Ga direct naar de content

China moet werken aan productiviteitsgroei

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 15 2018

China staat voor grote uitdagingen. De overheid moet de economie omvormen om zo op de langere termijn het welvaartsniveau van hoogontwikkelde westerse economieën te kunnen evenaren. Maar wat is daar voor nodig?

In het kort

– China’s groeimodel wordt beperkt door onevenwichtigheden, zoals een hoge schuldquote, inkomensongelijkheid en milieuvervuiling.
– Naast het aanpakken van deze onevenwichtigheden moet China werken aan productiviteitsgroei, zodat het de middeninkomensval kan ontlopen.

De Chinese economie heeft in een relatief korte periode een indrukwekkende ontwikkeling doorgemaakt, maar het huidige groeipotentieel vlakt af (De Haan en Poelhekke, 2016). Vandaar dat de overheid een transitiebeleid heeft ingezet om in de dienstensector economische groei te realiseren en om de consumentenbestedingen te verhogen. Andere uitdagingen vormen het aanpakken van de onevenwichtigheden in de economie en het verhogen van de productiviteitsgroei.

Noodzaak tot transitie

In de afgelopen jaren ging de snelle ontwikkeling van de Chinese economie gepaard met de opbouw van hoge ­schulden, toenemende inkomensongelijkheid en milieuvervuiling. Deze negatieve externaliteiten begrenzen het huidige groeimodel.

Financiële instabiliteit

Mede dankzij het aanhoudend ruime monetaire beleid na de Grote Recessie is het schuldniveau gestegen van 195 ­procent van het bruto binnenlands product (bbp) in 2012 tot 260 procent in 2017. Dergelijke hoge schuldniveaus kunnen leiden tot lagere economische groei of financiële crises (Cecchetti et al., 2011; Minsky, 1992). In China schuilt het kredietrisico vooral in niet-financiële ­bedrijven en ­lokale overheden. En hoewel, met 46 procent van het bbp, de schuldquote van de centrale overheid relatief beperkt is, is haar positie toch riskant omdat zij vaak garant staat voor lokale overheden en staatsbedrijven. Verder is een groot deel van de schuld verstrekt door schaduwbanken, waarop het toezicht beperkter is, zodat er een groter risico is op financiële instabiliteit. De noodzakelijke beperking van de kredietverlening zal de bbp-groei drukken.

Inkomensongelijkheid

De toegenomen inkomensongelijkheid blijkt uit de sterke stijging van de Gini-coëfficiënt: van 69 in 2010 naar ruim 80 in 2017 (Credit Suisse, 2017). Een evenwichtigere inkomens­verdeling is gunstiger voor de gewenste transitie naar een groeimodel op basis van consumentenbestedingen. Een betere inkomensverdeling kan worden bereikt als de ­Chinese overheid inzet op structurele hervormingen, zoals een progressief belastingstelsel, meer inkomensoverdrachten voor lagere inkomens en een breder sociaal vangnet op het gebied van gezondheidszorg en pensioenen (Lardy, 2016).

Milieuvervuiling

De enorme milieuvervuiling is het gevolg van een jaren­lange opschaling van de productie in de zware industrie, zoals de staal- en kolensector. Diverse maatregelen om milieu­vervuiling tegen te gaan zullen – zeker op de korte termijn – ten koste gaan van de bbp-groei.

Op korte termijn hebben Chinese beleidsmakers te maken met een afruil tussen enerzijds het realiseren van hun econo­mische groeidoelstelling (momenteel nog minimaal 6,5 procent) en anderzijds het beperken van verschillende negatieve externaliteiten. Wanneer beleidsmakers ­kiezen voor een kwalitatief betere groei, zal de bbp-groei op ­korte termijn afvlakken, vooral als gevolg van een ­kleinere toename van de schuld, lagere industriële productie en ­investeringen. Op de middellange termijn staan beleids­makers echter voor de nog grotere uitdaging om de arbeidsproductiviteitsgroei blijvend te verhogen.

Risico op middeninkomensval

China’s bbp per hoofd van de bevolking is nu grofweg 16.000 Amerikaanse dollar per jaar. Veel opkomende economieën ervaren dat de economische groei sterk terugvalt wanneer het welvaartsniveau per hoofd van de bevolking een bepaalde waarde heeft bereikt. Deze drempelwaarde ligt ergens tussen de 12.000 en 18.000 dollar (Eichengreen et al., 2013), omdat bij dit welvaartsniveau de economie door loon­stijgingen haar comparatieve kostenvoordeel heeft ­verloren. Dit is de ­middeninkomensval. Landen die deze valkuil wisten te ontlopen, zijn tijdig overgeschakeld op economische groei die niet zozeer afhankelijk is van een extra mensen- of kapitaalinzet, als wel van een sterke toename van de totale factorproductiviteit (TFP). De vraag is hoe China productiviteitsgroei kan realiseren die berust op een structureel hogere TFP-groei.

