Binnen de publieke arena wordt momenteel veel gesproken over de opkomst en gevolgen van platformarbeid. Wie zijn die platformwerkers eigenlijk, en moeten we ons als maatschappij zorgen maken over hun welzijn?
In het kort
– Slechts 5,2 procent van de zzp’ers, die winstaangifte doen, verwerft opdrachten via een platform.
– Deze platform-zzp’ers zijn veelal jongere hoogopgeleide mannen die werk verrichten op hoog niveau.
– Éen op de vijf platform-zzp’ers maakt zich, meer dan gewone zzp’ers, zorgen over de toekomst.
Bij platformarbeid faciliteert een digitaal platform de matching tussen aanbieders en gebruikers van diensten (Parker et al., 2016). Voorbeelden van platformarbeid zijn taxivervoer via Uber of het schoonmaken van een huis via Helpling. De schattingen over de omvang van dit fenomeen variëren tussen de 0,4 en 12 procent van de beroepsbevolking (Dhondt et al., 2017; Ter Weel et al., 2018; Pesole et al., 2018), afhankelijk van een smalle of brede definitie van platformarbeid, waarbij de mate waarin de werker via een internetplatform aan zijn opdrachten komt een belangrijk inclusiecriterium vormt.
De kansen en risico’s van platformarbeid zijn op dit moment onderdeel van het maatschappelijk debat. Zo zouden digitale platformen aan de ene kant voor werkgelegenheid zorgen, ondernemerschap stimuleren en ervoor zorgen dat zzp’ers hun agenda kunnen vullen (Frenken et al., 2017; Graham et al., 2017; Kenney en Zysman, 2015).
Aan de andere kant zouden digitale platformen een negatief effect hebben op de arbeidskwaliteit. Ze zouden leiden tot een gebrek aan autonomie, tot een race to the bottom qua prijzen, tot banen opknippen in micro-taken, en ze zouden geen opleidingsmogelijkheden bieden. Tegelijkertijd zouden ze de platformwerker het gevoel geven ‘altijd aan te moeten staan’ om zo klussen via de app te kunnen binnenhalen. Ook zouden digitale platformen naar verwachting weinig werkzekerheid en weinig bescherming bieden (Frenken et al., 2017; Houwerzijl, 2017; Van Slooten, 2017). Er zijn echter maar weinig empirische data die dergelijke claims onderbouwen (Florisson en Mandl, 2018).
In dit artikel richten wij ons op platform-zzp’ers: dat zijn zelfstandige ondernemers zonder personeel die onder andere digitale platformen gebruiken om werk binnen te halen. Onze gegevens beperken zich daarbij tot de zzp’ers die winstaangifte hebben gedaan. Degenen die platformwerk als bijbaan verrichten, bijvoorbeeld door maaltijden te bezorgen, zitten daar dus niet bij.
Wat kenmerkt de specifieke categorie zzp’ers die winstaangifte doet en die gebruik maakt van digitale platformen?
Methode en analyse
In Nederland is 69 procent van de platformwerkers werknemer, en is 10 procent zelfstandige (Huws et al., 2017). Voor ons onderzoek gebruiken we de Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA) 2017. Doelgroep van de ZEA zijn zelfstandig ondernemers: personen die arbeid verrichten voor eigen rekening of risico in een eigen bedrijf of praktijk. In 2016 maakten zelfstandig ondernemers zonder personeel 64 procent uit van alle personen met inkomen uit werkzaamheden als zzp’er. De overige zzp’ers zijn directeuren-grootaandeelhouders en personen die voor eigen rekening of risico arbeid verrichten, maar niet in een eigen bedrijf of praktijk (Van der Torre et al., 2018).
