Ga direct naar de content

Empirie van sociaal kapitaal

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 28 2003

Empirie van sociaal kapitaal
Aute ur(s ):
Schaik, A.B.T.M.van. (auteur)
De auteur is hoogleraar empirische macro-economie aan de Universiteit van Tilb urg en lid van de onderzoeksgroep European Value Survey (evs)
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4398, pagina D6, 27 maart 2003 (datum)
Rubrie k :
Dossier: Sociaal Kapitaal
Tre fw oord(e n):
meten

Sociaal kapitaal is niet in één kengetal te vatten. Toch is sociaal kapitaal een van de meest besproken begrippen in de sociaalwetenschappelijke literatuur van de afgelopen tien jaar. Waar komt de belangstelling voor sociaal kapitaal bij economen vandaan?
Internationale ontwikkelingen stimuleerden de belangstelling van economen voor sociaal kapitaal. In de jaren vijftig en zestig van de
vorige eeuw werd Europa geconfronteerd met de ‘Amerikaanse uitdaging’1. Daarna ontstond de ‘Japanse uitdaging’, waardoor met
name de Amerikaanse industrie onder druk werd gezet2. De managementliteratuur heeft deze uitdagingen op grote schaal
geïnternaliseerd, eerst in de vorm van het op de voorgrond plaatsen van het Amerikaanse organisatie-model en later van het Japanse
model. De laatste tijd wordt het toonaangevende model echter steeds minder met één land geassocieerd. Met name de wereldwijd
opererende ondernemingen kunnen immers niet om de vele cultuurverschillen heen. In de jaren negentig groeide bij economen het
besef dat welvaartsverschillen hardnekkig zijn en niet simpel zijn weg te werken door te investeren in fysiek en menselijk kapitaal.
Internationale organisaties, zoals de Wereldbank en de oeso, kregen daardoor oog voor een derde factor: de cultuur. Zowel op
theoretische als empirische gronden wordt cultuur vaak geoperationaliseerd onder de noemer sociaal kapitaal.
Reproduceerbaar?
Is er wel sprake van kapitaal? Daarover verschillen de meningen, zoals Gelauff in dit dossier aangeeft. Sociaal kapitaal verschilt van
andere vormen van kapitaal doordat het niet reproduceerbaar is. Fysiek kapitaal is opgebouwd uit goederen die binnen een beperkt
tijdsbestek kunnen worden gereproduceerd. Het doet er niet toe waar ter wereld een machine wordt gereproduceerd: het blijft technisch
dezelfde machine. Ook menselijk kapitaal kan worden gereproduceerd, maar deze investeringen vragen een lange adem, net als goede
wijn. Ze zijn bovendien contextgebonden. De oeso definieert sociaal kapitaal als “networks together with shared norms, values and
understandings that facilitate co-operation within or among groups” 3 Hierin kan worden geïnvesteerd, maar sociaal kapitaal is geen
voorraad die naar believen kan worden gereproduceerd. Meer nog dan menselijk kapitaal is sociaal kapitaal contextgebonden. Juist
daarom hebben economen dit concept de laatste tijd omarmd. Het is een welkome aanvulling op de theorie die voorspelt dat
productiviteitsverschillen tussen landen en tussen regio’s samenhangen met verschillen in technologie en verschillen in de mate waarin
geïnvesteerd wordt in fysiek en menselijk kapitaal. Het inzicht groeit dat de hardnekkige verschillen in welvaart ook samenhangen met
verschillen in sociaal kapitaal.
Meting
In deze gedachtegang is sociaal kapitaal een extra verklarende factor waarmee bestaande economische modellen worden aangevuld. In
de loop van de tijd is voor sociaal kapitaal een aantal benaderende variabelen (‘proxies’) ontwikkeld. De toegenomen beschikbaarheid van
culturele en institutionele data maakt het voor economen mogelijk theoretisch aantrekkelijke concepten te operationaliseren. De meting
van menselijk kapitaal is vaak op ‘harde’ cijfers in de vorm van scholingsgraden en dergelijke gebaseerd. Daarentegen is de meting van
sociaal kapitaal in de meeste gevallen op minder harde survey-data gebaseerd. Onderzoekers gebruiken componenten als vertrouwen en
inbedding in sociale netwerken om sociaal kapitaal te meten. Waar komen de survey-data vandaan? In empirisch onderzoek naar sociaal
kapitaal wordt vaak gebruik gemaakt van internationaal vergelijkbare enquêtes over waarden. tabel 1 geeft een overzicht van de
enquêtes, die in een recente studie van de oeso onder elkaar zijn gezet. Onder economen is de World Values Survey (wvs) het meest
bekend. Daarbij wordt gebruik gemaakt van uitgebreide surveys die voor elk land minimaal duizend individuen met een groot aantal
vragen interviewen. De wvs is een afgeleide tak van de evs. De evs biedt een schat aan gegevens over waarden en normen in Europa en
de ontwikkeling daarvan. Het initiatief voor dit waardenonderzoek lag bij sociologen in Leuven en Tilburg. Het project, dat was gestart
eind jaren zeventig, had tot doel om op zoek te gaan naar het culturele waardensysteem van Europeanen. De vraag was of er niet alleen in
economisch opzicht, maar ook in cultureel opzicht sprake was van convergentie. Binnen evs zijn in 1990 en 1999 ‘vervolgrondes’
gehouden. Daardoor zijn er nu ruime mogelijkheden om ontwikkelingen in waarden en normen empirisch te volgen.

Tabel 1. Internationaal vergelijkbare enquetes over sociaal kapitaal
aantal landen
European Values Survey (evs)

31

World Values Survey (wvs)
Multinational Time Use Study (iser)
European Household Community Panel Survey (ehcp)
European Social Survey (ess)
International Adult Literacy Survey (ials)
Civic Education Study (iea)
International Social Survey Programme (issp)

65
23
15
15
28
28
38

Bron: T. Healy, The measurement of social capital at international level, in: oeso, Social capital: the
challenge of international measurement, paper 2, Parijs, 2002.

Dimensies
De literatuur over sociaal kapitaal weerspiegelt een variëteit aan definities en maatstaven. Over het algemeen wordt sociaal kapitaal op
pragmatische en ad hoc basis gemeten. Desondanks is er enige mate van overeenstemming over de belangrijkste componenten van
sociaal kapitaal. Waar Fukuyama zich concentreert op vertrouwen, richt Putnam zich op de kwaliteit van de sociale relaties. Daarbij denkt
hij ook aan vertrouwen, maar daarnaast aan normen van wederkerigheid en inbedding in sociale netwerken. Bij de meting van sociaal
kapitaal worden dus verschillende dimensies onderscheiden, zoals vertrouwen in mensen, vertrouwen in instituties, formele en informele
participatie in de burgelijke samenleving en betrouwbaarheid van de respondenten zelf4. Vertrouwen in mensen, het bekende begrip
‘trust’, wordt gemeten door de vraag “Generally speaking, would you say that most people can be trusted or that you can’t be too carefull
in dealing with people?”. Vertrouwen is de meest gebruikte en de meest bekritiseerde dimensie van sociaal kapitaal in de huidige
economische literatuur. Niet alleen op theoretische gronden maar ook op empirische gronden is het lastig de verschillende dimensies,
zoals vertrouwen en netwerkparticipatie, in één robuuste factor onder te brengen. Empirische studies, waarin economische ontwikkeling
wordt gerelateerd aan sociaal kapitaal, voeren de afzonderlijke dimensies van sociaal kapitaal daarom vaak naast elkaar op, wat de
onderlinge vergelijkbaarheid en de interpretatie van de resultaten niet ten goede komt.
Toepassingen
Knack en Keefer hebben in 1997 de toon gezet met een eerste grondige empirische analyse van de rol en het belang van sociaal kapitaal
door voor 29 ontwikkelde landen groei-regressies te draaien5. In een latere bijdrage hebben Zak en Knack dezelfde analyse nog eens
overgedaan voor een set waaraan twaalf minder ontwikkelde landen zijn toegevoegd6. Uitgebreide robuustheidsanalyse van deze twee
studies geeft aan dat de significantie van de relatie tussen vertrouwen en economische groei sterk bepaald wordt door de samenstelling
van de set landen7. Vertrouwen hangt significant en robuust samen met economische groei, mits er een substantieel aantal observaties is
dat gekenmerkt wordt door een laag niveau van economische ontwikkeling en een daarmee gepaard gaand pover ontwikkeld
institutioneel systeem. Dit suggereert een relatie tussen vertrouwen en het goed functioneren van instituties, waarbij vertrouwen vooral
van belang is voor economische groei bij een slecht ontwikkeld systeem van wetten en regels. Onderzoek naar de functie van
vertrouwen in West-Europese regio’s bevestigt dit beeld. Vertrouwen is niet significant gerelateerd aan regionale groeiverschillen in
West-Europese regio’s8. Kortom, de economische functie van vertrouwen als dimensie van sociaal kapitaal is niet zo eenduidig als deze
op het eerste gezicht lijkt. Vertrouwen gaat verder dan de reductie van transactiekosten.
Economische groei en sociaal kapitaal
Meer in het algemeen kunnen we stellen dat de relaties tussen economische ontwikkeling en het effect op waarden en normen voer voor
sociologen is. Uit onderzoek blijkt dat cultuur verandert door economische ontwikkeling, maar dat dit proces vanwege culturele
erfenissen (historisch katholiek, historisch protestant, ex-communistisch enz.) padafhankelijk is9. Daarom gaat ook de verandering van
instituties langzaam. Instituties zijn de geschreven en ongeschreven spelregels in het maatschappelijk verkeer. De regels op de
arbeidsmarkt zijn hiervan een goed voorbeeld. De landen in katholiek Europa kennen de meest gereguleerde arbeidsmarkten en dat wordt
minder naarmate men in Europa meer naar het noorden, dat wil zeggen naar protestants Europa kijkt. Ook sociaal kapitaal in de vorm van
algemeen vertrouwen volgt deze indeling. Het vertrouwen is hoger in Noord-Europa dan in Zuid-Europa. Bekende maatstaven van
cultuur, instituties en sociaal kapitaal blijken dus te correleren10. De invloed van economische groei op sociaal kapitaal dienen we
daarom ook in eerste instantie te plaatsen in een algemene verschuiving van waarden en normen. De toegenomen individualisering en
secularisatie hebben wellicht een negatief effect op het sociaal kapitaal in Nederland en andere westerse landen. Alhoewel het bewijs
voor een afname van het sociaal kapitaal omstreden is, kan geconstateerd worden dat de ‘groep’ ten opzichte van het ‘individu’ terrein
verloren heeft. Historisch vergelijkingsmateriaal is beperkt, maar de ontzuiling in Nederland heeft geleid tot het uiteenvallen van allerlei
traditionele verbanden. De vraag is of er substitutie-effecten optreden en de traditionele verbanden worden vervangen door meer
moderne. Een belangrijke vervolgvraag is of deze moderne sociale verbanden dezelfde sociale functie hebben als de traditionele.
Toekomst
Het staat buiten kijf dat de aanvankelijke scepsis van veel economen ten aanzien van het incorporeren van cultuur in economische
analyses door de pogingen om cultuur te meten voor een gedeelte is weggenomen. Het enthousiasme waarmee veel economen zich nu
op ‘sociaal kapitaal’ storten, draagt echter het gevaar in zich van cultureel determinisme. Bovendien geven de nog immer beperkte
empirische analyses reden om nog eens goed te kijken naar de relaties tussen sociaal kapitaal, het al dan niet functioneren van instituties
en economische ontwikkeling. Daarbij is het van belang dat het niveau van analyse in ogenschouw wordt genomen. Met name voor de
rol en functie van vertrouwen geldt dat er een aanzienlijk niveauprobleem bestaat. Een eenvoudige vertaling van micro-inzichten naar het
macro-niveau door aggregatie voldoet niet. De toenemende vertrouwdheid van economen met survey-data levert steeds meer empirische
toepassingen op. Echter, het gebruiken van survey data dwingt economen tot het aanleren van andere methoden. Tot voor kort hebben
economen zich niet of slechts in beperkte mate druk gemaakt over de achtergrond van de gebruikte data. De expansie van de economie
naar sociologische terreinen maakt het noodzakelijk dat economen zich verdiepen in minder traditionele econometrische methodes zoals
factoranalyse en clusteranalyse. Zie Meten enquêtes en experimenten hetzelfde vertrouwen?

Dossier Sociaal kapitaal
F.A. van der Duyn Schouten en J.W. Oosterwijk: Sociaal kapitaal van wetenschap naar beleid
G.M.M. Gelauff: Sociaal kapitaal in de economie
A.B.T.M. van Schaik: Empire van sociaal kapitaal
A.L. Bovenberg en J. Potters: Meten enquêtes en experimenten hetzelfde vertrouwen?
P. Dekker: Tussen sociale cohesie en politieke democratie
G.B.M. Engbersen: De armoede van sociaal kapitaal
L. Borghans en B. ter Weel: Vriendelijk, maar toch duidelijk
R.H.J. Mosch: Sociaal handelskapitaal
S. Beugelsdijk: Neerlands sociale kapitaalbalans
P.H.M. Ruys: De coöperatie als beheerder van sociaal kapitaal
S. Beugelsdijk en N.G. Noorderhaven: Sociaal kapitaal en ondernemingszin
J. Veenman: Allochtonen en hun sociaal kapitaal
J. de Koning en R. Kunnen: Sociaal kapitaal en vergrijzing
S.E.P. Raes: Een overheidsrol bij sociaal kapitaal
D. Wolfson: reactie: Sociaal kapitaal en openbaar bestuur
S.G. van der Lecq: De Dagobert Duck van het sociaal kapitaal

1 J.J. Servan-Schreiber, Le défi américain, Editions Denoël, Parijs, 1967.
2 M.L. Dertouzos, R.K. Lester, R.M. Solow, Made In America, regaining the productive edge, The MIT Press, Cambridge ma, 1989.
3 OESO, The well-being of nations; the role of human and social capital, OESO, Parijs, 2001, blz. 41.
4 Zie A.B.T.M. van Schaik, Social capital in the European Values Study Surveys, in: oeso, Social capital: the challenge of international
measurement, country paper The Netherlands, Parijs, 2002.
5 S. Knack en P. Keefer, Does social capital have an economic payoff? A cross-country investigation, The Quarterly Journal of
Economics, november 1997, blz. 1251-1288.
6 P.J. Zak en S. Knack, Trust and growth, The Economic Journal, april 2001.
7 S. Beugelsdijk, H. de Groot en A.B.T.M. van Schaik, Trust and economic growth, a robustness analysis, Tinbergen discussion paper
049/3, Rotterdam 2002.
8 S. Beugelsdijk, en A.B.T.M. van Schaik, Social capital and regional economic growth, CentER discussion paper 102, Tilburg, 2001.
9 R. Inglehart en W. Baker, Modernization, cultural change, and the persistence of traditional values, American Sociological Review,
2000, blz. 19-51.
10 Zie tabel 1 in A.B.T.M. van Schaik, Amerikaanse toestanden?, ESB, 8 december 2000, blz. 992-995.

Copyright © 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur