Ga direct naar de content

Sociaal kapitaal en ondernemingszin

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 28 2003

Sociaal kapitaal en ondernemingszin
Aute ur(s ):
Beugelsdijk, S. (auteur)
Noorderhaven, N.G. (auteur)
Beugelsdijk is als aio verb onden aan de Faculteit der Economische Wetenschappen en de werkgroep European Values Survey (evs) van de
Universiteit van Tilburg. Noorderhaven is aan dezelfde faculteit verbonden als hoogleraar internationaal management.
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4398, pagina D21, 27 maart 2003 (datum)
Rubrie k :
Dossier: Sociaal Kapitaal
Tre fw oord(e n):
bedrijven

Dragen bedrijven bij aan het sociaal kapitaal in de economie? Ondernemers hebben kenmerkende eigenschappen die goed passen bij
het versterken van sociaal kapitaal. Vooral het overbruggende sociaal kapitaal is sterk aanwezig in het bedrijfsleven. Ook andersom
is er een relatie zichtbaar. Ondernemers en sociaal kapitaal versterken elkaar. De markt kan het hier dus helemaal zelf.
Over het algemeen staan in de analyses van economen de effecten van sociaal kapitaal op economische grootheden centraal. In dit
artikel richten we ons op een vraag die veelal niet wordt gesteld, namelijk welke factoren ertoe leiden dat er verschillen bestaan in het
beschikbare sociale kapitaal. We kiezen daarbij de invalshoek van de factor ondernemingszin. Met andere woorden, we onderzoeken
de vraag of de mate waarin mensen ondernemingszin tentoon spreiden, van invloed is op hun inbedding in sociale netwerken buiten de
nabije familie- en vriendenkring. Daarbij bespreken we tevens het omgekeerde verband. Hebben sociale netwerken een invloed op
ondernemingszin? We gaan eerst in op de vraag wat onder ondernemingszin moet worden verstaan.
Schumpeter’s ondernemersgeest
Om te komen tot een maatstaf voor ondernemingszin maken we een sociaal-psychologische vergelijking tussen ondernemers en nietondernemers. Hiermee kunnen we empirisch testen of ondernemers anders zijn dan anderen, zoals Schumpeter beweert1. Schumpeter
beschrijft de ondernemer als iemand die een eigen koninkrijk wil stichten om zo sociale waardering te krijgen. In navolging van
Schumpeter zijn vele studies verricht naar de sociaal-psychologische kenmerken van ondernemers2. Samenvattend kunnen we stellen
dat ondernemers zich op drie punten onderscheiden van niet-ondernemers. In de eerste plaats is dat de drang om te presteren. Daarnaast
worden ondernemers gekenmerkt door een ‘interne locus of control’, hetgeen refereert aan de perceptie van een individu dat succes of
falen binnen zijn of haar invloedssfeer liggen. De derde dimensie waarlangs ondernemers zich onderscheiden is de voorkeur voor
innovatie en drang naar vernieuwing. Kortom, de literatuur geeft aan dat ondernemers een ander waardepatroon zouden hebben dan
niet-ondernemers. Om te komen tot een maatstaf voor ondernemingszin maken wij een vergelijking tussen deze twee groepen. Daartoe
gebruiken we het Europese Waardenonderzoek (evs). De data betreffen 1990 en hebben betrekking op dertien West Europese landen en
de Verenigde Staten. De steekproef bevat 888 ondernemers. In het eerste model bestaat de referentiegroep uit 13.958 niet-ondernemers.
In de tweede analyse vergelijken we de 888 ondernemers met 7444 loontrekkers. De eenheid van analyse is het individu. De resultaten
zijn voor beide groepen gelijk.
Een maatstaf voor ondernemingszin
Ondernemerschap is een breed begrip en het meten van ondernemerschap is gecompliceerd3. In de dataset die wij gebruiken, wordt
ondernemerschap gelijkgesteld met het werkzaam zijn als zelfstandige. We vergelijken in onze analyse twee groepen; ondernemers met de
rest van de bevolking, respectievelijk met loontrekkers. Om ondernemers te vergelijken met deze twee referentiegroepen hebben we op
basis van de literatuur een aantal vragen uit de evs geselecteerd4. Deze vragen hebben in brede zin te maken met redenen voor
persoonlijk succes of falen, de houding ten aanzien van toekomstige ontwikkelingen in de samenleving, de afweging tussen gelijkheid en
vrijheid, de verantwoordelijkheid van de staat versus die van het individu, en de attitude ten aanzien van concurrentie. Op deze wijze
pogen we de eerder genoemde drie theoretische dimensies te operationaliseren. Naast deze kernvariabelen nemen we in onze analyses
een aantal extra variabelen op. Daarmee corrigeren we voor een aantal effecten die de resultaten kunnen vertekenen. In de eerste plaats
nemen we een controlevariabele op die corrigeert voor welvaart door het bnp per hoofd van de bevolking op te nemen, omdat het
welvaartspeil van een land allerlei effecten kan hebben op de vraag of iemand als zelfstandige werkt, die niet samenhangen met
persoonlijkheid. Verder controleren we voor een aantal demografische kenmerken, zoals leeftijd, geslacht, inkomen, en sociaaleconomische status.
Resultaten
Ondernemers blijken zich te onderscheiden door hun grotere voorkeur voor prikkels voor individuele prestaties. Voorts vinden
ondernemers dat de staat niet méér verantwoording op zich moet nemen en dat het privé-bezit van bedrijven moet worden
aangemoedigd. Tenslotte zijn ondernemers van mening dat werklozen een aangeboden baan niet mogen weigeren en dat succes iets is
waar je zelf verantwoordelijk voor bent. Uiteraard reflecteren deze stellingen geen absolute waarde. Zij geven aan dat ondernemers ten

opzichte van niet-ondernemers op deze stellingen relatief hoger scoren. Deze onderscheidende kenmerken gelden zowel voor de
vergelijking met de algehele bevolking als wel voor de vergelijking met loontrekkers. Al deze verschillen tussen ondernemers enerzijds en
de rest van de bevolking en loontrekkers anderzijds passen in het beeld van de ondernemer die waarde hecht aan individuele vrijheid en
verantwoordelijkheid. Om tot één maatstaf te komen die ondernemingszin meet, maken we gebruik van bovengenoemde onderscheidende
kenmerken. Factoranalyse geeft aan dat deze vijf items in één dimensie te vatten zijn. Op basis van deze kenmerken maken we een
variabele aan die een samengestelde maatstaf vormt om het sociaal-psychologische onderscheid tussen ondernemers en nietondernemers aan te geven.
Ondernemingszin, sociaal kapitaal en economisch succes
De volgende stap in onze analyse betreft het verband tussen ondernemingszin, sociaal kapitaal en economisch succes op regionaal
niveau. Daardoor verschuift het niveau van analyse van het individu naar de regio. Door te berekenen wat de gemiddelde score op de
samengestelde maatstaf van ondernemingszin is, bepalen we de ondernemingszin van een regio. Het gaat hier dus niet alleen om
ondernemers, maar om de gemiddelde score van de totale bevolking in een regio. Deze regionale variabele reflecteert daarmee de
gemiddelde ondernemingszin in een regio. Om de relatie tussen ondernemingszin, sociaal kapitaal en economisch succes te analyseren,
hanteren we een twee-stappenprocedure waarbij we verschillen in economische prestatie onder andere verklaren uit verschillen in sociaal
kapitaal, hetgeen weer verklaard wordt uit verschillen in ondernemingszin. Omdat we niet over een goede maatstaf voor economisch
succes op individueel niveau beschikken, verleggen we onze analyse van het individuele naar het aggregate niveau. In plaats van
individuele persoonlijkheidskenmerken staan nu regionale verschillen centraal. Daarmee bouwen we voort op de regio-analyse van
Beugelsdijk en Van Schaik5. De basis van onze dataset is hetzelfde. Dat wil zeggen, we proberen na-oorlogse economische
groeiverschillen in 54 West-Europese regio’s te verklaren met behulp van een standaard groeimodel zoals ontwikkeld door Barro6. We
verklaren groeiverschillen daarmee uit het initieel inkomen, een maatstaf voor scholing, de investeringsquote, en twee controlevariabelen
die helpen corrigeren voor ruimtelijke correlatie, respectievelijk voor de concentratie van hoger opgeleiden in bepaalde agglomeraties. De
variabelen waarin we geïnteresseerd zijn betreffen sociaal kapitaal en ondernemingszin. We hanteren geen algemene maatstaf voor
sociaal kapitaal, maar onderscheiden twee typen sociaal kapitaal, te weten samenbindend (‘bonding’) en overbruggend (‘bridging’) sociaal
kapitaal. Beide typen sociaal kapitaal meten we met behulp van evs. Samenbindend sociaal kapitaal wordt gemeten door te vragen naar
het relatieve belang dat gehecht wordt aan familie en vrienden. Overbruggend sociaal kapitaal wordt gemeten door de inbedding in
sociale netwerken7. Onze onderzoeksvraag is immers of de mate waarin mensen ingebed zijn in sociale netwerken buiten de nabije sociale
kring van vrienden en familie kan samenhangen met verschillen in ondernemingszin. Ook na correctie voor de effecten van inbedding in
deze nabije sociale kring van vrienden en familie (‘bonding social capital’) zou er een positief verband moeten zijn tussen
ondernemingszin en de mate van inbedding in sociale netwerken buiten deze nabije sociale kring (‘bridging social capital’). We schatten
dus het model dat in figuur 1 staat weergegeven. De resultaten van de schatting geven aan dat ondernemingszin significant en positief
samenhangt met de hoeveelheid overbruggend sociaal kapitaal, dat wil zeggen de inbedding in sociale netwerken buiten de nabije familie
en vriendenkring. Tegelijkertijd blijft er een significant en positief verband tussen overbruggend sociaal kapitaal en regionaaleconomische groei. Dit bevestigt onze hypotheses dat regio’s die hoger scoren op onze maatstaf voor ondernemingszin over meer
overbruggend sociaal kapitaal beschikken en dat overbruggend sociaal kapitaal goed is voor economische groei. Met deze constatering
hebben we wellicht de vinger gelegd op een van de mogelijke oorzaken van verschillen in sociaal kapitaal.

