Economic en milieu
Het milieu: als scharnierpunt van de
toekomstige economische ontwikkeling
IR. T. G. POTMA*
In de discussie over de economische ontwikkeling op lange termijn tekenen zich twee duidelijk
tegengestelde richtingen af. Het meest gangbare scenario, dat in beleidskringen de grootste aanhang
heeft, is er een van industrieel herstel en terugkeer naar het oude groeipatroon. Daartegenover
plaatsen anderen een scenario waarin behoud van milieu en welvaart centraal staan. De auteur van
dit artikel pleit sterk voor de laatste optie. Hij acht aan het traditionele beleid grote risico’s
verbonden en beschouwt het milieu als het scharnier waar de toekomstige economische ontwikkeling
om draait.
Inleiding
Het boek van Orwell dat aanleiding is tot dit £SB-kerstnummer,
was een ,,artist’s impression” van de toekomst in het jaar 1984. Net
als Huxley in zijn Brave new world, waarschuwt de schrijver vooral
voor de sociale gevolgen van een technocratische en totalitaire wereld. Zo’n centralistische technocratic is een situatie waar de schrijvers ons wel voor waarschuwen, maar waarvan ze mijns inziens niet
geloven dat zij werkelijk zal gaan optreden. Ze attenderen ons er impliciet op dat zo’n centralistische samenleving zonder sociale zelfcontrole voorbijloopt aan de menselijke werkelijkheid. Het systeem
brengt immers z’n eigen leiders niet meer voort, wordt steeds instabieler en zakt door z’n knieen. Orwells 1984 is dan ook niet ontstaan. De onmogelijkheden die de schrijvers ons op hun fantasievolle wijze voorhouden zijn blijkbaar reeel. De sterk van techniek
doortrokken wereld zoals vaak in science fiction geschetst en die
vele technische ,,gelovigen” ook nu nog verwachten, bestaat mijns
inziens evenmin.
Dat neemt natuurlijk niet weg dat science fiction spannende verhalen oplevert waarin de liefhebbers van technische fantasie geheel
aan hun trekken komen. De film Star Warsi& al aan z’n derde deel en
het publiek vindt het prachtig. Zolang science fiction in boeken,
films, speelkabines en computerspelletjes functioneert als trekpaard
voor spanning en ontspanning is er weinig reden voor ongerustheid.
Bedenkelijker wordt het wanneer zelfs iemand als president Kennedy serieus gaat spreken over de ruimte als ,,our new ocean”. Gelukkig heeft de geslaagde maanlanding ons weer met de neus op de
werkelijkheid gedrukt. De ruimte is eindeloos ongezellig,de maan
en de planeten bieden een barbaars klimaat en het enige hoopvolle
wat men aan de maanhorizon kan waarnemen zijn de schitterende
kleuren van een leefbare planeet aarde. Het beloofde land is dus niet
ver weg. We zitten er middenin en bovenop. Het ruimteschip aarde
heeft alles aan boord voor een leefbare en menselijke toekomst.
Hoe die toekomst er uit zal zien kan echter niemand zeggen omdat ze wordt bepaald door wat wij in eigen land en daarbuiten er zelf
van maken. Daarmee krijgt iedere toekomstschatting het karakter
van een gedragsvoorspelling. Hoe zien de machthebbers, de wetenschappers en de consumenten de werkelijkheid? Hoe worden de
burgers geinformeerd of misleid? Hoe zullen we uit de bestaande
mogelijkheden kiezen en waar zullen we onze prioriteiten leggen?
ciale readies die een ongeremde ontwikkeling van de techniek kan
oproepen. Veel minder aandacht heeft de medische reactie gekregen. Deze is pas in 1976 uitvoerig verwoord in het boek Grenzen
aan de geneeskundevw Ivan Illich. Nu de gemiddelde leeftijd in de
weldoorvoede Westerse samenleving is gaan dalen, is er voor zo’n
boek een mooie markt. Het inzicht dat het menselijk lichaam op zeker moment de medewerking aan de ,,vooruitgang” opzegt, begint
sterk te groeien.
Een derde tegenkoppeling die ook pas sinds kort in de aandacht
begint te komen is de economische tegenkoppeling. Er is alle reden
om daar in dit blad extra aandacht aan te schenken.
In de technische toekomstbeelden die ons bereiken en die zijn gevuld met computers, robots en onwaarschijnlijk gezonde mensen
die vrij wel niets uirvoeren, komt het begrip schaarste niet voor. Er is
altijd een overvloed aan energie en materiaal en het is nooit erg duidelijk waar de verse groente vandaan komt. Men vindt daarin de gedachte verwerkt dat de techniek alle schaarsteproblemen kan oplossen. De economie als ,,de leer over de omgang met schaarse goederen die bijdragen aan onze welvaart” is dan van weinig belang. De
schaarste ontbreekt en daarmee de economische tegenkoppeling;
de toekomstprognoses worden daardoor onrealistisch.
Onze planeet aarde is begrensd. Bij een toenemend aantal bewoners en een bij al die bewoners levend verlangen om te beschikken
over een maximum aan goederen wordt de spoeling onvermijdelijk
dunner. De gewenste goederen worden immers of direct uit het
aardse milieu geplukt, of ze ontstaan indirect door de bewerking van
datgene wat ons uit datzelfde aardse milieu ter beschikking staat. De
rol van de techniek kwam de afgelopen honderd jaar vooral neer op
het versnellen van het tempo waarin milieu wordt omgezet in produkt. De techniek kan weinig veranderen aan de uiteindelijke primaire beschikbaarheid, maar kan er wel vooralsnog voor zorgen dat
onder moeilijker wordende omstandigheden toch de produktiestroom in stand blijft, of zelfs verder toeneemt.
De vraag is dan wanneer de schaarste aan milieu die de produktiegroei belemmert, evenwicht gaat maken met de produktiebevorderende technische innovaties. Deze vraag is nauwelijks te beantwoorden, maar het is wel heel duidelijk dat re/aft’e/gesproken de produktie-expansie steeds moeilijker wordt en er dus sprake is van een economische tegenkoppeling die z’n oorsprong vindt in de begrenzingen van het aardse milieu.
Tegenkoppeling
Orwell, Huxley en andere schrijvers hebben gewezen op de soESB 21/28-12-1983
* De auteur is verbonden aan het Centrum voor Energiebesparing te Delft.
1201
Twee-stromenland
en onder vergelijkbare externe en interne condities bepaald wat, in
termen van welvaart en werkgelegenheid, de gevolgen zullen zijn
De discussie over het quo vadis in de economic concentreert zich
van respectievelijk een consequent milieuvriendelijk beleid en een
nogal op de nieuwe problemen en vragen die zijn ontstaan op het
beleid primair gericht op industriele expansie. De gelukkige om-
punt van werkgelegenheid, werktijdverkorting, deeltijdarbeid, individualisering van inkomens, gevolgen van vergaande automatise-
standigheid op dit moment is dat wij nu weten dat de milieuvriendelijke optie in termen van werkgelegenheid en welvaart voor deconsu-
ring, de rol van de overheid, exportbevordering, industriele vernieuwing, e.d. Het problemenveld is breed en complex, en het zal de
redactie niet moeilijk vallen de ZsSS-kolommen er mee te vullen.
ment perspectief biedt.
Wat te weinig naar voren komt is de vraag naar de samenhang tussen
Tabel 1. Vergelijking van de scenario-uitkomsten
deze nieuwe problemen.
Dit kan wellicht verklaard worden door de overheersende opvat-
Scenario
industrieel
herstel
Scenario
behoud van
milieu en welvaart
Gemiddelde jaarlijkse
groei van het bruto nationaal produkt. . . . .
+ 2,5%
+ 1-1,5%
Werkloosheid in 2000
200.000
200.000
Brandstofverbruik in
2000t.o.v. 1980. . . .
+ 25%
Elektriciteitsverbruik in
2000 t.o.v. 1980. . . .
+ 62%
Milieubelasting en risico’s in 2000 t.o.v. niveauvan 1980 . . . . .
neemt sterk toe
ting dat een enkele grondoorzaak niet bestaat. Conjuncturisten zoe-
ken hun verklaringen vooral in de cijfers uit het verleden en in de
wisselende economische omstandigheden.Een veel kleinere groep
economen is van mening dat zich structured veranderingen voltrek-
ken die in belang zullen toenemen en de situatie gaan bepalen. Ik wil
mij graag aan hun kant scharen met de overtuiging dat de belangrijkste zich doorzettende structurele verandering veroorzaakt wordt
door de begrenzingen die een beperkte milieu stelt aan de exploitatie daarvan door produktie en consumptie. Het zal dan wel niemand
verbazen dat ik de houding die de meerderheid van wetenschappers, burgers en regering ten opzichte van de milieuproblematiek inneemt, bepalend acht voor hoe de toekomst er zal uitzien. In principe gaat het hier om een keuze tussen prioriteit voor verdere pro-
duktie-expansie en prioriteit voor de instandhouding of verbetering
van de milieurijkdom, die uiteindelijk weer de produktie-omvang
en de consumptie bepaalt.
Situatieschets
De wereldsituatie kenmerkt zich door een zeer intensieve exploi-
tatie van het aardse milieu ten behoeve van een stijgende produktie
en consumptie voor een snel groeiende wereldbevolking. De verdeling van de produktieresultaten is zeer ongelijk. Het grootste deel
van het milieu wordt geexploiteerd ten gunste van een klein deel van
neemt sterk toe
Inkomen per hoofd in
2000 t.o.v. het inkomenin!980. . . . . . .
Gemiddelde werkweek
in 2000. . . . . . . . . .
Maatscbappijbeeld . .
32uur
29 uur
Centralistisch, sterkere specialisaie, de weggooi-economie verscherpt
zich, betrokkenheid en zelfbestemning van de werkers en consumen:en wordt geringer, hoeveelheid ap>aratuur bij de consument neemt
:oe, het inkomen stijgt jets meer.
Dienstensector groeit, service en reDaratie wordt goedkoper, de consument heeft relatief minder spullen en
doet er langer mee, de betrokkenleid en mate van zelfbestemming
wordt groter. De leefbaarheid, met
name ook in de steden, verbetert.
Sommige artikelen en apparaten
worden duurder, het autorijden vermindert.
de wereldbevolking dat woont in de rijke landen. De verschillen
worden eerder groter dan kleiner, een gegeven waarover in onze in-
formatie-eeuw de bewoners van de klasse van de arme landen op
toenemende mate worden geiinformeerd. Zodra de tijd is gckomcn
waarin ook armere landen over atoomwapens beschikken, kan het
bij toenemende spanningen door de verslechterende welvaartsverdeling op onze groene planeet erg gezellig worden.
Een kleine groep economen, wetenschappers en technici en een
De scenario-excercitie van de BMD geeft aan dat het Scenario
voor Industrieel Herstel (het IH-scenario) en het Scenario voor Behoud van Milieu en Welvaart (het CE-scenario) elkaar qua werkge-
legenheidsperspectief niet ontlopen 1). De netto inkomensontwikkeling per hoofd is in beide scenario’s zeer gering, namelijk gemid-
trekt uit deze situatie de conclusie dat de mogelijkheden tot verder-
deld 0,8% per jaar voor het IH-scenario en 0,2% voor het CE-scenario. Deze geringere inkomensstijging voor het CE-scenario wordt
in welvaartstermen hoogstwaarschijnlijk meer dan gecompenseerd
gaande groei van milieu-exploitatie ten behoeve van bij voorbeeld
door de veel geringere milieubelasting en de vermindering van toe-
daarbij behorende groeiende en gemotiveerde consumentengroep
Nederland in toenemende mate beperkt worden. Dit, in combinatie
komstonzekerheid en van risico’s verbonden aan een stijgend ver-
met de voortschrijdende automatisering, met name in de exportsec-
bruik van brandstoffen, grondstoffen en milieu. Ook is de betrokkenheid van de burgers bij de lokale besluitvorming en de keuzevrijheid binnen de bedrijvigheid groter. De milieu- en risicovoordelen
zijn moeilijk in geld te waarderen, maar geschat kan worden dat en-
toren, brengt hen dan tot de overtuiging dat de werkloosheid niet
voldoende door groei in de milieu-intensieve sectoren kan worden
opgelost.
Daarbij rijst natuurlijk de vraag hoe zonder toenemende werkgelegenheid in de industriele sector toch het groeiende aanbod op de
arbeidsmarkt kan worden opgevangen. Het begrip produktiviteit
moet daarbij opnieuw worden doordacht en krijgt een andere betekenis. Uitgangspunt blijft dat het volstrekt onaanvaardbaar is om
een situatie te laten ontstaan of voortbestaan waarbij werkwillige
burgers niet in staat worden gesteld om door hun inspanningen bij te
dragen aan een door hen gewenste hogere welvaart.
kel de kosten voor het verbeteren van de milieukwaliteit uit het IHscenario tot het niveau van het CE-scenario het kleine inkomensverschil reeds zal compenseren.
Deze gegevens maken op z’n minst aannemelijk dat een sterke industriele expansie (7% per jaar voor chemie en metaal bij het IHscenario) geen uiteindelijke voordelen biedt voor de consument.
Omdat een dergelijke ontwikkeling ook niet past bij de hiervoor beschreven mondiale situatie en daarom waarschijnlijk moeilijk te rea-
liseren is, lijkt de beleidskeuze voor de hand te liggen. De moeilijkMilieuvriendelijk perspectief
Wat betreft de eventuele keuze voor een milieuvriendelijke economic waarin werkgelegenheid en welvaart wordt veiliggesteld binnen de prioriteit voor een beter milieu, doet zich een gelukkige om-
standigheid voor. Wat de afgelopen tien jaar elders niet mogelijk is
gebleken, heeft de afgelopen twee jaar binnen het kader van de
Brede Maatschappelijke Discussie over het energiebeleid (BMD)
heid is echter dat een keuze voor de op zich zelf aantrekkelijker milieuvriendelijke beleidsvariant minder ruimte geeft aan die belan-
gengroepen in de samenleving die tot nu toe bij uitstek profiteerden
van een expansief industriebeleid. Men kan hier denken aan bij
voorbeeld de petrochemie en de zware industrie, de elektriciteitswereld, de autolobby, de ruilverkavelaars en niet te vergeten de
stoet van wetenschappelijke instituties die zich in het kielzog hiervan voortbewegen. Juist deze belangengroepen hebben dank zij hun
voorspoed en groei in de achter ons liggende tijd ook erg veel in-
toch kunnen plaatsvinden. Door twee partijen die het tweestromenland representeren is een belangrijke wetenschappelijke excercitie
uitgevoerd.
Daarbij is op de in wetenschappelijk opzicht best mogelijke wijze
1202
1) Het CE-scenario, een realistisch alternatief, Centrum voor Energiebesparing, december 1982.
boze volk zich vooral verzet tegen de verlaging van de uitkeringen.
Dit is echter maar een deel van het probleem, want daar doorheen
speelt de veel belangrijker factor van het bij velen weglekkende ver-
trouwen in het beleid als zodanig.
Het kabinet heeft in haar karaktervaste bezuinigingsbeleid op
veel punten groot gelijk, maar wedt helaas op de verkeerde paarden
en doet afbreuk aan de maatschappelijkc solidariteitsgevoelens
waar zoveel van afhangt. Het beleid richt zich relatief te veel op ver-
ouderde innovatie en investeringsprojecten en verspeelt zodoende
waarschijnlijk veel van het geld dat zo moeizaarn wordt bezuinigd.
Het kabinet zou moeten toegeven dat ze de oplossing van het werkgelegenheidsprobleem in feite op goed geluk overlaat aan ,,de weer
gezond wordende economic”, terwijl de bewindslieden best weten
hoe geweldig onzeker deze oplossing is. De eenvoudige burger
doorziet dit en heeft mijns inziens in het algemeen ook een goed be-
sef van de mondiale situatie en de kwade kansen van een expansionistisch beleid. Het is daarbij wellicht geen toeval dat in de opiniepeilingen het milieubehoud hoger scoort dan de sociale voorzienin-
gen.
Het expansiebeleid zal waarschijnlijk nog lang worden doorgezet.
De krachten aan de bovenkant van de samenleving zijn te sterk en
een gelnstitutionaliseerde verstarring voert nog steeds de boventoon. De overheid zal de industrie een ruime teugel geven en de bezuinigde middelen daar vrijwel ongestuurd naar toe zenden. De milieuzorg moet conform de aanbevelingen van Wagner voorlopig
grotendeels hi de ijskast en het bijbehorende dringend gewenste innovatie- en werkgelegenheidspotentieel gaat mee. Het blijft sukkelen met moderne vormen van energievoorziening, maar voor verouderde ideeen over bij voorbeeld de mogelijkheden van kernfusie
voor de bouw van onnodige grote kolencentrales komt waarschijnlijk wel veel geld beschikbaar. De automatisering gaat versneld door
en wordt niet selectief begeleid. De werkloosheid die er uit ontstaat,
vloed en macht gekregen, terwijl het vrije en onafhankelijke wetenschappelijke en institutionele weerwerk aan zeer ernstige bloedarmoede is gaan leiden. Dit alles maakt dat de veranderingen die een
milieuvriendelijk beleid eist, zullen blijven stuiten op een krachtig
verzet, vooral vanuit de bovenlaag van de samenleving.
wordt zodoende niet opgevangen. De te verwachten conjuncturele
opleving zal daarbij het kabinet ongetwijfeld veel vertrouwen geven
om door te gaan in een grotendeels verkeerde richting.
Dit alles gaat naar verwachting door totdat slechte resultaten in
de vorm van niet renderende grootschaligheid en toch noodzakelijk
blijkende (maar inmiddels veel kostbaarder geworden) milieu-in-
vesteringen, te zamen met massale werkloosheid en sociale onrust
het tij doen keren. Het dan aantredende bewind zal schermen met
het woord ,,puinruimen” en aankondigen dat er gezien de financiele
Toekomstverwachting: een teruggaande springprocessie
tegenvallers, de hogere milieukosten, het verloren vakmanschap, de
herinvesteringsprogramma’s, de inmiddels gestegen olie- en grondTegen de hiervoor geschetste achtergrond Ijjkt het waarschijnlijk
dat de nabije toekomst wordt beheerst door het spanningsveld tussen wens en realiteit. Enerzijds leeft het hartstochtelijk verlangen
naar de terugkeer van vroeger tijden van toenemende mechanise-
ring en automatisering die gepaard ging met een zo hoge groei van
de produktie dat de werkgelegenheid desondanks op peil bleef. Anderzijds is er de waarschijnlijke onmogelijkheid om die situatie terug
te roepen omdat het milieu de produktiegroei beperkt. Deze kor-
tere-termijntoekomst wordt als het ware gesuperponeerd op een
langere-termijnontwikkeling waarin het gevecht om de mondiale
stofprijzen enz., weer flink ingeleverd moet worden.
Zal daarna vanuit een slechtere economische positie het spel opnieuw beginnen? Een teruggaande springprocessie dus van twee
stappen vooruit gevolgd door drie stappen achteruit en een ongunstig toekomstperspectief, omdat onze samenleving zich onvoldoende weet aan te passen aan de zich wijzigende omstandigheden?
Dat zou erg jammer zijn, want ons land verkeert relatief gezien nog
steeds in een redelijk sterke positie en ook de gemiddelde inkomenssituatie van de consumenten biedt verhoudingsgewijs voldoende
ruimte om de maatschappelijke ontwikkeling om te buigen. Laten
produktiemogelijkheden steeds grimmiger vormen kan aannemen.
we daarom hopen dat schrijver dezes zich sterk vergist en dat toe-
Ook hier is een beleid gericht op benutting van de zeer overvloedige
komstige kabinetten en hun hofhoudingen zich ontvankelijker zul-
mondiaal beschikbare arbeidskracht en het zeer efficient omgaan
len tonen voor de bestaande risico’s en daarbij het milieu gaan zien
met de exploitatiemogelijkheden van het milieu een eerste eis. Ook
hier zal een milieuvriendelijk beleid de meeste kansen geven op een
als het scharnier waar de economic, en dus ook onze toekomstige
welvaart en werkgelegenheid, om gaan draaien.
geleidelijke egalisatie van de mondiale inkomensverschillen bij een
redelijk stabiele welvaart en werkgelegenheidssituatie in de rijke
T. G. Potma
landen. De technische mogelijkheden worden dan vooral benut om
onze aanspraken op energie, milieu en grondstoffen te verminderen, terwijl in de derde-wereldlanden onze techniek en ons kapitaal,
aangepast aan de bestaande sociale structuur, benut kan worden om
hun economieen, hun grondstoffen en hun milieurijkdom meer te
richten op eigen behoeften. De derde-wereldlanden zouden zo-
doende een grotere economische zelfstandigheid kunnen opbouwen en minder afhankelijk worden van de grillen van de wereldhan-
del. Voor de omvang van die wereldhandel is zo’n ontwikkeling
gunstig, omdat versterking en bevrijding van de derde-wereldeconomieen juist voorwaarde is voor een intensiever, vrijer en plurifor-
mer wereldhandelsverkeer.
Intussen voert het kabinet-Lubbers een beleid dat is voortgeko-
men uit het genoemde hartstochtelijke ,,terug naar vroeger”-verlangen. Mijns inziens ten onrechte meent het kabinet daarbij dat het
ESB 21/28-12-1983
1203