Ga direct naar de content

Verwantschap en financieel risicogedrag van vrouwen

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 9 2014

De financiële sector zou de vrouwelijke belegger meer centraal kunnen stellen door vrouwvriendelijk taalgebruik.

Vrouw & Economie ESB

vrouw

& economie

Verwantschap en
financieel risicogedrag
van vrouwen
De home bias op het gebied van beleggen wordt verklaard met
het begrip ‘verwantschap’. Beleggers zouden meer verwantschap
voelen met en daarom positiever zijn over aandelen van bedrijven
waarmee ze zich vanwege de letterlijke of figuurlijke nabijheid
verwant voelen. Kan verwantschap ook helpen verklaren waarom
vrouwen minder interesse tonen in financiële planning en minder
beleggen in aandelen? Hoe zou deze kennis van praktische betekenis kunnen zijn?

Henriëtte
Prast
Hoogleraar aan de
Universiteit van
Tilburg

José Sanders
Universitair hoofddocent aan de
Radboud Universiteit Nijmegen

V

rouwen nemen minder deel aan financiële
markten dan mannen, en als ze beleggingskeuzes moeten maken, nemen ze minder risico (Sundén en Surette, 1998; Van Rooij et al.,
2007). Volgens het rationele model weerspiegelt gedrag preferenties die bepaald worden door de beschikbare informatie. De enige reden om ons zorgen te maken over
de seksekloof zou dan een informatieachterstand van vrouwen
zijn. Gebruikelijke verklaringen voor deze seksekloof zijn dan
ook dat vrouwen minder risicobereid zijn en minder finan­ciële
kennis hebben (Schubert et al., 1999; Lusardi en Mitchell,
2008; Croson en Gneezy, 2009; Dohmen et al., 2011).
Verklaringen voor verschil risicogedrag

De verklaringen ‘risicobereidheid’ en ‘financiële kennis’ zijn
om meerdere redenen niet afdoende. Ook na correctie voor
risicohouding en financiële geletterdheid nemen vrouwen
minder beleggingsrisico dan mannen (Fellner en Maciejovsky, 2007; Nelson 2012). Bovendien zijn er vraagtekens te
plaatsen bij de gemeten seksekloof in financiële geletterdheid.
De kenniskloof wordt namelijk veel kleiner als de mogelijkheid om “weet niet†te zeggen wordt geëlimineerd. Zeventig

procent van de vrouwen die “weet niet†zegt, geeft namelijk
bij doorvragen het juiste antwoord (Bücher-Koenen et al.,
2012). Een mogelijke verklaring is dat vrouwen bij twijfel
eerder “weet niet†antwoorden dan mannen. Dit kan een
verschil zijn in zelfvertrouwen of voortkomen uit gender stereotype threat – het verschijnsel dat mensen zich volgens hun
stereotiepe beeld gaan gedragen als ze aan hun gender worden ‘herinnerd’; zo halen meisjes lagere cijfers voor wiskunde
als ze voor het maken van een examen aan hun vrouw-zijn
worden herinnerd (Good et al., 2008) – net zoals mannelijke
blanke atleten slechter presteren als ze vlak voor een wedstrijd
eraan herinnerd worden dat ze blank zijn (Stone et al., 1999).
Mannen zouden zich dan bij een financiële kennistest gedragen volgens het stereotype dat ze het moeten weten (en dus
liever gokken dan “weet niet†zeggen), terwijl vrouwen zich
gedragen volgens het stereotype dat ze niet in de financiële
wereld geïnteresseerd zijn.
Context

Guiso et al. (2008) vinden in een vergelijkende landenstudie
dat slechtere wiskundeprestaties van meisjes samenhangen
met een minder gelijke behandeling van vrouwen. Meisjes
nemen meer risico in een omgeving met alleen meisjes dan in
een gemengde groep (Booth en Nolen, 2012), wellicht omdat
ze zich dan minder bewust zijn van hun sekse. Dit suggereert
dat risicobereidheid niet een gegeven is, maar wordt beïnvloed door stereotype threat en zelfvertrouwen. Croson en
Gneezy (2009) concluderen dat vrouwen gevoeliger zijn voor
context dan mannen als het gaat om risico nemen. Stereotype
threat kan ook betekenen dat mannen meer risico nemen dan
bij hun risicohouding past, wat een ander licht werpt op de
seksekloof en ook andere beleidsimplicaties heeft.
Risicobeheersing

Vrouwen nemen minder risico bij beleggingsbeslissingen,
maar niet bij gokspelletjes (Weber et al., 2002; Harris en
Jenkins, 2006). Een mogelijke verklaring is dat de hoeveel-

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
Jaargang 99 (4689 & 4690) 10 juli 2014
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

459

ESB Vrouw & Economie

heid risico die iemand neemt niet alleen een reflectie is van
risicohouding (een preferentie), maar ook van de mate waarin
iemand denkt risico te kunnen managen (vertrouwen in eigen kunnen). Mannen zouden dan bij beleggen meer zelfvertrouwen hebben in hun eigen kunnen dan vrouwen, terwijl
bij gokspelletjes de uitkomst door het lot wordt bepaald. Dat
sluit aan bij Barber en Odean (2001), die vinden dat mannen
meer dan vrouwen verwachten de aandelenmarkt te kunnen
verslaan. Al met al blijft het verschil in gedrag van mannen en
vrouwen als het gaat om risico nemen met geld een raadsel,
ook na correctie voor risicohouding (Van Geen, 2014).
Vertrouwdheid

In verklaringen voor de seksekloof op het gebied van beleggen is tot dusverre geen aandacht besteed aan familiarity.
Dit begrip, te vertalen als bekendheid (maar niet kennis),
vertrouwdheid en verwantschap, is in de financieringsliteratuur gebruikt om de home bias te verklaren: het feit dat beleggers minder kiezen voor aandelen ‘ver van huis’ dan goed
zou zijn uit oogpunt van portefeuillediversificatie (Merton,
1987; Huberman, 2001). French en Poterba (1991) noemen
de home bias een van de grootste economische raadsels. Merton (1987) veronderstelt dat beleggers, ook als ze toegang
hebben tot alle informatie en er geen handelsbelemmeringen
zijn, niet beleggen in aandelen waarmee ze niet bekend zijn,
en daardoor minder diversifiëren dan optimaal is. Huberman
(2001) past de Mertonbenadering toe om de home bias te
verklaren. Er is niet alleen een home bias op nationaal niveau, maar ook op het niveau van regio (Coval en Moskowitz,
1999), bedrijfstak (Doskeland en Hvide, 2011) en bedrijf

Samenstelling roze en blauwe beleggingsportfolio
Roze conditie

tabel 1

Blauwe conditie

Bedrijf

Sector

Bedrijf

Sector

1 Burberry

Mode

1 Ahold

Voedsel

2 Dior

Mode/cosmetica

2 AIR FRANCE –KLM

Luchtvaart

3 Douglas

Cosmetica

3 AKZO NOBEL

Chemie

4 Esprit

Mode

4 ARCELORMITTAL

Staal

5. Estee Lauder

Cosmetica

5 ASML HOLDING

Halfgeleiders

6. IFF

Cosmetica

6 CORIO

Staal

7.Ikea

Woninginrichting

7 DE Master Blenders

Koffie

8. LÓreal

Cosmetica

8 DSM

Mode

9 FUGRO

Bodemonderzoek

10. Ralph Lauren

Mode

10 ING

Financial

11.Revlon

Cosmetica

11 Philips

Electronica

12. Shiseido

Cosmetica

12 SBM OFFSHORE

Olie equipment

13. Svenska Cellulosa Hygiene

13 Shell

Olie

14 Tiffany & Co

Sieraden

14 UNIBAIL Rodamco

Real estate investment

15.Zara

Mode

15 Unilever

Food, hygiene

Determinanten vertrouwdheid

Er zijn verschillende, elkaar niet uitsluitende psychologische
verklaringen voor een effect van vertrouwdheid op attitude,
verwachtingen en gedrag. Saillantie (in het oog springend),
de availability heuristic (je iets gemakkelijk voor de geest
kunnen halen) en de affect heuristic (instinct en intuïtie)
hebben alledrie een effect op attitudes, oordeelsvorming en
besluitvorming bij risico (Tversky en Kahneman, 1973). Saillante rendementen leiden tot overwaardering van aandelen ,
availability vergroot de gepercipieerde kans, en positief (negatief ) affect leidt tot een lagere (hogere) risicoperceptie en een
hoger (lager) verwacht rendement (Tversky en Kahneman,
1980; Alhakami en Slovic, 1994). Mensen gaan zowel op een
intuïtieve en narratieve als op een analytische en rationele manier met de werkelijkheid om (Epstein, 1994). Dual process
theorie onderscheidt twee manieren van denken: System 1
(automatisch) en System 2 (reflectief ). Construal level theory
bestudeert binnen de taalwetenschap het effect van framing,
via mindset, mental representation en stereotypering, op attitudes, oordeelsvorming en gedrag, en onderscheidt daarbij afstand en nabijheid. Heath en Tversky (1991) laten zien dat we
ons competenter voelen op gebieden waarmee we verwantschap voelen, en Di Mauro (2008) verklaart hiermee de investor home bias. Huberman (2001) stelt dat ‘bekend’ al snel
betekent ‘goed’, en dat het onbekende, onvertrouwde, aversie
opwekt. Volgens Trautmann en Van de Kuilen (2013) staan
mensen positiever tegenover informatie die uit een verwante
bron komt omdat dat leidt tot minder ambiguity aversion, ofwel afkeer van een onbekende kansverdeling. Breugelmans et
al. (2012) laten zien dat consumenten met een verschillende
betrokkenheid behoefte hebben aan een verschillende benadering.
Verwantschap met beursgenoteerde bedrijven

Prast et al. (2014) vragen CentERpanelleden een hypothetisch pensioenvermogen te verdelen over een risicovrije titel
met en een aandelenportefeuille. Deelnemers worden willekeurig toegewezen aan een conditie waarin de aandelenportefeuille vijftien AEX-aandelen (de blauwe conditie; zie tabel
1) dan wel vijftien aandelen van bedrijven die adverteren in
vrouwenbladen bevat (de roze conditie). Veel bedrijven in de
AEX behoren tot de zware industrie: baggeraars, metaal, olie,
chemie. Mogelijk spreken die minder tot de verbeelding van
vrouwen. De informatie over rendement en risico die de respondenten krijgen is in beide condities hetzelfde (kader 1).

Chemie

9. Prada

(Laibson, 2005), waarbij voor het laatste geldt dat werknemers hun eieren (menselijk en pensioenkapitaal) in hetzelfde
mandje leggen.

460

Resultaten

Vrouwen in de blauwe conditie doen er gemiddeld bijna drie
keer zo lang over om te beslissen over de allocatie als vrouwen
in de roze conditie (tabel 2). Voor mannen is het verschil heel
klein. Het totale effect is dat vrouwen in de (blauwe) AEXconditie twee keer zo veel tijd kwijt zijn als mannen terwijl
ze in de roze conditie fors minder tijd nodig hebben. Tabel
1 laat verder zien dat in de blauwe (roze) conditie 92 (91)
procent van de mannen binnen vijf minuten beslist, terwijl
deze percentages voor vrouwen respectievelijk 86 en 93 zijn.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4689 & 4690) 10 juli 2014

Vrouw & Economie ESB

Gemiddelde beslistijd in seconden

Beslistijd

TABEL 2

Percentage
dat beslist < 5 Gemiddelde beslistijd,
minuten
seconden)

Mannen
Blauw

92

4309

Roze

91

4051

Blauw

86

8758

Roze

93

3060

Vrouwen

Bron: Prast et al., 2014; Druta., 2013, gebaseerd op CentERdata

Aandelenmarktparticipatie, in
procenten
Blue

roept. Redelmeier en Shafir (1995) laten zien dat mensen een
hogere premie betalen als een overlijdensrisicoverzekering
refereert aan een terroristische aanslag. Mannen en vrouwen
kunnen met hun koopgedrag verschillend reageren op taal
(Avery, 2012). Diet Coke sloeg aan bij vrouwen, mannen gingen pas aan de laagcalorische cola toen die op de markt kwam
als Coke Zero. Een enkel woord (in dit geval Diet) kan een
wereld aan associaties oproepen (in dit geval: diëten, lijnen,
kleren passen). Blijkbaar kunnen of willen mannen zich daarmee niet identificeren, terwijl Zero vertrouwde associaties
oproept (zoals duidelijk, krachtig, ‘alles of niks’).
Marketingonderzoek benadrukt de gevoeligheid van
consumenten voor metaforen (Bremer en Lee, 1997) en genderverschillen daarin (Avery, 2012). Boggio et al. (2014) onderzoeken of het woordgebruik op de websites Beleggen voor
beginners (Nederlands) en Investire in borsa – corso pratico
per principianti (Italiaans) werelden oproept waarmee vrou-

TABEL 3

Pink

Mannen

95,7

92,9

Vrouwen

92,6

91,0

Gender gap (m-v)

3.1

1.9

mensen een hogere premie betalen als een
overlijdensrisicoverzekering refereert aan een
terroristische aanslag
Voor zover beslissingstijd een toetredingsdrempel is, zou de
tentatieve conclusie kunnen zijn dat het blauwe karakter van
de AEX de deelname van vrouwen ontmoedigt. Immers, het
enige verschil tussen de roze en blauwe conditie is het type
mandje; de informatie over risico en rendement is identiek.
Het percentage deelnemers dat op zijn minst iets van
het vermogen aan aandelen toewijst is hoog (tabel 3) in beide
condities, en onder mannen en vrouwen, waarbij de ‘aandelenmarktparticipatie’ van vrouwen niet hoger is in de roze
conditie.
Multivariate analyse met het percentage aandelen als afhankelijke variabele laat een significant positief effect zien van
de dummy ‘roze’ op de aandelen van vrouwen van zestig plus,
een resultaat dat robuust is voor verschillende specificaties.
Conclusie

Een roze portefeuille leidt ertoe dat vrouwen sneller beslissen en dat vrouwen boven de zestig meer in aandelen gaan,
en meer mannen aandelen geheel mijden. Voor het overige
is het effect gering. Dit kan betekenen dat brand familiarity
er niet toe doet, advertenties in vrouwenbladen niet geschikt
zijn als maatstaf, of niet voor alle vrouwen. Verder kunnen de
resultaten zijn beïnvloed door selectie- en home bias. Het percentage panelleden dat na het zien van de vraag afhaakte was
ongebruikelijk hoog, met name onder vrouwen, en het roze
mandje omvat buitenlandse bedrijven, terwijl de AEX vooral
Nederlands is.
Verwantschap met beleggerjargon

Taalgebruik beïnvloedt gedrag door de beelden die het op-

wen zich mogelijk minder identificeren dan mannen.
Ze kiezen hiervoor een taalwetenschappelijke insteek
met als vraag welk beeld wordt opgeroepen door de gebruikte
metaforen. De communicatiewetenschap gebruikt de term
‘frame’, ontleend aan de sociologie (Goffman, 1974) voor een
verzameling organiserende basiselementen aan de hand waarvan we een situatie interpreteren, met gevolgen voor onze
subjectieve betrokkenheid (Van Gorp, 2002). Metaforen zijn
hiervan de taalwetenschappelijke pendant (Lakoff en Johnson, 2008). Het zijn woorden uit een concrete, fysieke wereld (brondomein) die worden toegepast in de communicatie
over abstracte begrippen (doeldomein). Metaforen worden
meestal onbewust gebruikt om frames op te roepen die abstracte begrippen voorstelbaar maken (denk ook aan salience,
availability, affect en system 1 processing).
Metafoorgebruik is niet willekeurig, maar vertoont
patronen (Lakoff, 1990; Lakoff en Johnson, 2008). Soms is
een metafoor de concrete voorloper van het abstracte begrip.
Een voorbeeld op beleggingsgebied is ‘(financiële) markt’,
immers ooit werden producten verhandeld op een fysieke
marktplaats. Vaker is een dergelijk historisch verband afwezig. De metafoor verbeeldt of benadrukt dan een aspect van
het abstracte begrip. Denk voor beleggen aan level playing

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
Jaargang 99 (4689 & 4690) 10 juli 2014
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

461

ESB Vrouw & Economie

field (sportwedstrijd, winnen en verliezen), ‘strategie’ (oorlog), vermogensopbouw (fysiek bouwen) en vermogensgroei
(landbouw en veeteelt). Metaforen kunnen ook een handeling suggereren. Zo benadrukt ‘opbouw’ determinisme en
planmatigheid, terwijl ‘groei’ in de richting van afwachten en
afhankelijkheid (van het weer) wijst.
Boggio et al. (2014) concluderen dat in het Nederlands
en Italiaans de gebruikte metaforen te herleiden te zijn tot
vijf brondomeinen (tabel 4). De vraag is nu of deze bron­
domeinen van metaforen voor beleggingsproducten mogelijk
verschillen in de mate waarin ze werelden oproepen die voor
mannen en vrouwen in verschillende mate vertrouwd zijn.
Het Diet Coke voorbeeld liet zien dat als taal bij mensen, onbewust, een belevingswereld oproept waarin ze zich niet thuis
voelen, ze zich direct afkeren. Met andere woorden: system
1 processing (intuïtief, narratief ) heeft het effect dat mensen
dan helemaal niet aan system 2 processing (rationeel overwegen) toekomen – ze zijn al afgehaakt. Om die vraag te kunnen beantwoorden is het nodig na te gaan in welke mate de
gevonden domein van veelgebruikte metaforen – fysieke activiteit, gezondheid, oorlog, spel en landbouw – werelden en
associaties oproepen waarin mannen respectievelijk vrouwen
zich herkennen. Volgens de BEM sex inventory (Bem, 1974)
is het stereotiepe beeld van de vrouw dat zij verzorgt en deelt,
en niet dat ze strijd aangaat, zware arbeid verricht of erop uit
is de ander te verslaan. Ondanks de emancipatie sinds de jaren
zeventig is de inventory nauwelijks veranderd (Holt en Ellis,
1998). Dat vrouwen zijn oververtegenwoordigd in onderwijs
en zorg en in ondersteunende (verzorgende) beroepen onderstreept dit.
conclusies en beleidsimplicaties

Veranderingen in de generositeit van pensioenen en sociale
zekerheid, en demografische ontwikkeling maken het noodzakelijk om meer kennis over de financiële klant (man én
vrouw) te hebben. De OESO roept, gesteund door de ministers van financiën, centrale bankiers en regeringsleiders van de

Brondomeinen in beleggingsites
(aantal en percentage), Nederland en Italië

TABEL 4

Nederlands
(N= 6.023 woorden)

Italiaans
(N=3.761 woorden)

58 (41%)

36 (39%)

Snelheid

31

34

(De)constructie

27
36 (25%)

Gezondheid/welbevinden

34(24%)

Een getallenvoorbeeld:
Als u alles in de staatsobligaties stopt is het bedrag over
tien jaar zeker gegroeid tot ruim 148.000 euro.
Stopt u alles in aandelen, dan is het over tien jaar naar
verwachting ruim 215.000 euro. Maar het kan ook meer
zijn, bijvoorbeeld 280.000 euro, of minder, bijvoorbeeld
130.000.
Hoe zou u het geld verdelen?

G20 op tot het reduceren van de seksekloof door financiële
educatie van meisjes en vrouwen (OESO, 2013; G20, 2013).
Het zou wel eens kunnen dat de sleutel elders ligt. Ook voor
de financiële sector is er werk aan de winkel. Gendermarketing lijkt als het gaat om de financiële consument, ver te zoeken, mogelijk omdat financiële planning traditioneel plaatsvindt op gezinsniveau (Chiappori, 2013; Bertocchi et al.,
2011; 2014). De financiële klant is steeds vaker een individu.
Des te belangrijker om te bezien hoe de sector de wensen van
de mannelijke en de vrouwelijke klant meer centraal zou kunnen stellen.

9 (10%)

2 (2%)

Het geld dat u in de aandelen stopt, wordt naar verwachting gemiddeld acht procent per jaar meer waard. Maar
dat is, anders dan de vier procent rente op de staatsobligaties, niet zeker. Er is een kans dat u er per jaar meer dan
acht procent bij krijgt, en een kans dat u minder krijgt.

36 (39%)

12 (8%)

Stel u hebt 100.000 euro ter beschikking om te sparen
voor uw pensioen. U moet dit verdelen over staatsobligaties met een rente van vier procent en een
mandje aandelen waarvan de opbrengst naar verwachting acht procent zal zijn. U kunt pas aan uw
geld komen als u de pensioenleeftijd hebt bereikt.
U belegt niet in individuele aandelen maar in een
‘mandje’ van vijftien verschillende aandelen, wat het risico vermindert zonder dat de opbrengst daardoor lager
wordt. Immers, tegenvallers bij het ene bedrijf kunnen
worden gecompenseerd door meevallers bij het andere.
Het geld dat u in de staatsobligaties stopt, krijgt u te zijner tijd zeker terug, plus de rente die er elk jaar is bijgekomen. Het lijkt dus op een spaarrekening met een vaste
rente.

10 (11%)

Spel (competitie/gokken)

kader 1

2

Oorlog

Voorbeeld vraag

1 (1%)

Metafoordomeinen
Fysieke activiteit

Landbouw
Totaal

462

142 (=2,4% van N
woorden)

92 (= 2,4% van N
woorden)

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4689 & 4690) 10 juli 2014

Vrouw & Economie ESB

namic conscious. American Psychologist, 49(8), 709–724.
Fellner, G. en B. Maciejovsky (2007) Risk attitude and market behavior: evidence from experimental asset markets. Journal of Economic Psychology, 28(3), 338–350.
French, K. en J. Poterba (1991) Investor diversification and international equity markets.
American Economic Review, 81(2), 222–226.
Literatuur

G20 (2013) G20 Leaders Declaration. Sint-Petersburg: G20.

Alhakami, A.S. en P. Slovic (1994) A psychological study of the in-

Geen, A. van (2014) Risk in the background: how men and women respond. Cambridge, MA.: Job

verse relationship between perceived risk and perceived benefit.

Market Paper. Harvard University.

Risk Analysis, 14(6), 1085–1096.

Goffman, E. (1974) Frame analysis. An essay on the organization of experience. Harmondsworth:

Avery, J. (2012) Defending the markers of masculinity: consumer

Peregrine Books.

resistance to brand gender-bending. International Journal of Re-

Good, C., J. Aronson en J.A. Harder (2008) Problems in the pipeline: stereotype threat and

search in Marketing, 29(4), 322–336.

women’s achievement in high-level math courses. Journal of Applied Developmental Psycho-

Barber, B. en T. Odean (2001) Boys will be boys: gender, overconfi-

logy, 29(1), 17–28.

dence, and common stock investment. Quarterly Journal of Econo-

Gorp, B. van (2002) Werken aan de werkelijkheid. Tijdschrift voor Sociologie, 23(3-4), 325–341.

mics, 116(1), 261–292.

Guiso, L., F. Monte, P. Sapienza en L. Zingales (2008) Culture, gender and math. Science,

Bem, S.L. (1974) The measurement of psychological androgyny1.

320, 1164–1165.

Journal of Consulting and Clinical Psychology, 42(2), 155–162.

Harris C.R. en M. Jenkins (2006) Gender differences in risk assessment: why do women take

Bertocchi, G., M. Brunetti en C. Torricelli (2011) Marriage and other

Fewer risks than men? Judgment and Decision Making, 1(1), 48–73.

risky assets: a portfolio approach. Journal of Banking and Finance,

Heath, C. en A. Tversky (1991) Preference and belief: ambiguity and competence in choice

35(11), 2902–2915.

under uncertainty. Journal of Risk and Uncertainty, 4(1), 5–28.

Bertocchi, G., M. Brunetti en C. Torricelli (2012) Is it money or

Holt, C.L. en J.B. Ellis (1998) Assessing the current validity of the Bem Sex-Role Inventory.

brain? The determinants of intra-family decision power. CEPR Dis-

Sex Roles, 39(11-12), 929–941.

cussion Paper, 9017.

Huberman, G. (2001) Familiarity breeds investment. Review of Financial Studies, 14(3), 659–

Boggio, C., E. Fornero, H. Prast en J. Sanders (2014) Seven ways to

680.

build your portfolio. Working Paper Collegio Carlo Alberto.

Laibson, D. (2005) Impatience and savings. NBER Reporter Online, 2005(Fall), 6–8.

Booth P. en P. Nolen (2012) Gender differences in risk behaviour:

Lakoff, G. (1990) Women, fire, and dangerous things: what categories reveal about the mind. Chi-

does nurture matter? The Economic Journal, 122(558), 56-78.

cago: University of Chicago Press.

Bremer, K. en M. Lee (1997) Metaphors in marketing: review and

Lakoff, G. en M. Johnson (2008) Metaphors we live by. Chicago: University of Chicago Press.

implications for marketers. In: Brucks, M. en D.J. MacInnis (red.)

Lusardi, A. en O. Mitchell (2008) Planning and financial literacy: how do women fare? Ame-

NA – Advances in Consumer Research, 24. Provo, UT: Association for

rican Economic Review: Papers & Proceedings, 98(2), 413–417.

Consumer Research, 419-424.

Merton, R.C. (1987) A simple model of capital market equilibrium with incomplete informa-

Breugelmans, E., C.F. Köhler, B.G.C. Dellaert en K. de Ruyter (2012)

tion. Journal Of Finance, 42(3), 483–510.

Promoting interactive decision aids on retail websites: a message

Nelson, J. (2012) Are women really more risk-averse than men? INET Research Note, 012.

framing perspective with new vs. traditional consumer actions.

OESO (2013) OECD/INFE Policy guidance on addressing women’s and girls’ needs for financial

Journal of Retailing, 88(2), 226-235.

awareness and education. Parijs: OESO.

Bücher-Koenen, T., A. Lusardi, R. Alessie en M. van Rooij (2012)

Prast, H., M. Rossi, C. Torricelli en C. Druta (2014) Do women prefer pink? The effect

How financially literate are women? Some new perspectives on

of a gender stereotypical portfolio on investment decisions. Netspar Discussion Paper,

the gender gap. Netspar Panel Paper, 31.

DP01/2014(009).

Chiappori, P. (2013) Risk sharing within the household. Cintia kick-

Redelmeier, D.A. en E. Shafir (1995). Medical decision making in situations that offer multi-

off conference on longevity and risk during the Great Recession. Vene-

ple alternatives. Jama, 273(4), 302–305.

tië, 13 december.

Rooij, M.C.J. van, C.J.M. Kool en H.M. Prast (2007) Risk-return preferences in the pension

Coval, J.D. en T.J. Moskowitz (1999) Home bias at home: local

domain: are people able to choose? Journal of Public Economics, 91(3-4), 701–722.

equity preference in domestic portfolios. Journal of Finance, 54(6),

Schubert, R., M. Brown, M. Gysler en H.W. Brachinger (1999) Financial decision-making:

2045–2074.

are women really more risk-averse? American Economic Review: Papers & Proceedings, 89(2),

Croson, R. en U. Gneezy (2009) Gender differences in preferences.

381–385.

Journal of Economic Literature, 47(2), 448–474.

Stone, J., C.I. Lynch, M. Sjomeling en J.M. Darley (1999) Stereotype threat effects on black

Di Mauro, C. (2008) Uncertainty aversion vs. competence: an

and white athletic performance. Journal of Personality and Social Psychology, 77(6), 1213–1227.

experimental market study. Theory and Decision, 64(2-3), 301–331.

Sundén, A.E. en B. Surette (1998) Gender differences in the allocation of assets in retirement

Dohmen, T., A. Falk, D. Huffman et al. (2011) Individual risk attitu-

savings plans. American Economic Review, 88(2), 207.

des: measurement, determinants, and behavioral consequences.

Trautmann, S.T. en G. van de Kuilen (2014) Ambiguity attitudes. In: Keren, G. en G. Wu (red.)

Journal of the European Economic Association, 9(3), 522–550.

Blackwell Handbook of Judgment and Decision Making. Oxford: Blackwell.

Doskeland, T. en H.H. Hvide (2011) Do individual investors have

Tversky, A. en D. Kahneman (1973) Availability: a heuristic for judging frequency and proba-

asymmetric information based on work experience? Journal of Fi-

bility. Cognitive Psychology, 5(2), 207–232.

nance, 66(3), 1011–1041.

Tversky, A. en D. Kahneman (1981) The framing of decisions and the psychology of choice.

Druta, C. (2013) Familiarity and women’s investment decisions, Dutch

Science, 211(4481), 453–458.

CentER panel Survey. MSc Finance Master Thesis. Tilburg: Tilburg

Weber, E.U., A. Blais en N.E. Betz (2002) A domain-specific risk-attitude scale: measuring

School of Economics and Management.

risk perceptions and risk behaviors. Journal of Behavioral Decision Making, 15(4), 263–290.

Epstein, S. (1994) Integration of the cognitive and the psychodyDe auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
Jaargang 99 (4689 & 4690) 10 juli 2014
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

463

Auteurs