Figuur 1. Causaliteit van factoren in het model.
Van sociaal kapitaal naar ondernemingszin?
Hoewel het in beginsel mogelijk is dat het causale verband andersom loopt, en dat in regio’s met meer sociaal kapitaal de inwoners meer
ondernemingszin gaan vertonen, lijkt ons dit niet waarschijnlijk. Immers, het begrip ondernemingszin zoals dat hier door ons is
gehanteerd, verwijst naar algemene voorkeuren die eerder lijken samen te hangen met opvoeding en andere mechanismen van
cultuuroverdracht, dan met de sociale netwerken waarover individuen in hun volwassen leven kunnen beschikken. Desondanks is
bekend dat sociaal kapitaal wel degelijk een positief effect kan hebben op de mate van ondernemerschap, welk op indirecte wijze een
versterkend effect kan hebben op ondernemingszin. Met name op het terrein van het ‘etnisch ondernemerschap’ is de laatste jaren veel
literatuur verschenen die op het belang wijst van sociale netwerken voor de oprichting van nieuwe ondernemingen8. Zoals ook Veenman
in dit dossier aangeeft, zijn het de hechte banden binnen allochtone groepen die zorgen voor vaste klanten, hulp bij financiering en het
ter beschikking stellen van andere hulpbronnen. Daarbij gaat het in de meeste gevallen om het samenbindend sociaal kapitaal van de
ondernemer, dat wil zeggen vrienden en familie. Uit deze literatuur komt echter tevens naar voren dat diezelfde positieve effecten van
sociaal kapitaal remmend en verstikkend kunnen doorwerken en daarmee een verdere ontwikkeling van deze onderneming in de weg
staan. Zodra het samenbindend sociaal kapitaal de groei van de onderneming begint te begrenzen, is het opbouwen van overbruggend
sociaal kapitaal van cruciale betekenis voor verdere groei, omdat dit de ondernemer in staat stelt zijn gesloten netwerk van klanten en
leveranciers te overstijgen. Dit correspondeert met onze bevindingen op geaggregeerd niveau: de regio’s die over overbruggend sociaal
kapitaal beschikken groeien sneller. Het gesloten sociaal kapitaal van de ondernemer lijkt daarmee vooral in de opstartfase van
ondernemingen van belang te zijn, maar daarna een belemmering te vormen. Dit geeft tevens een additionele verklaring voor de relatieve
kleinschaligheid van de bekende Turkse winkels. In die zin kan het sociaal kapitaal tot een bepaalde vorm van het hold-up-probleem
leiden: ondernemers worden door de inbedding in een bepaald type sociaal netwerk beperkt in hun mogelijkheden tot verdere groei,
hetgeen tot onderinvestering leidt. Voor verdere ontwikkeling is het noodzakelijk dat deze ondernemers zich in enige mate losweken van

hun sociale netwerk. Dat is moeilijk, want het is hetzelfde sociale netwerk dat hen in hun beleving ‘groot’ heeft gemaakt9.
Conclusie en implicatie
In dit artikel zijn we ingegaan op een mogelijke verklaring voor verschillen in sociaal kapitaal. We hebben betoogd dat verschillen in de
mate waarin mensen zijn ingebed in allerlei sociale netwerken buiten de familie- en vriendenkring gerelateerd kan zijn aan verschillen in
ondernemingszin. Ondernemingszin moet hierbij gezien worden als een algemene maatstaf die reflecteert in welke mate mensen van
mening zijn dat iemand zelf verantwoordelijk is voor zijn of haar daden. Daartoe hebben we een analyse gemaakt van ondernemers en
deze vergeleken met niet-ondernemers. Vervolgens hebben we deze gegevens gebuikt om een regionaal gemiddelde van
ondernemingszin uit te rekenen voor de bevolking in een regio. Tenslotte hebben we voor 54 West-Europese regio’s de economische
groeiverschillen verklaard uit verschillen in overbruggend sociaal kapitaal welke vervolgens weer verklaard worden uit verschillen in
ondernemingszin. De resultaten geven aan dat er inderdaad een positief en significant verband bestaat tussen ondernemingszin en
overbruggend sociaal kapitaal. De literatuur suggereert tevens dat er een omgekeerd causaal verband bestaat tussen sociaal kapitaal en
ondernemerschap. Indirect kan dit de ondernemingszin positief beïnvloeden. Dit indirecte kanaal van sociaal kapitaal naar
ondernemingszin lijkt ons echter niet aannemelijk. Onze conclusie biedt gemengd nieuws voor beleidsmakers. Immers, voorzover sociaal
kapitaal afhankelijk is van een vermoedelijk cultureel bepaalde mate van ondernemingszin zijn er voor beleidsmakers weinig
aangrijpingspunten. Echter, onze conclusies staan de mogelijkheid niet in de weg dat de ontwikkeling van overbruggend sociaal kapitaal
ook op andere wijzen bevorderd kan worden, om op deze wijze de economische voorspoed van een regio positief te beïnvloeden.
Dossier Sociaal kapitaal
F.A. van der Duyn Schouten en J.W. Oosterwijk: Sociaal kapitaal van wetenschap naar beleid
G.M.M. Gelauff: Sociaal kapitaal in de economie
A.B.T.M. van Schaik: Empire van sociaal kapitaal
A.L. Bovenberg en J. Potters: Meten enquêtes en experimenten hetzelfde vertrouwen?
P. Dekker: Tussen sociale cohesie en politieke democratie
G.B.M. Engbersen: De armoede van sociaal kapitaal
L. Borghans en B. ter Weel: Vriendelijk, maar toch duidelijk
R.H.J. Mosch: Sociaal handelskapitaal
S. Beugelsdijk: Neerlands sociale kapitaalbalans
P.H.M. Ruys: De coöperatie als beheerder van sociaal kapitaal
S. Beugelsdijk en N.G. Noorderhaven: Sociaal kapitaal en ondernemingszin
J. Veenman: Allochtonen en hun sociaal kapitaal
J. de Koning en R. Kunnen: Sociaal kapitaal en vergrijzing
S.E.P. Raes: Een overheidsrol bij sociaal kapitaal
D. Wolfson: reactie: Sociaal kapitaal en openbaar bestuur
S.G. van der Lecq: De Dagobert Duck van het sociaal kapitaal

1 J. Schumpeter, The theory of economic development, Harvard Press, Cambridge ma,1934.
2 Zie bijvoorbeeld S.L. Mueller en A.S. Thomas, 2000, Culture and entrepreneurial potential: a nine country study of locus of control and
innovativeness, Journal of Business Venturing, jrg. 16, blz. 51-75.
3 OEso, Fostering entrepreneurship, in: The OECD jobs strategy, Parijs, 1998.
4 Zie voor een uitgebreide beschrijving van de geselecteerde vragen N. Noorderhaven en S. Beugelsdijk, Entrepreneurial attitude and
economic growth in 54 European regions, in: W. Arts, L. Halman en J. Hagenaars, The cultural diversity of European unity, Brill, Leiden,
2003, nog te verschijnen.
5 Zie Beugelsdijk in dit ESB-dossier.

6 Naar R. Barro, Economic growth in a cross section of countries, Quarterly Journal of Economics, jrg. 106, 1991, blz. 407 -433.
7 Vergelijk ook Smulders en Beugelsdijk, in: W. Arts, L. Halman, en J. Hagenaars, The cultural diversity of European unity, Brill, Leiden,
2003, nog te verschijnen.
8 A. Portes en J. Sensenbrenner, Embeddedness and Immigration, American Journal of Sociology, jrg. 98, 1993, blz. 1320 -1350. Met name
Alejandro Portes heeft op dit terrein veel gepubliceerd.
9 Op meer abstract niveau doet zich hetzelfde sociologische mechanisme voor in traditionele dorpsgemeenschappen, waar het moeilijk is
‘uit te breken’. Voor een historische beschrijving verwijzen we naar G. Mak, Hoe God verdween uit Jorwerd, uitgeverij Atlas, 1996.

Copyright © 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur