Vorig jaar stelden we in ESB dat de erfbelasting steeds vaker ontweken wordt. De staatssecretaris van Financiën suggereerde dat de bestaande vrijstellingen wellicht meer gebruikt werden. Dat kan de toename in het niet-aangegeven vermogen echter zeer beperkt verklaren. De ontwijking is dus wel degelijk toegenomen.
In het kort
- Het niet-aangegeven deel van het totale nagelaten vermogen, steeg van 22,2 procent in 2011 naar 39,2 procent in 2021.
- De stijging van het niet-aangegeven vermogen lijkt goeddeels het gevolg van toegenomen belastingontwijking.
- Een langere verjaartermijn voor erfbelasting en een verplichte aangifte van nalatenschappen kunnen ontwijking tegen gaan.
In Van Denderen en Van Denderen (2023) lieten we zien dat een steeds groter deel van het totaal nagelaten vermogen wordt geërfd zonder dat daarvoor aangifte erfbelasting wordt gedaan. In 2007 werd 9,4 procent van het totaal nagelaten vermogen niet aangegeven, in 2021 was dit gestegen naar 39,2 procent.
Het gevolg van de stijging van het niet-aangegeven vermogen is dat de inkomsten uit erfbelasting voor de overheid achterblijven. Figuur 1 toont dat in 2021 het totaal nagelaten vermogen 85,8 procent hoger was dan in 2007. Je zou verwachten dat dan ook de verschuldigde erfbelasting zou toenemen, maar dat is niet gebeurd. Integendeel: die is gedaald van 1,7 miljard euro in 2007 naar 1,6 miljard in 2021 (CBS, 2023).
De afname van de verschuldigde erfbelasting is voor een deel toe te schrijven aan een wetswijziging die in 2010 van kracht werd, waarin onder meer de tarieven van de erfbelasting werden verlaagd en de vrijstellingsbedragen werden verhoogd (Tweede Kamer, 2009). Het effect van deze wijziging is zichtbaar in figuur 1. In 2010 steeg het totaal nagelaten vermogen, maar bleef het totaal aangegeven vermogen door de hogere vrijstellingsbedragen nagenoeg onveranderd. Door de verlaging van de tarieven daalde vervolgens de over het aangegeven vermogen verschuldigde erfbelasting.
Toch bleef ook na de wetswijziging het deel van het totaal nagelaten vermogen waarvoor geen aangifte wordt gedaan, gestaag doorgroeien. In 2011 werd voor 22,2 procent van het nagelaten vermogen geen aangifte gedaan, in 2021 was dat percentage dus toegenomen tot 39,2 procent. In totaal werd in 2011 3,5 miljard euro niet aangegeven en in 2021 9,7 miljard. Dit terwijl de wet in die periode niet is gewijzigd en de vrijstellingsbedragen amper zijn toegenomen.
In Van Denderen en Van Denderen (2023) concludeerden we dat er sprake moet zijn van toenemende belastingontwijking, maar de staatssecretaris van Financiën stelde dat de oorzaak ook gezocht zou kunnen worden in een slimmer (maar legitiem) gebruik van de vrijstellingen (Tweede Kamer, 2023). Dit artikel toetst de verklaring van de staatssecretaris aan de hand van nieuwe data die meer inzicht bieden in de niet-aangegeven nalatenschappen.
Gebruik van vrijstellingen
De staatssecretaris van Financiën bracht tegen de stelling dat er meer belastingontwijking was in dat wellicht na 2010 het gebruik van vrijstellingen is toegenomen (MinFin, 2023) en dat dit zou kunnen verklaren dat minder vaak aangifte vereist is. Een dergelijk toegenomen gebruik van vrijstellingen zou er op twee manieren toe kunnen leiden dat een nalatenschap niet aangegeven hoeft te worden.
Een eerste weg waarlangs het gebruik van vrijstellingen kan toenemen is een stijging van het aantal erfgenamen per nalatenschap. Iedere erfgenaam erbij zorgt immers voor extra vrijstelling. De standaardvrijstelling bedraagt echter slechts 2.244 euro en er zijn dus wel heel veel extra erfgenamen nodig wil dit ertoe leiden dat nalatenschappen van enige omvang niet aangegeven hoeven te worden.
Een tweede, meer realistische, weg is een verschuiving van categorieën erfgenamen met een standaardvrijstelling zoals verre familie, naar categorieën met een hoge vrijstelling, te weten partners en (klein)kinderen, of een algehele vrijstelling, te weten goede doelen (ANBI’s).
De vraag is dus of er in 2021 relatief meer aan naaste familie en aan ANBI’s wordt nagelaten dan in 2011. Het ontbreekt de fiscus evenwel aan gegevens over individuele nalatenschappen om uitsluitsel te geven of zich een dergelijke verschuiving heeft voorgedaan, juist omdat er voor nalatenschappen waarbij de erfenis van iedere erfgenaam lager is dan het vrijstellingsbedrag, geen aangifte gedaan hoeft te worden. Er zijn echter andere informatiebronnen waarmee we kunnen afleiden of er meer gebruikgemaakt is van vrijstellingen en in hoeverre die het bedrag van 9,7 miljard aan niet aangegeven nalatenschappen kunnen verklaren.
Vrijstelling voor naaste familie
Om uitspraken te doen over de ontwikkeling van de vrijstellingsruimte voor nalatenschappen aan naaste familie, vermenigvuldigen we de vrijstellingsbedragen voor naaste familie met hoe vaak een overledene een partner nalaat, respectievelijk met hoeveel (klein)kinderen een overledene heeft. In tabel 1 is dit voor 2011 en 2021 gedaan.
De vrijstellingsbedragen voor nalatenschappen aan naaste familie zijn toegenomen tussen 2011 en 2021. Het effect op de vrijstellingsruimte van een gemiddelde nalatenschap wordt echter beperkt doordat mensen bij overlijden in 2021 minder vaak een partner hadden en minder (klein)kinderen hadden dan in 2011. Er is daardoor minder naaste familie die van de vrijstellingsbedragen gebruik kan maken.
Niettemin blijkt uit de becijfering van het gecombineerde effect in tabel 1 dat de gemiddelde vrijstellingsruimte voor partner en (klein)kinderen groeide van 387.612 euro in 2011 naar 395.672 euro in 2021, een toename van 2,1 procent. Aldus kan een klein deel verklaard worden van de stijging van 22,2 procent in 2011 naar 39,2 procent in 2021 van het nagelaten vermogen waarvoor geen aangifte wordt gedaan.
Vrijstelling voor ANBI’s
Nalatingen aan Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s) zijn geheel vrijgesteld van erfbelasting, dus als er sinds 2011 meer is nagelaten aan ANBI’s, zou dit helpen verklaren dat voor meer nalatenschappen geen aangifte wordt gedaan.
Voor de periode 2011–2018 heeft de Belastingdienst een berekening gemaakt van het voordeel dat ANBI’s hebben genoten omdat zij geen schenk- en erfbelasting verschuldigd zijn (Tweede Kamer, 2020). In 2018 bedroeg het fiscale voordeel van alle ANBI’s samen bijvoorbeeld 215 miljoen euro. Als we uitgaan van het minimale tarief van 30 procent, indien zij geen ANBI-status zouden genieten, kunnen we bij benadering afleiden dat de totale schenkingen en nalatingen aan ANBI’s in 2018 (ten hoogste) 717 miljoen euro bedroegen.
In tabel 2 is deze berekening ook voor de eerdere jaren gemaakt en daaruit blijkt dat er tussen 2011 en 2018 sprake is van een bescheiden groei van gemiddeld 1,9 procent van de inkomsten uit schenkingen en nalatingen van ANBI’s. Cijfers over de jaren daarna zijn niet beschikbaar.
Hoeveel van het fiscale voordeel betrekking had op nalatingen en hoeveel op schenkingen is niet bekend. Uit onderzoek onder de circa 200 ANBI’s die zijn aangesloten bij het CBF, de brancheorganisatie en belangenbehartiger van de grootste goede doelen, blijkt echter dat in 2018 de inkomsten uit schenkingen 2,1 maal zo groot waren als die uit nalatingen (Goede Doelen Nederland, 2018). Vermoedelijk is dit omdat schenkingen aantrekkelijker zijn dan nalatenschappen, omdat schenkingen in mindering gebracht kunnen worden op het belastbaar inkomen van de schenker. Een schenking aan een ANBI bespaart daardoor inkomstenbelasting, een voordeel dat bij een nalatenschap niet genoten wordt. Aangezien dit niet alleen voor CBF-leden geldt, maar voor alle ANBI’s, zouden we ervan uit mogen gaan dat ANBI’s meer ontvangen aan schenkingen dan aan nalatingen.
Hoe het ook zij, zelfs al werden er geen schenkingen gedaan en was het gehele belastingvoordeel over 717 miljoen euro in 2018 toe te schrijven aan nalatingen, dan nog gaat het om een bedrag dat ten opzichte van het totaal van 18,7 miljard aan nalatenschappen (figuur 1) te verwaarlozen is. Omdat er ook nog eens sprake is van slechts geringe groei, kunnen de nalatingen aan ANBI’s geen rol spelen bij de verklaring van de stijging van het nagelaten vermogen waarvoor geen aangifte wordt gedaan.
Nieuwe data
De nalatingen waarvoor hoge vrijstellingsbedragen gelden (aan familie en aan ANBI’s) zijn dus nauwelijks gegroeid. Dat voor steeds meer nalatenschappen geen aangifte wordt gedaan, kan daarom niet veroorzaakt zijn door toegenomen gebruik van vrijstellingen, en moet bij het ontbreken van alternatieve oorzaken daarom het gevolg zijn van toegenomen ontwijking. Nieuwe data over de gemiddelde omvang van niet-aangegeven nalatenschappen bevestigen dat.
Op basis van data van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) konden we de gemiddelde omvang van niet-aangegeven nalatenschappen berekenen. Dit door het totaal niet-aangegeven nagelaten vermogen (dit is het verschil tussen het nagelaten en aangegeven vermogen uit figuur 1) te delen door het aantal nalatenschappen waar geen aangifte voor werd gedaan. Dat laatste berekent het CBS door van het aantal overledenen het aantal nalatenschappen af te trekken waarvoor bij de fiscus aangifte erfbelasting is gedaan.
Figuur 2 toont dat de gemiddelde omvang van niet-aangegeven nalatenschappen de afgelopen jaren flink toenam. In 2020 is de gemiddelde niet-aangegeven nalatenschap 70.895 euro, tegen 41.944 euro in 2011. Ook in 2021 stijgt de niet-aangegeven nalatenschap sterk en gaat zelfs richting de 100.000 euro – ruim het dubbele van 2011.
Om deze toename van de gemiddelde omvang van niet-aangegeven nalatenschappen te verklaren, zouden de vrijstellingsbedragen of het gebruik daarvan ten minste moeten zijn verdubbeld. We hebben echter gezien dat dit niet het geval is. Dit bevestigt dat er sprake moet zijn van de enige andere mogelijke oorzaak: toegenomen ontwijking. Er zijn blijkbaar nalatenschappen waarvan de erfdelen boven de vrijstellingsbedragen uit komen, maar die ten onrechte niet worden aangegeven.
Conclusie en aanbevelingen
Het percentage van het nagelaten vermogen waarvoor geen aangifte erfbelasting wordt gedaan, is sinds 2011 met 17,0 procentpunt gestegen naar 39,2 procent in 2021. Daarvan is 2,1 procentpunt verklaarbaar uit gestegen vrijstellingsbedragen voor partners en (klein)kinderen. Nalatingen aan goede doelen zijn te klein om een rol van betekenis te spelen.
De enige andere mogelijke verklaring voor de overige 14,9 procentpunt (3,7 miljard euro) is een toename van de belastingontwijking. Die hypothese wordt bevestigd omdat in dezelfde periode de gemiddelde omvang van de nalatenschappen die niet worden aangegeven ruim verdubbeld is van 41.944 euro naar 99.877 euro. De stijging van de vrijstellingsbedragen is te klein om een verdubbeling te kunnen verklaren, wat wijst op toenemende ontwijking.
De toegenomen ontwijking is verrassend, omdat in de wetswijziging van 2010 niet alleen de vrijstellingen werden verhoogd, maar ook de tarieven werden verlaagd. Er was dus minder reden om te ontwijken.
Dat de ontwijking toch is toegenomen kan te wijten zijn aan de onderbezetting bij de fiscus. In 2011 was er 29.010 fte werkzaam bij de Belastingdienst en in 2021 was dat 24.119 (Belastingdienst, 2024). Als we aannemen dat de bezetting op de afdeling verantwoordelijk voor de inning van erfbelasting een vergelijkbare ontwikkeling heeft doorgemaakt, dan is er sprake van een forse daling, terwijl het aantal nalatenschappen in diezelfde periode met een kwart toenam en het totaal nagelaten vermogen met meer dan de helft (figuur 1). Er moest dus meer gecontroleerd worden met minder mensen. De controle zal daardoor waarschijnlijk minder effectief zijn geworden en dat vergemakkelijkt ontwijking. Meer controle is dus wenselijk om het risico te verminderen op ontwijking.
Een andere optie om betere controle door de fiscus te faciliteren, en zodoende ontwijking tegen te gaan, is de verjaartermijn te verhogen van vijf jaar naar bijvoorbeeld zeven jaar. Dit geeft de fiscus meer tijd voor controle, maar zorgt er ook voor dat wie niet nauwgezet en getrouw aangifte doet, langer in onzekerheid verkeert dat niet alsnog een naheffing op de mat ploft – geen fijn vooruitzicht als de erfenis ondertussen al is uitgegeven. Dat maakt ontwijking en zeker ontduiking minder aantrekkelijk.
Verder valt aan te bevelen om van álle nalatenschappen aangifte te vragen – dus ook als de erfgenamen menen dat hun erfdelen onder de vrijstellingsgrens vallen. Al was het maar vanwege het psychologische verschil tussen helemaal geen aangifte doen of zwart-op-wit ‘nihil’ moeten invullen: mensen verzwijgen makkelijker dan dat ze jokken (Pittarello et al., 2016). Belangrijk is ook dat beleidsmakers hierdoor de beschikking krijgen over meer informatie om de ontwikkeling van geërfd kapitaal te monitoren. Dit stelt hen in staat om adequaat beleid te formuleren, wat kan bijdragen aan meer transparantie, eerlijke belastingheffing en een beter begrip van de economische dynamieken rondom erfenissen.
Literatuur
Belastingdienst (2024) Jaarrapportage 2023. Belastingdienst, 1 mei. Te vinden op www.rijksoverheid.nl.
CBS (2023) Verkrijgingen uit nalatenschappen (waarvoor aangifte); kenmerken verkrijger. CBS Statistiek, 3 november.
Denderen, M. van, en M. van Denderen (2023) Inkomsten uit erfbelasting gedaald na mislukte poging om ontwijking te beperken. ESB, 108(4820), 158–159.
Goede Doelen Nederland (2018) Feiten & cijfers goede doelen 2018. Goede Doelen Nederland Statistiek.
Graaf, A. de (2008) Vruchtbaarheid in de twintigste eeuw. CBS Bevolkingstrends.
Pittarello, A., E. Rubaltelli en D. Motro (2016) Legitimate lies: The relationship between omission, commission, and cheating. European Journal of Social Psychology, 46(4), 481–491.
Tweede Kamer (2009) Wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten, 31.930, nr. 9.
Tweede Kamer (2020) Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de Minister van Financiën over het bericht dat ANBI’s belastingregels niet naleven, 2050.
Tweede Kamer (2023) Verzoek van de vaste Kamercommissie van Financiën om reactie op ESB-artikel ‘Inkomsten uit erfbelasting gedaald na mislukte poging om ontwijking te beperken’, 36128/2023D17174.
Auteurs
Categorieën