige
enveloppe toegewezen voor projecten die (logischerwijs) vaak nog niet eens op papier staan. Hierdoor stijgt de ‘voorraad’ van

vastleggingen die niet tot betalingen leiden.
Vanuit een gedisciplineerd begrotingsbeleid, zoals Nederland en veel andere lidstaten dat voorstaan, is zo’n groeiende voorraad geen
optimale situatie. De plafonds in vastleggingen hebben dan steeds minder te maken met daadwerkelijke uitgaven. Dit verlaagt de
economische betekenis van de eu-begroting. Het ontneemt bovendien het zicht op wat er daadwerkelijk aan beleidsuitgaven plaatsvindt
in relatie tot de meerjarige afspraken die aan het eu-beleid ten grondslag liggen. Tevens neemt het risico toe dat er uitgaven zullen
plaatsvinden die in eerste instantie erop gericht zijn om vastleggingen en betalingen weer meer in balans te brengen. Een uitgavenbeleid
met een volumedoelstelling is vanuit een gedisciplineerd begrotingsperspectief echter inefficint en ineffectief. Ook wordt dan
voorbijgegaan aan de vraag of er wel voldoende toegevoegde waarde aanwezig is om zo’n uitgave op Unie-niveau te doen. Of dat alles in
het belang is van Europa en van de Europese belastingbetaler, is slechts een retorische vraag.
Jeroen Engelberts en Casper Holl

Copyright © 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs