Europa na Maastricht
In het proces van de Europese economische Integratie is een aantal momenten van historisch belang te
onderkennen. Een daarvan was natuurlijk de opzet
van de Gemeenschappelijke Markt (GM), omdat daardoor de grondslagen voor verdere ontwikkeling gelegd werden. Een ander is de oprichting van een Economische en Monetaire Unie (EMU), omdat daardoor
duidelijk een nieuwe fase in de ontwikkeling van de
EG wordt ingeluid. Wat de Europese Unie (EU) betreft is het historische belang onduidelijk; het lijkt er
echter op dat de EU weinig meer is dan een minimaal
raamwerk om de verwezenlijking van de nieuwe fase
van economische integratie mogelijk te maken. Aan
een echte historische stap voorwaarts op het gebied
van een Europese Unie zal nog een lange voorbereidingstijd vooraf moeten gaan.
Dat Maastricht voor de opzet van de EMU een veel
groter succes was hoeft niet te verwonderen; er was
namelijk voldaan aan de volgende basisvoorwaarden:
– eenduidige hoofd- en afgeleide doelstelling;
– aanwijsbaar netto voordeel;
– coherente actie voor realisatie;
– flexibele uitvoering binnen duidelijke juridische
kaders.
We kunnen het belang van deze voorwaarden afleiden uit de geschiedenis van de voltooiing van de
Gemeenschappelijke Markt. De hoofddoelstelling
was het versterken van de concurrentiekracht van
het Europese bedrijfsleven. De daarvan afgeleide
doelstelling was in eenvoudige termen gedefinieerd: het afschaffen van alle controles op het intracommunautaire verkeer van goederen, diensten, arbeid en kapitaal.
De voordelen van het begin van deze liberalisatie waren in de jaren zestig en zeventig aangetoond. De omvangrijke voordelen van het voltooien van deze vrijmaking in de jaren tachtig en negentig werden in de
rapporten “Cost of non-Europe” berekend. Zij waren
in de praktijk al gebleken, wat voor het grote, internationaal concurrerende bedrijfsleven aanleiding was
om een krachtige lobby te vormen.
Een programma met alle beleidsmaatregelen die nodig waren om de doelstelling te verwezenlijken,
werd door de Commissie neergelegd in het beroemde Witboek. Dit bevatte werkschema’s voor bij voorbeeld de harmonisatie van technische voorschriften
en van indirecte belastingen.
De institutionele kaders voor het uitvoeren van het
programma werden gegeven door de Europese
Akte. Volgens de nieuwe regels is vervolgens het
ene na het andere dossier afgewerkt. Bij de precieze
uitwerking daarvan konden door onderhandeling
steeds praktische compromissen worden bereikt.
Bij het opzetten van de Economische en Monetaire
Unie is een zelfde patroon gevolgd. De hoofddoelstelling is ook hier weer een betere concurrentiepositie
door verlaging van transactiekosten en vermindering
van de nadelen van onzekerheid. Het afgeleide doel:
een waardevaste munt voor de gehele EG.
De voordelen van het stabiliseren van de wisselkoersen waren door het EMS in de praktijk aangetoond.
Economen berekenden de voordelen van de volgen-
ESB 11-12-1991
de stap naar een monetaire unie in de rapportenreeks “One market, one money”. Het bedrijfsleven
maakte zich sterk voor de EMU en liet dit de politici
op niet mis te verstane wijze weten.
Een duidelijk werkschema werd door het plan-Delors
gegeven. Dit schetste een aantal consequenties, zoals
de noodzaak van een onafhankelijke centrale bank,
regels voor de overheidsfinancien van lidstaten enz.
Het EMU-verdrag geeft een welomschreven kader,
waarbinnen vorm moet worden gegeven aan de
nieuwe opzet. De uitwerking daarvan kan ook met
enige flexibiliteit geschieden.
De Europese Unie is in dit perspectief een wat moeilijk geval. Bij de opzet ervan is volstrekt afgeweken
van de formule die zo succesvol is toegepast bij de
GM en de EMU. Bij de EU is er grote onduidelijkheid
over de doelstellingen en de voordelen, is er geen coherent plan van uitvoeringsmaatregelen en is er dus
ook geen coherente juridische structuur. De uitkomst
is een verzameling resultaten van politieke afwegingen van diverse wensen, sommige van economische,
andere van niet economische aard.
Vanuit economisch gezichtspunt is er behoefte aan
bepaalde onderdelen van de EU. Het afschaffen van
de controles op alle werkers aan de binnengrenzen
vraagt om een gezamenlijk beleid ten opzichte van
de immigratie vanuit derde landen. De verdediging
van economische belangen in het buitenland vraagt
om een zekere afstemming van buitenlands beleid.
Het goed functioneren van een EMU veronderstelt
allereerst een hoge mate van convergentie van het
macro-economische beleid, en verder een hoge
mate van betrouwbaarheid van de gemeenschappelijke instellingen en een hoge graad van internationale solidariteit tot uiting komende in een belangrijke rol voor de herverdeling van middelen over
lidstaten. De bestaande opzet van de EG aangevuld
met de bepalingen van het EMU-verdrag voorziet
echter al tot op grote hoogte in deze behoeften.
Vanuit andere gezichtspunten, zoals het sociale en
culturele, hebben sommigen in het verleden de behoefte geuit aan een zekere mate van integratie.
Door anderen werd de wenselijkheid daarvan echter bestreden. Het beginsel van de subsidiariteit is
maar van beperkte waarde gebleken om deze discussie te beslechten en om vast te stellen wat op nationaal niveau geregeld moet blijven en wat er op
communautair niveau moet worden geregeld. Als gevolg daarvan omvat de Europese Unie slechts een
verzameling onderdelen, waarover op dit ogenblik
tussen alle lidstaten politieke overeenstemming bestaat.
Economen kunnen blij zijn met de EMU, en tamelijk
neutraal zijn over de uitkomst van de EU. Om te weten of, en zo ja hoe, de laatste verder moet, zullen
economen en beoefenaars van andere disciplines
hun voorbereidingswerk nog eens ernstig moeten
aanpakken. Misschien dat dan later in dit decennium de voorwaarden voor succes bij de voortgang
wel kunnen worden vervuld.
W.T.M. Molle
1221