Ga direct naar de content

Eerste stap naar flexibeler cao’s

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 23 1987

Eerste stap
naar flexibeler cao’s
De werkgeversorganisaties zien
maar een lichtpunt in de nota Werken
in 2000, die de FNV op haar congres
zal bespreken. Zij juichen het toe dat
de vakcentrale zich niet meer zo afkerig toont van winstdeling als tot nu toe
het geval was. De nog wat aarzelende
eerste stap naar arbeidsbeloningen
die voor een deel varieren met het
bedrijfsresultaat wordt in elk geval
gesteund door de Industriebond FNV.
Deze bond geeft er ook blijk van in te
zien wat de betekenis van een doorbreking van te starre beloningsverhoudingen kan zijn voor de werkgelegenheid.
De bond ziet nu immers in dat de werkgever langer werknemers in dienst zal
houden en eerder nieuwe arbeidsplaatsen zal scheppen als een deel van
de arbeidsbeloning afhankelijk wordt
van de bedrijfsresultaten.
Eerder al pleitte de Commissie van
Economische Deskundigen van de
SER in haar rapport over flexibilisering
van de arbeidsmarkt voor beloningssystemen die meer afhankelijk zijn
van de winst. Het altijd alerte PvdAKamerlid Willem Vermeend heeft onmiddellijk de koe bij de horens gevat
door een initiatief-wetsontwerp in te
dienen dat de mogelijkheid opent om
winstuitkeringen aan werknemers tot
een maximum van tweeduizend gul-

den per jaar vrij te stellen van belasting
en premieheffing. Dit bedrag is niet willekeurig gekozen. Het gekozen maximum correspondeert immers met de
maximale vrijstelling van dividendbelasting voor gehuwden. Vermeend, die
voor zijn ontwerp al de instemming
heeft van zijn fractie, ziet in zijn voorstel een bijdrage aan matiging van de
loonkosten. Hij laat ook de mogelijkheid open om de winstdeling niet in
contanten, maar in aandelen of certificaten uit te keren.
Het socialistische Kamerlid springt
op het juiste moment in met zijn voorstel. De tijd lijkt rijp voor invoering van
soepeler beloningssystemen. Op dit
onderdeel van het sociaal-economische beleid lijkt een zekere consensus
te ontstaan. De gewijzigde opstelling
van de vakbeweging zou een doorbraak kunnen betekenen. Tot nu toe
wilde zij er immers niet van horen een
deel van de arbeidsbeloning afhankelijk te maken van de winst. Haar streven was altijd gericht op zo groot
mogelijke inkomenszekerheid. Haar
eisen voor loonsverbeteringen golden
voor het hele cao-gebied in een bedrijfstak of onderneming. Wanneer
een deel van het loon varieert met het
bedrijfsresultaat is een grotere differentiate binnen collectieve arbeids-

overeenkomsten mogelijk.
De Industriebond FNV is nu bereid
flexibele afspraken te maken met Philips. De bond gaat een enquete onder
vakbondsleden en andere werknemers bij dit concern houden om te zien
waar de werknemers meer speelruimte in de arbeidsovereenkomsten wensen. Mr. A.W.A. de Haas, adjunctdirecteur arbeidsverhoudingen bij Philips, noemt het in het VNO – blad De
Ondememing ,,zonder meer positief”
dat de vakbeweging bereid is mee te
denken over flexibilisering van de cao.
De Industriebond FNV, die haar ledental bij Philips heeft zien afbrokkelen tot
niet meer dan 10% van het totale personeel, denkt haar draagvlak in de onderneming door een flexibele cao te
kunnen verbreden.
De vakbeweging laat zich niet alleen
leiden door de gedachte dat beperking
van de loonkosten bij een flexibeler beloningssysteem een bijdrage is tot verbetering van de werkgelegenheid. Het
‘nieuwe realisme’ heeft haar ook tot
het inzicht gebracht dat zij haar eigen
positie kan versterken en meer leden
kan winnen wanneer zij de werknemers meer op maat gaat bedienen en
niet langer een eenheidspakket
arbeidsvoorwaarden voorschotelt. De
trend naar individualisering en differentiate is niet meer te keren.
Na jarenlange discussie over de
starheid van ons arbeidsbestel en de
arbeidsverhoudingen lijkt de weg naar
grotere soepelheid nu te worden opengebroken. De ideeen die nu rijp lijken

voor zakelijke discussie gaan nog lang
niet zover als die van de Amerikaanse
econoom Martin Weitzman in zijn boek
The share economy. Toch begint de
notie van een ‘deeleconomie’ ook hier
door te dringen. Weitzman ontleent
zijn leer overigens aan Japan waar hij
had geconstateerd hoe elastisch terugslagen in de economische groei en
in de bedrijfsresultaten kunnen worden opgevangen. Gemiddeld is een
kwart van de arbeidsbeloningen in Japanse ondernemingen gekoppeld aan
de winst. Daaraan is het volgens de
Amerikaanse econoom toe te schrijven
dat in tijden van recessie relatief zo
weinig werknemers behoeven te worden ontslagen en de werkloosheid zo
klein blijft. Daarom raadde hij ondernemers en vakbonden in zijn land aan het
voorbeeld van Japan te volgen en de
over het algemeen op arbeidstijd gebaseerde lonen in Amerikaanse ondernemingen te vervangen door lonen die
aan de bedrijfsresultaten zijn gerelateerd.
Winstdelingssystemen zijn natuurlijk alleen maar in te voeren in winstgevende ondernemingen. Ze kunnen niet
worden toegepast voor de werknemers
die in dienst zijn van de overheid of
werken in niet op winst gerichte sectoren. Dit beperkt de mogelijkheden om
op grote schaal tot vormen van ‘deeleconomie’ over te gaan.

A.F. van Zweeden

Auteur