De innovatieve kracht van China is in ­internationaal perspectief gezien zeer laag. Want hoewel China op basis van zijn eigen statistieken met 800.000 patenten per jaar nu al een stuk innovatiever lijkt dan de meeste ­landen, bedraagt het aantal patenten dat uniek is voor de ­Amerikaanse markt slechts 2 per 100.000 personen van de beroepsbevolking. Het aantal unieke mondiale inventies is dus beperkt. Hoewel investeringen in onderzoek en ontwikkeling als percentage van het bbp gelijk zijn aan het EU-gemiddelde, lijkt de besteding minder effectief. Slechts vier procent van deze investeringen is gericht op fundamenteel onderzoek, en het overgrote deel gaat naar onderzoek op het gebied van infrastructuur (OESO, 2015). Er kunnen dus vraagtekens worden gezet bij de doelmatigheid van de Chinese investeringen in ­kennis. Ook op de kwaliteit van onderwijs scoort China ver onder het internationale gemiddelde: de gemiddelde opleidingsduur van de bevolking ouder dan 25 jaar is slechts 7,5 jaar, en maar 2,4 procent van de Chinese populatie ouder dan 25 jaar heeft het hoger onderwijs afgerond. Verder geldt dat het onderwijssysteem niet is gericht op het stimuleren van probleemoplossend vermogen en creatief denken, maar vooral op kennisreproductie (Zhao, 2014). Dit alles betekent dat de randvoorwaarden voor een verhoging van de productiviteitsgroei nog moeten worden verbeterd.

HH/Co de Kruijf

Scenario’s voor productiviteitswinsten

Wat kan China doen om de productiviteit en – in het ­verlengde daarvan – de welvaart te laten stijgen? Om te bepalen welke factoren een significant effect hebben gehad op het al dan niet ontlopen van de middeninkomensval, maken we gebruik van een panelmodel voor een groep landen die, vanuit een relatief laag welvaartsniveau, aanzienlijke groei hebben doorgemaakt (Erken, 2017). Uit de modelschatting blijkt dat meer technologisch en menselijk kapitaal, de openheid van de economie en de kwaliteit van arbeidsmarkt- en kredietverleningsregelgeving belangrijke factoren zijn voor hogere productiviteitsgroei. Op basis van dit model berekenen we voor China langs een drietal ­scenario’s de mogelijke productiviteitsgroei (zie de tech­nische bijlage op www.esb.nu).

In het basispad zal de bijdrage van kapitaalverdieping aan de productiviteitsgroei verder dalen (figuur 1). Hoewel de forse investeringen na de Grote Recessie de groei sterk hebben gestimuleerd, nemen de marginale baten van extra investeringen af. In het basispad neemt daarom de kapitaal­bijdrage af van 3,4 procentpunt in 2017 naar 2,0 procentpunt in 2025. De arbeidsproductiviteitsgroei zal daardoor geleidelijk afnemen tot 3,5 procent in 2025.

Figuur 1

In het eerste scenario verhogen we tot 2025 geleidelijk de hoeveelheid patenten per 100.000 personen naar het niveau van Singapore (123 patenten per 100.000 werkenden). In het tweede scenario verhogen we geleidelijk het hogeronderwijsniveau voor mensen ouder dan 25 van nu één maand tot één jaar, wat gelijk staat aan het niveau in Japan en Griekenland. In het derde en laatste scenario stijgt de kwaliteit van de regulering tot het niveau van Portugal, en de mate van openheid van de economie tot het niveau van Griekenland en Costa Rica.

Als China erin slaagt al deze drie scenario’s uit te ­voeren, dan zal de Chinese arbeidsproductiviteit rond de 6 procent per jaar blijven en zelfs licht toenemen tot aan 2025 (figuur 1). Daarmee zou het ­Chinese arbeidsproductiviteitsniveau uitkomen op bijna 20 dollar per uur, een winst van 3,2 dollar ten opzichte van het basispad. Dit lijkt een beperkt effect, maar gezien de enorme hoeveelheid uren die er in China wordt gewerkt, zou het totale extra welvaartseffect 5.500 miljard dollar zijn in 2025, wat neerkomt op 3.750 dollar extra welvaart per inwoner. Het totale bbp per hoofd van de bevolking in China zou daarmee stijgen naar ruwweg 19.000 dollar in 2025, waarmee China succesvol de middeninkomensval zou hebben weten te ontlopen.

Tot slot

Na een indrukwekkende economische ontwikkeling staat China nu voor grote uitdagingen om de welvaart duurzaam te verhogen. Het moet hiervoor de excessieve schuldenlast, milieuvervuiling en inkomensongelijkheid terugdringen. Tevens laten een drietal scenario’s voor de productiviteitsgroei zien dat China – wanneer het zijn onderwijs- en innovatieagenda, kwaliteit van regelgeving en instituties verbetert – via structurele productiviteitsgroei de middeninkomensval kan ontlopen.

Literatuur

Cecchetti, S.G., M.S. Mohanty en F. Zampolli (2011) The real effects of debt. BIS Working Paper, 352.

Credit Suisse (2017) Global wealth report 2017.

Haan, J. de, en S. Poelhekke (2016) Het groeiproces van China op de lange termijn. ESB, 101(4727), 102–105.

Eichengreen, B., D. Park en K. Shin (2013) Growth slowdowns redux: new evidence on the middle-income trap. NBER Working Paper, 18673.

Erken, H.P.G. (2017) Why emerging economies are (un)successful in avoiding the middle income trap. Rabobank.

Lardy, N.R. (2016) China: toward a consumption-driven growth path. In: Y. Zhou (red.), Seeking changes: the economic development in contemporary China. Singapore: World Scientific, 85–111.

Minsky, H.P. (1992) The financial instability hypothesis. Levy Economics Institute Working Paper, 74.

OESO (2015) OECD science, technology and industry scoreboard 2015: innovation for growth and society. Parijs: OESO.

Zhao, Y. (2014) Who’s afraid of the big bad dragon? Why China has the best (and worst) education system in the world. Hoboken, NJ: John Wiley & Sons.

Auteurs

Categorieën