Ga direct naar de content

Economische gevolgen van een olieboycot tegen Zuid-Afrika

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 16 1985

Economische gevolgen van een
olieboycot tegen Zuid-Afrika
DRS. M. DELL – PROF. DR. J.M. VIAENE – DR. C.G. DE VRIES”
Vanwege de apartheidspolitiek in Zuid-Afrika overweegt
de gemeente Rotterdam een handelsboycot van met name
olie tegen dit land af te kondigen. Om tot een weloverwogen
stellingname te komen heeft zij besloten een onderzoek te laten doen naar de effecten van een dergelijke boycot voor de
economic van het Rijnmondgebied. De economische kosten
zouden dan afgewogen kunnen worden tegen de, merendeels
politieke, baten.
Dit artikel, gebaseerd op het rapport Werkgelegenheidsaspecten van een olieboycot tegen Zuid-Afrika, inventariseert de gevolgen van een Rotterdamse boycot. Een dergelijke boycot kan verschillende vormen aannemen. Er kan sprake zijn van een eenzijdig embargo op de export van olie naar
Zuid-Afrika, maar het is ook mogelijk dat Zuid-Afrika tegenmaatregelen neemt, zoals een boycot van Rotterdam. In
dit artikel wordt een aantal verschillende scenario’s
besproken.
De handel met Zuid-Afrika
Vooraf lijkt een korte schets van de handelsrelatie met
Zuid-Afrika op zijn plaats. Nederland ruilt met Zuid-Afrika
hoogwaardige eindprodukten tegen grondstoffen, waarbij in
1983 een handelsoverschot van f. 350 mln. werd gerealiseerd. Voor een olieboycot is het daarbij van belang op te
merken dat de export van petrochemische produkten nagenoeg nihil is, hetgeen te verklaren valt uit de grote raffinagecapaciteit van Zuid-Afrika. De doorvoer van ruwe olie is in
het verleden echter aanzienlijk geweest, zoals blijkt uit een
onderzoek van het Shipping Research Bureau (SRB) 1). Voor
Rijnmond betekent dit dat bij een olieboycot in eerste instantie de dienstensector wordt geraakt. Op grond van de exportaandelen en importaandelen, varierend van een promille tot
een procent, is het duidelijk dat de wederzijdse afhankelijkheid in het algemeen gering is. Er is echter een aantal specifieke produkten waarvoor de afhankelijkheid wel aanzienlijk
is. Zo is Nederland voor nagenoeg haar gehele behoefte aan
chroom afhankelijk van de import uit Zuid-Afrika.
Een olieboycot
Het eerste scenario omvat een doorvoerboycot van alleen
olie, ingesteld door de Rotterdamse haven. Onderzocht zijn
de gevolgen voor de omzet en de werkgelegenheid in Rijnmond. Het CBS beschikt over regionale gegevens op sectorniveau, die gebruikt kunnen worden om een relatie te schatten tussen de te verwachten omzetdaling en het verlies aan arbeidskrachten. Omdat het hier echter gaat om een klein onderdeel van de dienstensector, dat zich bezig houdt met de
overslag van ruwe olie, is tevens gepoogd om op microniveau deze relatie te leggen. Daartoe is op basis van jaarverslagen van representatieve overslagbedrijven berekend
dat per ton overgeslagen olie minimaal 3 gulden wordt verdiend. Het gemiddeld aantal werknemers per miljoen ton
overslag in deze branche is 3. Uit het SRB-rapport weten we
dat de doorvoer naar Zuid-Afrika een aantal jaren rond de

