Ga direct naar de content

Employability in Nederland

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 20 1999

Employability in Nederland
Aute ur(s ):
Grip, A. de (auteur)
Loo, J. van (auteur)
Sanders, J. (auteur)
Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Universiteit Maastricht.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4189, pagina 116, 12 februari 1999 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
arbeidsmarkt

Employability moet, zo lijkt het. Maar hoe emplooibaar zijn Nederlandse werknemers en wat zijn de wensen van bedrijven?
Het begrip employability staat steeds meer centraal in discussies over arbeidsmarktbeleid. In de meeste publicaties over employability
wordt het begrip opgevat als functionele flexibiliteit van arbeidskrachten. Daarmee doelt men op de toenemende behoefte van
werknemers aan grotere taak- en functiewisselingen, en op de groeiende behoefte van werkgevers om te kunnen inspelen op in de
toekomst benodigde kwalificaties 1. De werknemer van de toekomst wordt gezien als een zelfredzame persoon die de zekerheid van
een baan inruilt voor de zekerheid van werk. Werkenden verkrijgen deze zekerheid door er voortdurend voor te zorgen dat zij over
een voor de arbeidsmarkt aantrekkelijk kennis- en vaardighedenpakket beschikken.
Weinig is bekend over de feitelijke inspanningen van bedrijven en werknemers ter bevordering van die employability. Bovendien is
weinig bekend over de mate waarin in de verschillende bedrijfssectoren daadwerkelijk behoefte bestaat aan emplooibare werknemers. Om
in deze informatiebehoefte te voorzien is door het ROA in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de
sectorale employability-index ontwikkeld.
Deze index kan gebruikt worden om bedrijfssectoren op het punt van de employability van de werkenden te vergelijken. Organisaties
kunnen, op basis van vergelijking tussen de eigen bedrijfsgegevens en het gemiddelde voor hun sector, een employabilitybeleid
ontwikkelen. Tenslotte kan de index ook voor werknemers een praktisch nut hebben, daar hij de mogelijkheden aangeeft die de
verschillende bedrijfssectoren hen bieden voor de ontwikkeling van de eigen employability.
De index belicht een drietal facetten die bepalend zijn voor de employability van werkenden in de desbetreffende bedrijfssector 2:
» de behoefte aan emplooibaar personeel;
» de daadwerkelijke inzetbaarheid;
» de effectueringscondities.
Vraag naar employability
De toenemende belangstelling voor de employability van werknemers komt voort uit een aantal technologische, organisatorische,
economische en demografische ontwikkelingen. Naarmate deze ontwikkelingen een belangrijkere rol spelen binnen een sector is de
behoefte aan employability groter 3. Technologische ontwikkelingen, en dan met name ontwikkelingen in de informatie- en
communicatietechnologie, leiden vooral tot functiespecifieke kwalificatieveroudering. Daarbij zijn aanwezige kennis en vaardigheden niet
langer toereikend voor een adequate functievervulling en bestaat een verhoogd risico op verlies van werk 4.
Ook organisatorische veranderingen doen een beroep op het aanpassingsvermogen en de inzetbaarheid van werknemers. Steeds vaker
wordt de organisatiestructuur opgezet vanuit een behoefte aan flexibiliteit. Organisatorische veranderingen zijn overigens vaak sterk
gerelateerd aan technologische veranderingen.
Ontwikkelingen in de concurrentieverhoudingen kunnen eveneens van invloed zijn. Daarbij kan vooral gedacht worden aan de
‘globalisering’ van afzetmarkten. Deze heeft voor werknemers vaak verstrekkende implicaties, met name omdat er een omschakeling van
arbeidsintensieve productie naar kennisintensieve productie vereist wordt.
Tenslotte vragen demografische ontwikkelingen aandacht. Allereerst leidt de vergrijzing van de beroepsbevolking ertoe dat veel van de
uittredingswegen wegens financieringsproblemen voor oudere werknemers worden afgesloten (VUT, WAO). Bovendien maakt de
ontgroening het voor werkgevers belangrijker om werknemers langer aan de slag te houden; het zal immers steeds moeilijker worden om
jonge werknemers aan te trekken.

tabel 1 geeft een overzicht van de mate waarin de genoemde ontwikkelingen hun doorwerking hebben in de sector.

