Ga direct naar de content

Drie beleidsontsporingen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 27 1993

Drie beleidsontsporingen
De oorsprong van ontwikkelingssamenwerking na de
tweede wereldoorlog lag in het overbruggen van de
kloof tussen interne besparingen en de behoefte aan
investeringen. In latere ontwikkelingsstadia kwamen
daar overwegingen bij betreffende het soort economische groei dat men wenste: werkgelegenheid, inkomensverdeling, investeringen in menselijk kapitaal
en armoedebestrijding. Ontwikkelingssamenwerking
heeft dus een sociaal-economische en in de tijd begrensde rationaliteit.
Momenteel kunnen, vergeleken met de oorspronkelijke doelstellingen, duidelijk drie ontsporingen
worden geconstateerd.
Ten eerste is er de invloed van de koude oorlog
geweest, die eerder tot een politieke dan tot een economische rationaliteit voor ontwikkelingssamenwerking heeft geleid. Vooral de grote landen zetten hun
ontwikkelingsgelden in voor politieke stabilisering,
wat voor regiem er ook aan het bewind was. Dat
deed Kennedy eens verzuchten: “I know he is a bastard, but he is our bastard”. Zodoende zien we vreemde dingen gebeuren. Er is bij voorbeeld geen enkele
relatie tussen het inkomen per hoofd en de omvang
van ontwikkelingssamenwerking: Egypte krijgt 370
dollar per hoofd, India 4 dollar; driekwart van de armen leeft in tien landen die slechts een kwart van de
ontwikkelingsgelden ontvangen.
Ten tweede is er geen sprake van samenhangend
beleid tussen enerzijds ontwikkelingssamenwerking
en anderzijds internationale handel, toegang tot onze
markten, het multivezelakkoord, ons landbouwbeleid
enzovoort. De DAC-landen geven 55 miljard dollar
aan hulp, maar nemen meer dan 130 miljard terug,
alleen al vanwege het textiel- en landbouwbeleid.
Deze ‘onsamenhangende tegenstrijdigheid’ is een tijd
lang doodgezwegen, maar is sinds enkele jaren bespreekbaar. Het is een belangrijke verklaring voor de
paradox dat, hoewel zo’n 70 procent van de ontwikkelingsprojecten op micro-niveau succesvol tot zeer
succesvol is, deze resultaten niet altijd vertaald worden in voorspoedige macro-economische prestaties.
Het kan niet allemaal in de schoenen van het interne
beleid worden geschoven. Tot op grote hoogte kan
ontwikkelingssamenwerking worden gezien als gedeeltelijke compensatie voor geleden schade op het
gebied van de internationale economische en financiele betrekkingen.
De derde ontsporing is veroorzaakt door de opkomst van een hele serie mondiale, grensoverschrijdende problemen die allemaal op het bordje van ontwikkelingssamenwerking worden geschoven, maar
niets met de doelstellingen daarvan te maken hebben. Het gaat hier om asielzoekers (politieke en economische vluchtelingen),>milieu-aspecten (ozonlaag,
broeikaseffect), burgeroorlogen en aanverwante zaken (Afrika, Azie, Joegoslavie), Oost-Europa en de
vroegere Sovjetunie, drugs, aids, enzovoort. Maar het
gaat hier eveneens om humanitaire hulp bij rampen,

ESB 26-5-1993

waarvoor we zulke uitstekende instellingen hebben als het Rode
Kruis en het Leger des Heils.
Vooral de massale opkomst van
grensoverschrijdende problemen
luidt een geheel nieuwe etappe in
op het gebied van internationale
betrekkingen. Het deponeren van
al deze zaken op het bordje van
ontwikkelingssamenwerking is een
testimonium paupertatis. Hoe deze
problemen op waarde te schatten
en aan te pakken, moet opnieuw
worden doordacht.
Nu we op een beslissend beleidsmoment staan op het gebied
van de internationale betrekkingen,
aan het eind van een periode van ontsporingen en
aan het begin van een nieuw tijdperk met zijn eigen
problemen en mogelijkheden, zijn mijn beleidsconclusies voor dat nieuwe tijdperk de volgende:
• ontwikkelingssamenwerking moet terug naar de
oorspronkelijke doelstellingen en van al het overige worden geschoond. Nu de koude oorlog achter
ons ligt, zal de politieke irrationaliteit minder gewicht in de schaal leggen. Maar de twee andere
ontsporingen moeten ook worden aangepakt;
• de samenhang op internationaal economisch en financieel terrein kan het best worden bereikt door
het opstellen van ontwikkelingscontracten tussen
regie’s, bij voorbeeld tussen de EG-landen en Afrika . Op het politiek-institutionele vlak is het juiste
instrument om aan deze onsamenhangende tegenstrijdigheid een eind te maken, het creeren van
een Ministerie van Internationale Economische
Betrekkingen en Ontwikkelingssamenwerking
(IEBOS). Ontwikkelingssamenwerking zal in deze
opzet volgens een glijdende schaal gegeven worden en zal dus verminderen al naar gelang het
ontvangende land zich via meer geemancipeerde
kanalen kan ontwikkelen;
• voor de andere mondiale problemen moet eveneens een nieuw, samenhangend beleid worden
ontwikkeld. Dit moet op het hoogste niveau worden gecoordineerd terwijl de diverse vakministeries (VROM, Binnenlandse Zaken, enz.) met de uitvoering kunnen worden belast. De coordinerende
minister kan alleen maar de premier zijn, met een
staatssecretaris op Algemene Zaken. IEBOS heeft
al genoeg op zijn bord en ontwikkelingssamenwerking alleen verliest steeds meer aan politick
gewicht. Vanzelfsprekend moeten deze nieuwe
functies en structuren hun evenbeeld hebben op
EG-niveau in Brussel.
Nieuwe tijden vragen om een nieuw beleid.
1. Zie mijn column in ESBvan 25 maart 1992.

L.J. Emmerij

Auteur