Ga direct naar de content

Grensgebieden in de Europese Gemeenschap

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: september 23 1987

opheff ing van de controle optiet personenverkeer ziet men grote nadelen
(minder arrestaties van criminelen,
minder kans op inning van boetes
e.d.). Hoewel het hier gaat om vrijheden die in het verdrag van Rome zijn
voorzien, is er altijd wel een Europees
land dat bij de behandeling van voorstellen die de Europese burger het gevoel zouden kunnen geven werkelijk
Europees burger te zijn, een reden
heeft om neen te zeggen of de zaak op
de lange baan te schuiven.

Grensregio’s
Het moeizame verloop van het proces van economische eenwording is in
het bijzonder in het nadeel van Europese regio’s die door een landsgrens
worden verdeeld.
Een grensoverschrijdende regio
wordt veelal gekenmerkt door vier
eigenschappen, nl.:
1. een innerlijke gespletenheid als gevolg van het feit dat de onderdelen
van de regio tot verschillende naties behoren en de regio daardoor
slechts in zeer beperkte mate een
eigen identiteit heeft kunnen opbouwen;
2. een perifere ligging ten opzichte
van de economische centra in het
eigen land;
3. niet-complementaire economische
structuren van de afzonderlijke
subregio’s;
4. oververtegenwoordiging van de
landbouwsector.

Grensgebieden in de
Europese Gemeenschap
Vanouds vormen landsgrenzen een
barriere in het economische verkeer
tussen landen. Dit heeft niet zozeer betrekking op de im- en export van bulkgoederen, zoals brandstoffen, bouwmaterialen en agrarische produkten.
Wel op de handel in produkten van gecompliceerdere aard, op het verkeer
van personen en het grensoverschrijdende gebruik van voorzieningen. De
redenen daarvoor zijn simpel. De taal
is anders, gebruiken zijn anders, veelal
is de religie anders, de opbouw van het
onderwijssysteem -en het bestuurlijk
systeem is anders, enz. enz. August
Losch, de beroemde Duitse regionaal
econoom zegt in de latere (Engelse)
uitgave van zijn boek Die raumliche
Ordnung tier Wirtschaft (1944): ,,Staten zijn gescheiden als oasen in een
grote woestijn door in- en uitvoerrechten, wetten, talen, een saamhorigheidsgevoel, onzekerheid en verle892

den”. In het eerste enthousiasme voor
een verenigd Europa heeft men deze
waarheid vergeten. Het geloof heerste
dat de eenwording van Europa een feit
zou zijn als de economische barrieres
zouden zijn weggenomen. Nu, na
meer dan 25 jaren EG, moeten we toegeven dat hoewel er duidelijke vorderingen zijn gemaakt, de economische barrieres nog lang niet zijn weggenomen, laat staan dat we op andere
gebieden veel nader tot elkaar zijn gekomen. Het internationale verkeer
over de weg is nog lang niet vrij, derdelandenvervoer is niet toegestaan evenmin als cabotage. Het Europese paspoort is nog steeds niet algemeen ingevoerd evenmin als dat de personencontrole aan de grenzen van Europa is
opgeheven. O.m. in Nederland heeft
men een zeer lange administratieve
voorbereidingstijd nodig voor de invoering van het Europese paspoort. In de

Uit verschillende tot dusver verrichte
studies over Europese grensregio’s
blijkt duidelijk dat er grote problemen
verbonden zijn aan het tot ontwikkeling
brengen van zo’n gebied. De aanpak
dient langs twee sporen te verlopen:
1. het bevorderen van de eenwording
van het gebied, zodanig dat de interactie tussen de beide deelgebieden vergelijkbaar wordt met die tussen nationale regio’s;
2. het bevorderen van de welvaart in
beide deelgebieden door gebruik te
maken van de kansen die zij bieden
en het verminderen van de nadelen
die zij vertonen.
Het is daarbij evident dat het tweede
spoor met meer succes kan worden
gevolgd naarmate de eerstgenoemde
doelstelling in verdergaande mate is
gerealiseerd. Dit betekent echter niet
dat zolang de eenwording nog niet is
bereikt, directe, welvaartsbevorderende maatregelen beter achterwege kunnen blijven.

Grensoverschrijdende
samenwerking
Het probleem spitst zich toe op de
vraag wat gemeenten en provincies in
een grensgebied kunnen doen om de

f
eenwording te bevorderen. Een essentiele barriere ligt wel in het taalverschil.
Een onderzoek betreffende het telefoonverkeer in Belgie toont aan dat het
taalverschil daar overeenkomt met een
afstand van ca. 50 km, m.a.w. een
Franssprekende Belg, die zich direct
naast een Nederlandssprekende Belg
bevindt, communiceert daarmee gemiddeld even intensief als met een
Franssprekende Belg die 50 km van
hem verwijderd is. Natuurlijk worden er
taalcursussen gegeven die in deze lacune kunnen voorzien, maar het moet
niet alleen komen van het aanbod van
cursussen maar in eerste instantie van
de vraag naar cursussen. Het zou van
groot belang zijn als aan de bevolking
duidelijk gemaakt kon worden dat ieders individuele welvaart en dus de
welvaart van het gehele gebied erbij
gebaat is als er tweetaligheid zou
bestaan. Een voorlichtingsactie op dit
punt is van het grootste belang.
Een tweede groep instrumenten die
in het proces van de eenwording een
belangrijke rol kan spelen heefl betrekking op de infrastructuur. De aanwezigheid van een goede weginfrastructuur speelt een essentiele rol in het bevorderen van het zakenverkeer en het
overige prive-verkeer.
Een zeer belangrijk element in de
wederzijdse communicatie is de telecommunicatie, met het telefoonverkeer als belangrijkste onderdeel. In Europa zijn de PTT-bedrijven niet gei’ntegreerd. Weliswaar is de automatisering volledig, maar het tarievensysteem is nog steeds sterk nationaal
gericht. Daardoor is grensoverschrijdend telefoneren veel duurder dan binnenlands telefoneren, ongeacht de afstand. Deze situatie is uiterst onbevredigend. Een initiatief op Europees
niveau is nodig om hierin verbetering
te brengen. Technische obstakels voor
een oplossing bestaan er niet of nauwelijks. Het verdient aanbeveling dat
deze kwestie op EG-niveau aanhangig
gemaakt wordt door de gezamenlijke
Europese grensregio’s.
Men stuit hier op een steeds terugkerend probleem, waarmee de lokale
overheden van grensregio’s kampen:
het gebrek aan bevoegdheden om
maatregelen te treffen die de eenwording kunnen bevorderen. Veel maatregelen die ertoe zouden kunnen bijdragen de barrieres te slechten, kunnen
slechts worden genomen met medewerking van provinciale en nationale
resp. EG-autoriteiten. Wanneer er initiatieven van wat grotere omvang worden genomen, dienen deze autoriteiten te worden ingeschakeld. De autoriteiten van Europese regie’s kunnen
weinig zelfstandig uitrichten. Zelfs
voor de aanleg van secundaire wegen
is actie door hogere overheden noodzakelijk.
Om de aandacht van deze hogere
autoriteiten te krijgen is het zinvol hen
erop te wijzen dat het beter doen functioneren van een grensoverschrijdende regio een Europese activiteit is, een
activiteit die de doelstellingen van het