In totaal hebben 6.235 zelfstandig ondernemers de vragenlijst ingevuld. Dat komt neer op een bruikbare respons van 26,6 procent. In de ZEA wordt onderscheid gemaakt tussen zelfstandig ondernemers met personeel (N = 1.297) en zelfstandig ondernemers zonder personeel (N = 4.761). Binnen de categorie zelfstandig ondernemers zonder personeel wordt er ook onderscheid gemaakt tussen ‘klassieke’ zzp’ers (N = 1.201), die voornamelijk producten verkopen of grondstoffen aanbieden, en ‘nieuwe’ zzp’ers (N = 3.561), die voornamelijk hun eigen arbeid of diensten inzetten. Er is een weging toegepast om de respons representatief te maken.
Alle zzp’ers die aangeven dat ze onder andere digitale platformen gebruiken om werk binnen te halen, beschouwen wij in dit onderzoek als platform-zzp’ers. Scores van platform-zzp’ers op de verschillende variabelen zijn door middel van de Pearson χ²-test vergeleken met de scores van niet-platform-zzp’ers.
Resultaten
Op basis van de ZEA kunnen we uitspraken doen over wervingskanalen, het profiel van platform-zzp’ers en de kwaliteit van arbeid.
Wervingskanalen
Het digitale platform is als wervingskanaal nog niet populair onder de totale categorie van zzp’ers; slechts 5,2 procent maakt hiervan gebruik (figuur 1). De meeste zzp’ers verkrijgen hun werk nog steeds via hun directe netwerk en de klanten die ze al hadden. Gemiddeld hebben zzp’ers die gebruikmaken van platformen vijf klanten per jaar. Daarin verschillen zij niet van zzp’ers in het algemeen.
Platform-zzp’ers gebruiken naast het digitale platform een grotere diversiteit aan kanalen dan de gemiddelde zzp’er. Bovendien gebruiken platform-zzp’ers twee keer zo vaak sociale media als wervingskanaal en vier keer zo vaak intermediairs. Slechts een klein percentage (twee procent) van de platform-zzp’ers gebruikt platformen als enige kanaal en zou daarmee beschouwd kunnen worden als een ‘pure’ platform-zzp’er.
Profiel van platform-zzp’ers
Platform-zzp’ers zijn significant vaker man, jonger en vaker hoogopgeleid dan niet-platform-zzp’ers (tabel 1). Wat betreft beroepssegment zijn de platform-zzp’ers significant vaker werkzaam als ICT-specialist (figuur 2). Op de overige getoonde beroepssegmenten verschillen zij niet significant.
Platform-zzp’ers werken significant vaker op het hoogste beroepsniveau, met taken als het oplossen van ingewikkelde problemen en het nemen van beslissingen (tabel 1). Ze oefenen aan de andere kant significant minder vaak taken op beroepsniveau 2 uit, zoals het bedienen van machines en elektronische apparaten.
Platform-zzp’ers behoren significant vaker tot de categorie ‘nieuwe’ zzp’er, die voornamelijk hun eigen arbeid of diensten inzet. Wat betreft motivatie voor het zelfstandig ondernemerschap geeft de categorie negatieve en positieve redenen: ze geven vaker aan dat ze geen baan als werknemer konden vinden en vaker dat ze zijn ontslagen. Tegelijkertijd wordt de categorie vaker gekenmerkt door zzp’ers die ‘altijd al als zzp’er wilden gaan werken’, meer vrijheid wilden en als zzp’er meer konden verdienen.
Qua arbeidsgeschiedenis zien we dat de platform-zzp’ers significant vaker vanuit de werkloosheid komen, maar dit is een klein verschil.
Kwaliteit van arbeid
Om de vraag te beantwoorden of platform-zzp’ers en niet-platform-zzp’ers van elkaar verschillen ten aanzien van arbeidskwaliteit, hebben we gekeken naar indicatoren die de OESO (2018) hanteert: te weten de inkomenskwaliteit, arbeidsmarktzekerheid en de kwaliteit van arbeidsomstandigheden (tabel 1).
Als we kijken naar de koopkracht – het besteedbaar inkomen, gecorrigeerd voor omvang en samenstelling van het huishouden – dan zien we geen verschil tussen de platform-zzp’ers en de niet-platform-zzp’ers. We hebben een rangorde toegepast wat betreft de hoogte van het inkomen, waarbij 1 het laagste inkomen in de steekproef is en 100 het hoogste. De gemiddelde score van beide categorieën is 60,8. Net als niet-platform-zzp’ers blijkt meer dan 75 procent van de platform-zzp’ers niet verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid en is ongeveer een derde aangesloten bij een pensioenfonds.
Wat betreft werkzekerheid maakt de categorie van platform-zzp’ers zich significant vaker zorgen over de toekomst van hun onderneming en heeft deze er significant vaker over gedacht om een baan als werknemer te gaan zoeken. Een ander element van arbeidsmarktzekerheid betreft inzetbaarheid. De platform-zzp’ers hebben significant vaker de afgelopen twee jaar een cursus voor werk gevolgd en lijken iets vaker overgekwalificeerd te zijn voor het werk dat zij doen, aangezien ze zeggen meer kennis en vaardigheden te hebben dan voor het werk van hen verwacht wordt.
Qua kwaliteit van de arbeidsomstandigheden blijken de platform-zzp’ers niet significant meer uren per week te werken dan niet-platform-zzp’ers. Maar qua werk op afwijkende tijden zien we wel kleine verschillen: ze geven significant vaker aan ook wel in de nacht te werken en in het weekend. We hebben geen significante verschillen gevonden in de mate van autonomie, dat wil zeggen de mate waarin platformwerkers zelf kunnen beslissen hoe en wanneer het werk uit te voeren. Beide categorieën scoren hierop hoog in absolute zin. We hebben tevens geen significante verschillen gevonden in hoeveel inspanning het werk vergt (erg snel, veel of hard moeten werken). Hierop scoren beide categorieën niet opvallend hoog. Ook zien we geen verschil in de mate van gevarieerd werk, en scoren beide categorieën daarop vrij hoog.
Conclusie en discussie
Met dit onderzoek kunnen we eerdere onderzoeken bevestigen waaruit blijkt dat de omvang van platformarbeid nog beperkt is. Slechts 5,2 procent van de zzp’ers gebruikt digitale platformen als wervingskanaal en voor slechts 2 procent van die categorie is dit kanaal ook nog eens het enige kanaal dat wordt gebruikt.
Dat de platform-zzp’ers vaker hoogopgeleid zijn, specialistisch werk op hoog niveau lijken te hebben, dat ze meer aan hun formele ontwikkeling doen en dat ze vaker bewust voor het zelfstandig ondernemerschap hebben gekozen, duidt op een betere positie op de arbeidsmarkt dan de niet-platform-zzp’ers hebben, hoewel beide categorieën qua besteedbaar inkomen niet lijken te verschillen van elkaar. Deze conclusie wijkt ook af van het beeld dat vaak in het maatschappelijke debat wordt geschetst, namelijk dat het vooral zou gaan om mensen in kwetsbare posities.
Tegelijkertijd lijkt er binnen de categorie platform-zzp’ers een categorie te zijn die een minder goede positie heeft op de arbeidsmarkt. Dit zijn degenen die zzp’er zijn geworden omdat ze geen baan konden vinden of ontslagen zijn, en wellicht werk onder hun niveau doen (meer kennis en vaardigheden hebben dan nodig is voor het werk). Wat betreft werkzekerheid duiden de resultaten tevens op een minder goede positie op de arbeidsmarkt als zzp’er: platform-zzp’ers hebben meer zorgen over de toekomst van de onderneming, en zijn vaker op zoek naar een baan als werknemer. Dat is wellicht de reden dat deze categorie meer verschillende kanalen gebruikt om opdrachten te werven. In een vervolgstudie zou men nader kunnen onderzoeken of er, binnen de categorie platform-zzp’ers, verschillende categorieën te onderscheiden zijn qua arbeidsmarktpositie.
Op basis van de analyseresultaten kan er worden gesteld dat platform-zzp’ers, net als zzp’ers in het algemeen, wat betreft autonomie, werkinspanning en gevarieerd werk vrij goede arbeidsomstandigheden lijken te hebben. Wel blijkt de categorie van platform-zzp’ers vaker te werken op onregelmatige tijden dan de categorie van niet-platform-zzp’ers. Hoewel ze per week niet meer uren werken, werken ze vaker in de nacht en het weekend. Dat kan zijn omdat het platformwerk meer vrijheid biedt om de werktijden zelf in te delen, maar dat blijkt niet uit de mate van autonomie. Het risico van ‘altijd aan staan’, dat in het maatschappelijke debat wordt genoemd, zou hierop van toepassing kunnen zijn.
Wat betreft de vraag of we ons als maatschappij zorgen moeten maken over het welzijn van platform-zzp’ers, kunnen we op basis van deze ZEA-analyses voorzichtig stellen dat deze categorie het niet slechter lijkt te hebben dan zzp’ers in het algemeen – dus even ‘goed’ en soms zelfs beter.
Literatuur
Dhondt, S., W. Torre en H. van der Ven (2017) Collaborating via the platform – implications for work and organisation in Europe. EU-China Policy Dialogue. Entrepreneurship, New Economy and Employment (presentatie). Brussel: Europese Commissie, 9 oktober.
Florisson, R. en I. Mandl (2018) Platform work: types and implications for work and employment – Literature review. Eurofound Working Paper, WPEF18004. Te vinden op www.forschungsnetzwerk.at.
Frenken, K., A. van Waes, M. Smink en R. van Est (2017) Eerlijk delen: waarborgen van publieke belangen in de deeleconomie en de kluseconomie. Den Haag: Rathenau Instituut.
Graham, M., I. Hjorth en V. Lehdonvirta (2017) Digital labour and development: impacts of global digital labour platforms and the gig economy on worker livelihoods. Transfer: European Review of Labour and Research, 23(2), 135–162.
Houwerzijl, M.S. (2017) Arbeid en arbeidsrecht in de digitale samenleving: een verkenning. Tijdschrift Recht en Arbeid, 2017(2), 3–8.
Huws, U., N.H. Spencer, D.S. Syrdal en K. Holts (2017) Work in the European gig economy: research results from the UK, Sweden, Germany, Austria, the Netherlands, Switzerland and Italy. Foundation for European Progressive Studies, UniGlobal en University of Hertfordshire. Te vinden op uhra.herts.ac.uk.
Kenney, M. en J. Zysman (2015) Choosing a future in the platform economy: the implications and consequences of digital platforms. Discussion Paper presented at the Kauffman Foundation New Entrepreneurial Growth Conference, Amelia Island Florida, 18/19 juni.
OESO (2018) Job quality. Parijs: OECD. Artikel te vinden op www.oecd.org.
Parker, G.G., M.W. Van Alstyne en S.P. Choudary (2016) Platform revolution: how networked markets are transforming the economy – and how to make them work for you. New York: Norton.
Pesole, A., M.C. Urzí Brancati, E. Fernández-Macías et al. (2018) Platform workers in Europe: evidence from the COLLEEM survey. Luxemburg: Publications Office of the European Union.
Slooten, J.M. van (2017) Ter visie – Platformarbeid: nog een reden tot rethinking van het arbeidsrecht. Tijdschrift voor Arbeid & Onderneming, 2017(2), 51–52.
Torre, W. van der, H.J. Dirven en H. van de Ven (2018) Zzp’ers en werknemers: ongelijkheid in kwaliteit van werk. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 34(2), 138–155.
Weel, B. ter, S. van der Werff, H. Bennaars et al. (2018) De opkomst en groei van de kluseconomie in Nederland. SEO-rapport, 2018-30.
Auteurs
Categorieën