1058

een miljoen ton heeft geschommeld. Op grond hiervan valt te
verwachten dat een doorvoerembargo van een miljoen ton
tenminste leidt tot een omzetdaling van f. 3 mln. en een verlies geeft van 3 arbeidsplaatsen. Het zal duidelijk zijn dat dit
verlies varieert met de omvang van de oliestroom ingeval van
vrij handel.
Deze effecten zijn een minimumschatting, aangezien geen
rekening is gehouden met de overige kosten zoals de gederfde
havengelden en de doorwerking op andere dienstverlenende
bedrijven. Op grond van de geldende tarieven zou per miljoen ton olie ongeveer f. 0,6 mln. aan havengelden verloren
gaan. Met behulp van de CBS-gegevens voor de vervoers- en
overslagsector in Rijnmond valt een bovengrens te berekenen voor de te verwachten werkgelegenheidseffecten. Omdat
de data van het CBS ook activiteiten omvatten als de overslag
van stukgoed, is een overschatting onvermijdelijk. De
kleinste-kwadratenschatting voor het arbeidsaandeel in deze
sector bedraagt 0,6, en de verhouding tussen de toegevoegde
waarde en de omzet is in deze sector 0,57. Gaan we weer uit
van een overslagdaling van een miljoen ton olie, dan leidt dit
tot een omzetdaling van f. 3,6 mln., een daling in de loonsom
van 0,6 maal 0,57 maal 3.6 mln. is gelijk aan f. 1,2 mln. en,
bij een gemiddeld inkomen van f. 55.000, tot een verlies van
22 arbeidsplaatsen.
Diverse handelsembargo’s en retaliate
Zoals reeds eerder werd gesteld is het niet ondenkbaar dat
een beperkte olieboycot escaleert. We hebben een aantal mogelijke gevallen onderzocht. Zo is nagegaan dat een algehele
exportstop door Rijnmond leidt tot een verlies van ongeveer
428 arbeidsplaatsen. De berekeningen zijn gebaseerd op een
input-outputanalyse voor Rijnmond (label 1975), gekoppeld
aan de geschatte sectorale werkgelegenheidsrelaties (op basis
van de regionale CBS-gegevens). Er is gekozen voor een
input-outputanalyse omdat zodoende rekening kan worden
gehouden met de wisselwerking tussen sectoren.
Uit het voorgaande blijkt dat de gevoeligheid van Rijnmond ten opzichte van Zuid-Afrika niet zozeer ligt bij de bedrijfstakken die getroffen worden door een olieboycot, als
wel bij de overige activiteiten. Deze conclusie wordt nog eens
onderstreept als rekening wordt gehouden met een mogelijke
retaliatie door Zuid-Afrika. Niet onbelangrijk voor de werkgelegenheid in de haven zijn de overslagdiensten die worden
verricht ten behoeve van de doorvoer van Zuid-Afrikaanse
steenkool en ijzererts. Deze goederen kan Zuid-Afrika van-

* De twee laatstgenoemde auteurs zijn verbonden aan de vakgroep

Internationale Economische Betrekkingen van de Erasmus Universiteit Rotterdam; de eerste auteur is op wereldreis. Verschillende personen en instellingen hebben hun welwillende medewerking verleend; wij zijn met name J. Kol en N. van der Windt dankbaar voor
hun inspanningen.
1) In een complementaire studie ,,Olieleveranties aan Zuid-Afrika:
de betrokkenheid van Rotterdam”, is de omvang van de Rotterdamse olieleveranties onderzocht.

wege de bestaande overcapaciteit tegen weinig extra kosten
doorvoeren via andere havens. De doorvoer van kolen en
ijzererts maakt 77% uit van de totale aanvoer (in tonnen) uit
Zuid-Afrika. Gegeven de gehanteerde tarieven zou een doervoerstop leiden tot een inkomstenderving van f. 33 mln.
Hiermee zijn 244 arbeidsplaatsen gemoeid. Zou men overgaan tot het besmet verklaren van lading voor en van ZuidAfrika, dan moet rekening gehouden worden met een combinatie van de laatste twee scenario’s.
Om een indruk te krijgen van de slechtst mogelijke situatie

Een dergelijke maatregel is moeilijk waterdicht te maken. In

Rotterdam geladen schepen kunnen bij voorbeeld geheel legaal ,,zeilend van bestemming veranderen”, en voor multi-

natibnale ondernemingen is het niet moeilijk om de goederenstroom van Rotterdam naar Zuid-Afrika via vestigingen
in het buitenland te laten lopen.
De kosten van een olieboycot alleen zijn in termen van
werkgelegenheid gering. Moeilijk te kwantificeren zijn de gevolgen voor de goede naam van Rotterdam als vrijhaven.
Deze gevolgen kunnen beperkt worden door eventuele maat-

is met behulp van het Rasmus-I macro-model 2) een projectie

regelen alleen met andere Europese havens gezamenlijk te

gemaakt voor de Nederlandse economic ingeval van een algehele Nederlandse boycot. Hiermee is het dan tevens mogelijk
om de wisselwerking tussen regie’s en de langetermijnaanpassing van de economic te bestuderen. Ten ge-

nemen.
De overslag van olie is veel minder arbeidsintensief dan de
overige activiteiten in verband met de handel met ZuidAfrika. Dit betekent dat bij een eventuele escalatie of retalia-

volge van een nationale boycot zouden er op korte termijn

tie de kosten in termen van werkgelegenheid veel hoger uit-

3.330 banen verloren gaan, terwijl er op de lange duur blij-

vallen. Het risico van hoge kosten moet dus afgewogen wor-

vend 2.330 banen minder zouden zijn. Het jaarlijkse omzet-

den tegen de baten van het afgeven van een signaal.

verlies zou f. 744 mln. bedragen.
Besluit

De belangrijkste politieke reden om over te gaan tot een

olieboycot tegen Zuid-Afrika lijkt de signaalfunctie ervan.

2) J.H.deGroene, J.C. Siebrand, N. vander Wmdt,,,Rasmus-I, an
annual model of the Dutch economy”, discussion paper 8407-G, Institute for Economic Research.

Auteurs