zijn fraai en daardoor toeristisch aantrekkelijk. Er zijn veel recreatieve voorzieningen, die evenwel niet gelijkmatig
over de regio zijn verdeeld. In het Duitse deel ligt het accent op dag- en weekendrecreatie, terwijl aan Nederlandse
kant de nadruk ligt op de verblijfsrecreatie.
Euregio als voorbeeld
In het verleden waren de landbouw
en de textielindustrie de belangrijkste
Niettegenstaande de hierboven ge- bestaansbronnen. Ookde huidige situnoemde moeilijkheden heeft men in atie wordt nog gekenmerkt door een
verschillende Europese grensgebie- zekere mate van eenzijdigheid. Nog
den initiatieven ontplooid om tot grens- steeds heeft de secundaire sector
overschrijdende samenwerking te ko- naast de landbouw een dominerende
men. Een voorbeeld hiervan is positie. Naast de textiel- en kledingindustrie zijn van belang de houtbewerEuregio.
In de Euregio, een Duits-Nederlands king en -verwerking, de metaalingrensgebied tussen Rijn, Eems en IJs- dustrie, de papierindustrie en drukkesel heeft men een gemeenschappelijk rijen en de voedings- en genotmiddeactieprogramma ontwikkeld om de lenindustrie. De secundaire sector
sociaal-economische situatie te analy- wordt gekenmerkt door relatief veel
seren en mogelijkheden aan te geven kleinere en middelgrote bedrijven. Het
om deze situatie te verbeteren. De relatief geringe aandeel van de tertiaianalyse is uitgevoerd door het Neder- re sector hangt samen met het feit dat
lands Economisch Instituut in nauwe zogenoemde stuwende diensten (grosamenwerking (voor wat betreft het te kantoren van banken, verzekeringsDuitse deelgebied) met het Institut fur maatschappijen en van de overheid)
Siedlungs- und Wohnungswesen van vrijwel ontbreken.
De structuur van de beroepsbevolde Universiteit van Munster. Deze in
opdracht van de regionale autoriteiten king wijkt in het Nederlandse deel van
ingestelde analyse is uitgemond in een Euregio niet veel af van die in geheel
– met hulp van het NEI – door de re- Nederland. Voor het Duitse deel kan in
gio zelf opgesteld actieprogramma ter vergelijking met de Bondsrepubliek
verbetering
van
de
soci- Duitsland, een duidelijke onderverteaal-economische structuur van het ge- genwoordiging van employes worden
bied. In het hiernavolgende wordt een waargenomen. De werkloosheid ligt in
korte samenvatting gegeven van de re- Euregio op een duidelijk hoger niveau
sultaten van de door het NEI uitgevoer- dan in de betreffende landen. Met nade analyse en van enkele hoofdele- me in het noordelijk deel ligt het
menten van het daaruit voortgekomen werkloosheidspercentage een kwart
tot een derde hoger (Twente en Bentactieprogramma 1).
Het onderzoekgebied – Euregio ge- heim). Voor de komende jaren wordt
naamd – bestondop 1 januari 1985 uit een groei van de beroepsbevolking
88 op vrijwillige basis samenwerkende met circa 0,7% per jaar verwacht. De
gemeenten en Kreise. Motief voor het bruto toegevoegde waarde per hoofd
ontstaan van deze samenwerking aan van de bevolking is in de Euregio behet eind van de jaren vijftig was de ge- duidend (circa 15%) lager dan in de
meenschappelijke problematiek aan corresponderende landen.
beide zijden van de grens: perifere ligGrensoverschrijdende autowegverging, relatief veel landbouw, vrij eenzij- bindingen zijn vrij schaars in het Euredige industriele structuur (textiel) en giogebied. Gelet op de plannen moet
grote structurele werkloosheid.
nog tot ongeveer 1995 worden geEr wonen ruim 1,6 miljoen mensen in wacht op een duidelijk verbeterde situEuregio, waarvan 53% in het Neder- atie. Het spoorwegverkeer beschikt
landse en 47% in het Duitse deel. De slechts over een grensoverschrijdende
groei van de bevolking is in de laatste verbinding via de internationale spoorjaren afgenomen tot 0,4% per jaar als lijn Amsterdam-Hannover. Hoewel er
gevolg van dating van geboorten en zeven grensoverschrijdende busvervestigingsoverschotten. Voor de toe- bindingen bestaan, wordt er weinig gekomst kan nog worden uitgegaan van bruik van gemaakt. Waterwegen speeen zekere groei met 70.000 personen len in de Euregio een ondergeschikte
rol. De beide nationale kanaalnetten
in de periode tot 1995.
Binnen Euregio ligt een hoofdcen- zijn niet onderling verbonden. In het
trum (Enschede) en vele middelgrote Euregiogebied beschikt men over twee
centra. Het voorzieningenniveau is be- luchthavens: Miinster-Osnabruck en
vredigend.
Twente bij Enschede.
De kwaliteit van het milieu is over het
De technische infrastructuur voor de
algemeen goed. Er zijn alleen wat pro- water- en energievoorziening vertoont
blemen met betrekking tot de agrari- geen knelpunten. Er is een voldoende
sche sector, te weten verontreiniging ruim aanbod aan bedrijfsterreinen. In
van grond- en oppervlaktewater als ge- de sociaal-culturele infrastructuur (onvolg van het overdadig gebruik van derwijs, gezondheidszorg, sport, re(kunst)mest en van bestrijdingsmiddelen; uitgebreide maisteelt verhoogt de
kans op schade door erosie.
1) NEI, Grensoverschrijdend actieprogramVele delen van het Euregiogebied ma voorde Euregio, Rotterdam, 1986.
verdrag van Rome en alles wat met de
geest daarvan in overeenstemming is,
naderbij tracht te brengen door praktische oplossingen te zoeken voor praktische grensproblemen.

893

creatie e.d.) zijn geen belangrijke lacunes geconstateerd.
Uit een ter zake gehouden enquete
bij overheidsinstellingen, beroepsorganisaties, sociaal-economische en
andere instellingen is gebleken dat er
in Euregio een veelheid van grensoverschrijdende contacten tussen die instellingen bestaat. Knelpunten bij die
contacten zijn primair een gevolg van
verschil in bevoegdheden, maar ook
vaak van taal- en financiele problemen. Met name aan de Duitse kant is
de kennis van de taal van de nabuur
zeer gering.
Aan het eind van de jaren vijfig is er
grensoverschrijdende samenwerking
ontstaan als gevolg van vergelijkbare
problemen aan beide zijden van de
grens. Deze samenwerking heeft een
organisatorische vorm gekregen in de
Euregio-organisatie. De in het kader
van de Euregio-organisatie ontwikkelde activiteiten betreffen:
1. ruimtelijke ordening en bevordering van de regionale economie;
2. verkeersinfrastructuur;
3. dienstensector;
4. sociaal-cultureel werk;
5. toerisme en recreatie;
6. ombudsfunctie voor alledaagse
grensproblemen.
Als gevolg van een gebrek aan bevoegdheden liggen de Euregio-activiteiten enerzijds in het uitvoerende vlak
zoals bij de sociaal-culturele activiteiten en de ombudsfunctie. Anderzijds is
men gedwongen zich te beperken tot
het doen van aanbevelingen aan de
verschillende overheidsinstanties. In

dit verband kan nog worden aangestipt
dat de regionale politiek van de beide
nationale overheden sterk verschilt.
Aan Duitse kant is deze een taak van
de deelstaten. Als gevolg van het feit
dat het Duitse deel van Euregio tot
twee deelstaten behoort (NoordrijnWestfalen en Nedersaksen) is er dus
alleen al voor het Duitse deel geen
eenduidige benadering. Het grootste
deel van Euregio wordt echter wel
bestreken door stimuleringsmaatregelen. Een uitzondering vormen OostGelderland en een (klein) stukje van
het zuidelijk deel van het Duitse Euregiogebied. Regionale maatregelen van
de EG bestrijken eveneens het onderzoekgebied.
Ten einde de structuur van het gebied te verbeteren en om de activiteiten van de diverse overheden ter
zake te coordineren is in samenwerking tussen de Euregio en de betreffende overheidsinstanties een actieprogramma opgesteld. In de aan de
opstelling van het actieprogramma
voorafgegane sociaal-economische
analyse zijn de sterke en zwakke punten van de Euregio vastgesteld. Dit is
onder meer gebeurd met een speciaal
ten behoeve van dit onderzoek ontworpen methodiek, die SHADE is genoemd. Het aandeel (SHAre) en de
ontwikkeling (DEvelopment) van kansrijk geachte activiteiten zijn met deze
methodiek simultaan in aanmerking
genomen.
De aldus blootgelegde zwakke punten van de economische situatie in Euregio hebben te maken met de ligging
aan de grens (taalbarriere), tekortko-

Tabel. Overzicht van actiepunten in het kader van het Euregio-actieprogramma
Hoofddoelstelling

Doelstelling

Sub-doelstelling

Sociaaleconomisch

Produktiestructuur

Landbouw
Nijverheid
Diensten
Toerisme

aantal
actiepunten

Europees perspectief

3
13
5
12
33

Produktiemilieu

Kwaliteit arbeid
Infrastructuur
Milieu

7
24
10
41

Gecombineerde
doelstelling

Organiserend
vermogen

Informatie-uitwisseling
Uitbouw Euregio-organisatie
Ruimtelijke planning

5
5
4

Eenwording

Alledaagse
grensproblemen

Grenspendel
Publieke diensten
Grensverkeer

4
6
7

Tweetaligneid

Taalkennis
Media

7
6

14

17

13
118

894

mingen van de verkeersinfrastructuur,
van land tot land verschillende organisatiestelsels, de agrarische structuur
en de structuur van de arbeidsmarkt.
Het actieprogramma is er dan ook in
eerste instantie op gericht om deze
obstakels zoveel mogelijk te verwijderen. Hiertoe is in het Euregioactieprogramma een groot aantal actiepunten geformuleerd.
De geformuleerde actiepunten – in
totaal 118 – betreffen concrete maatregelen, aanbevelingen en voorstellen
voor studies. De meerderheid (74) betreft bevordering van de welvaart, terwijl 30 actiepunten zijn gericht op bevordering van de eenwording van beide landsdelen. De resterende 14
actiepunten zijn zowel op de bevordering van de welvaart als op die van de
eenwording gericht. Deze hebben namelijk tot doel het grensoverschrijdend
regionaal organiserend vermogen te
bevorderen. Gebleken is dat dit van
groot belang is voor de sociaaleconomische ontwikkeling van een regio. De label geeft een overzicht van
de voorgestelde actiepunten.
Het gevaar is groot dat een actieprogramma a la dat van het Euregiogebied vooral het karakter krijgt van
een verlanglijstje om tekortkomingen
in de regionale structuur te verzachten
respectievelijk op te heffen. Dit gevaar
is ook in de Euregio nog niet bezworen.
Het actieprogramma is ‘van onder op’
tot stand gekomen; van een afstemming van het beleid van de verschillende hogere overheden op elkaar is nog
weinig te merken. In het algemeen zal
het bij dergelijke programma’s noodzakelijk zijn om ook op hoger politiek
niveau (nationaal, EG), steun te verkrijgen voor een loyale uitvoering van het
opgestelde actieprogramma.

De EG werkt langzaam en komt niet
snel onder de indruk van de wensen
van een enkel grensgebied, zeker niet
als deze wensen veranderingen op Europees niveau noodzakelijk maken.
Om die reden is het gewenst en zelfs
noodzakelijk dat het contact tussen de
grensregio’s in alle Europese landen
wordt gei’ntensiveerd. Door gezamenlijke actie op punten van gemeenschappelijk belang kan veel meer worden bereikt dan door individuele acties. Permanente punten van aandacht
dienen o.m. te zijn: het talenprobleem,
communicatieproblemen, organisatorische problemen en infrastructurele
voorzieningen. Met het actieprogramma voor de Euregio wordt een duidelijk
voorbeeld gesteld van zinvolle initiatieven die kunnen leiden tot welvaartsverhoging in een grensoverschrijdende
regio. Het coordineren van deze acties
met die van grensoverschrijdende regio’s elders in Europa kan de effectiviteit daarvan belangrijk verhogen en
Europa sneller naar een eenheid leiden dan door gei’soleerd optreden van

1

grensregio’s of een zuiver nationale
benadering van de problematiek mogelijk is. Grensoverschrijdende actieprogramma’s dienen naast het regionale belang ook wel degelijk een Europees belang. In dat licht zouden de
lokale initiatieven in de grensregio’s
dan ook meer nationale en Europese
ondersteuning verdienen dan zij tot nu
toe gewoonlijk krijgen.

J.A. van der Vlist
L.H. Klaassen

De auteurs zijn verbonden aan het Nederlands
Economisch Instituut, resp. als hoofd van de
afdeling Regio, Energie en Milieu en als adviseur. De schrijvers danken R.E. van der Horst
voor zijn commentaar bij een eerdere versie

van dit artikel. Deze vroegerecollega heeft ook
een belangrijk aandeel gehad in de genoemde
Euregio-studie.

Auteurs