Tabel 1. Employability-behoefte van bedrijven (vraag) en indicatoren van ontwikkelingen die voor die vraag van belang zijn
bedrijfssector

indicatoren voor employabilitybehoefte
technoorganieconologischa
satorisch b
misch c

energie
0,78
chemie
0,70
metaal en elektrotechniek
0,46
overheid en onderwijs
0,73
horeca, reparatie en
zakelijke diensten
0,60
overige industrie
0,53
transport en communicatie
0,50
voeding
0,42
bank- en verzekeringswezen 0,95
landbouw en visserij
0,15
quartaire diensten
0,47
handel
0,50
bouw en onroerend goed
0,27

94
38
76
61
100
40
50
42

1,97
0,83
0,66
1,32

0,04
0,35
0,33
0,53

30
33
44
37
35

demo grafisch d

0,34
0,72
0,58
0,03

113
105
104
103

0,34
0,62
0,61
0,42

0,03
0,48
0,03
0,07
0,03

employabilitybehoefte
per sector,
indexcijfer

101
99
99
99

0,37
0,98
0,59
0,33
0,54

98
97
96
94
92

a. Percentage werkenden dat bij de uitoefening van het werk een computer gebruikt.
b. Gebaseerd op het percentage bedrijven waarbinnen reorganisaties hebben plaatsgevonden en het percentage bedrijven waarvan
de positie is veranderd.
c. Export van de sector als percentage van de totale productie van de sector.
d. Ratio van het percentage oudere werknemers (50-64 jarigen) en het percentage jongeren (16 -29 jarigen).

De behoefte aan emplooibare werknemers is het grootst in de bedrijfssectoren energie en chemie. In de energiesector doen alle
bovengenoemde ontwikkelingen zich voor. Werknemers in de chemie krijgen sterk te maken met technologische vernieuwingen,
economische ontwikkelingen en demografische trends. De organisatorische veranderingen in de sector chemie zijn minder van belang.
In de sector metaal en elektrotechniek vormen deze, evenals internationale concurrentie, juist wel weer een determinant van de behoefte
aan employability. In de sector overheid en onderwijs speelt met name het relatief grote aantal oudere werknemers een rol.
In de bedrijfssectoren handel en bouw en onroerend goed is de behoefte aan werknemers met een goede employability het geringst.
Geen van de genoemde maatschappelijke ontwikkelingen speelt in deze laatste sector een noemenswaardige rol. In de handel zijn alleen
technologische ontwikkelingen enigszins van belang.
Aanwezige employability
De aanwezige employability van werknemers in bedrijfssectoren wordt gekarakteriseerd aan de hand van een zestal indicatoren, die
tezamen een index van mobiliteit, opleiding en inzetbaarheid vormen. Deze index geeft zowel een indicatie van bereidheid als van
vermogen. De bereidheid heeft betrekking op de wil van werknemers om zich bij te scholen (opleiding), op de bereidheid in een andere
functie of op een andere locatie te gaan werken (mobiliteit) en op de bereidheid werkzaamheden te verrichten die niet tot de eigen functie
behoren (inzetbaarheid). Het vermogen duidt op het vermogen te leren, het vermogen van functie te veranderen en het vermogen zich
breed in te zetten.
tabel 2 geeft een overzicht van de employability van werknemers. Uit de tabel blijkt dat werknemers in de sector horeca, reparatie en
zakelijke diensten en in het bank- en verzekeringswezen de beste individuele employability hebben. In de eerste sector zijn met name de
mobiliteitsbereidheid, het mobiliteitsvermogen en ook de opleidingsbereidheid relatief groot. In het bank- en verzekeringswezen zijn
vooral de opleidingsbereidheid en het opleidingsvermogen van de werknemers groot. Het vermogen van werknemers in de chemie om
breed te worden ingezet is relatief groot terwijl in de sector energie vooral het opleidingsvermogen groot is. De werknemers die in de
sectoren transport en communicatie, quartaire diensten of landbouw en visserij werkzaam zijn, hebben daarentegen de geringste
individuele employability. Werknemers in de sector transport en communicatie scoren op alle aspecten van de individuele employability
relatief laag. In de quartaire sector zijn vooral de bereidheid om breed te worden ingezet en het mobiliteitsvermogen relatief laag terwijl in
de landbouw en visserij met name de mobiliteitsbereidheid laag is.

Tabel 2. De employability van werknemers (aanbod) als resultante van bereidheid en vermogen tot mobiliteit, scholing en inzet
in andere werkzaamheden dan de huidige
bedrijfssector

mobiliteit
bereid- verheid
mogen

bank- en verzekeringswezen
92
104
chemie
103
94
horeca, reparatie en
zakelijke diensten
109
112
energie
93
105

opleiding
bereid – verheid
mogen
119
102

105

110
103

106
112

101

inzetbaarheid
bereid- verheid
mogen
105
97

85
112

96
103

employability
werknemer

103
102

96
94

103
102

bouw en onroerend goed
overige industrie
voeding
handel
metaal en elektrotechniek
overheid en onderwijs
landbouw en visserij
quartaire diensten
transport en communicatie

100
109
101
95
114
100
109
103
102
104
95
88
85
97
100
92
97
97

96
94
105
92
96
102
91
98
94

96
95
94
98
113
91
102
92

95
113
91
100
105
97
111
87
94

103
107
104
106
98
98
110
94
93

104

101
101
101
100
100
99
97
96
94

Effectueringscondities
De confrontatie van de aanwezige employability van werknemers in de diverse sectoren met de sectorale employabilityvraag geeft een
indicatie van de behoefte die er binnen sectoren bestaat aan employabilitybeleid. De inspanningen die binnen bedrijfssectoren worden
gedaan om de behoefte aan employability in te vullen noemen we in navolging van Thijssen, de ‘effectueringscondities’ 5.
Om hiervan een beeld te krijgen kijken we naar naar een tweetal factoren. Scholingsinspanningen in de sector geven aan in hoeverre
werknemers de kans krijgen zich te scholen. De verwachte werkgelegenheidsontwikkeling (‘uitbreidingsvraag’) geeft een beeld van de
mogelijkheden van werknemers om vanwege de werkgelegenheidsgroei binnen de sector, van baan te veranderen. Deze condities
worden gecombineerd tot één indicator, die een globaal beeld geeft van de mogelijkheden die er binnen een bedrijfssector bestaan om de
employability te effectueren.
Uit tabel 3 blijkt dat de effectueringscondities in het bank- en verzekeringswezen het gunstigst zijn. Dit is met name toe te schrijven aan
de intensiteit van de scholingsactiviteiten in deze sector. Ook in de sectoren horeca, reparatie en zakelijke diensten en chemie is sprake
van relatief gunstige condities. In tegenstelling tot de andere sectoren zijn de effectueringscondities in de horeca echter niet gunstig als
gevolg van grote scholingsinspanningen, maar door de relatief hoge uitbreidingsvraag.

Tabel 3. Mogelijkheid tot realiseren van employability (effectuerings-condities), indexcijfer
bedrijfssector

index

bank- en verzekeringswezen
horeca, reparatie en
zakelijke diensten
chemie
energie
quartaire diensten
metaal en elektrotechniek
bouw en onroerend goed
handel
overige industrie
transport en communicatie
overheid en onderwijs
voeding
landbouw en visserij

107
106
105
103
102
101
100
100
98
98
97
97
86

De sectorale employability index
Bij het bepalen van de uiteindelijke sectorale employabilityvoor de verschillende bedrijfssectoren wordt voor iedere sector de
verhouding van vraag en aanbod van employability gecombineerd met de effectueringscondities. Als in een bedrijfssector de vraag naar
werknemers met een hoge employability klein is, terwijl de werknemers wel in hoge mate emplooibaar zijn, en er bovendien sprake is van
relatief gunstige effectueringscondities, dan zal de score op de employability-index hoog zijn.
Uit tabel 4 blijkt dat de sector bank- en verzekeringswezen het beste scoort. Hier is de daadwerkelijke employability van de werknemers
relatief gunstig, terwijl de employability-behoefte niet uitzonderlijk groot is. Bovendien kan de employability van de werknemers in deze
sector goed worden geëffectueerd en verder worden verbeterd vanwege de gunstige effectueringscondities. De sectoren bouw en
onroerend goed en horeca, reparatie en zakelijke diensten komen op de tweede en derde plaats. De bouwsector heeft deze positie met
name te danken aan een relatief lage employability-behoefte. De sector horeca, reparatie en zakelijke diensten dankt haar plaats aan een
relatief hoge employability van de werknemers en aan gunstige effectueringscondities.

Tabel 4. De sectorale employability index.Samengesteld op basis van de vraag naar emplooibare werknemers (laatste kolom
tabel 1), het aanbod ervan (laatste kolom tabel 2) en mogelijkheden emplooibaarheid te realiseren (laatste kolom tabel 3)
bedrijfssector

sectorale
employabilityindex

bank- en verzekeringswezen
bouw en onroerend goed
horeca, reparatie, zakel. diensten
handel
chemie

112
109
109
107
102

quartaire diensten
voeding
overige industrie
metaal en elektrotechniek
energie
overheid en onderwijs
transport en communicatie
landbouw en visserij

102
100
100
97
93
93
93
86

Het slechtst scoort de sector landbouw en visserij. De individuele employability van de werknemers binnen deze sector is relatief gering.
Bovendien zijn de effectueringscondities er ongunstig. In de energiesector is vooral de combinatie van een lage individuele
employability van de werknemers en de grote behoefte daaraan vanwege organisatorische, technologische en demografische
ontwikkelingen, verantwoordelijk voor de vrij lage positie op de index. In de sector transport en communicatie beïnvloedt vooral de
geringe individuele employability van de werknemers de score ongunstig. In iets mindere mate geldt dit ook voor de sector overheid en
onderwijs. Daar zijn bovendien de effectueringscondities relatief ongunstig.
Besluit
Met name in het bank- en verzekeringswezen is de employability van de werknemers goed op orde. De employability van werkenden in
de sectoren landbouw en visserij, transport en communicatie, overheid en onderwijs en energie schiet daarentegen in verhouding tot
andere sectoren duidelijk tekort

1 J.G.L. Thijssen, Employability en employment: terminologie, modelvorming en opleidingspraktijk, Opleiding & ontwikkeling, nr. 10,
1997, blz. 9-14.
2 Een uitvoerige beschouwing van de theoretische opbouw en achtergronden van de employability-index is te vinden in A. de Grip, J.
van Loo en J. Sanders, Employability in bedrijf: naar een employability index voor bedrijfssectoren. ROA-R-1998/10, Maastricht, 1998.
3 S.J.G. van Wijnbergen, Fiscaliteit, onderwijs en inactiviteit, Preadviezen voor de Koninklijk e Vereniging voor de
Staathuishoudkunde, 1998, blz. 43-66.
4 ROA, Werkgelegenheid en Scholing 1997, ROA-R-1998/1, Maastricht, 1998.
5 J.G.L.Thijssen, 1997, op.cit.

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur