Arbeidsmigranten stromen sinds 2020 relatief minder vaak na hun uitzendperiode door naar een tijdelijk of vast regulier dienstverband. De arbeidsmigranten die een regulier contract kregen, hadden vervolgens wel relatief vaker een dienstverband van meer dan zes maanden.
De afgelopen jaren is de omvang van de groep arbeidsmigranten met een uitzendcontract sterk toegenomen, van 13 procent van de uitzendkrachten in 2007 tot 33 procent in 2022. De analyse op basis van CBS Microdata volgt arbeidsmigranten en Nederlanders (exclusief scholieren/studenten) door de tijd heen en vergelijkt wat zij in de maand na afloop van een uitzendperiode gaan doen. Arbeidsmigranten zijn gedefinieerd als uitzendkrachten die niet in Nederland zijn ingeschreven, dan wel geen Nederlandse herkomst hebben en binnen twee à drie maanden na aankomst in Nederland als uitzendkracht zijn gaan werken.
Arbeidsmigranten krijgen tot 2020 vaker dan Nederlanders een regulier contract na afloop van hun uitzendperiode. In 2019 stroomde 65 procent van de arbeidsmigranten door naar een regulier dienstverband, terwijl dit 57 procent was voor Nederlandse uitzendkrachten. Wel is de uitstroom minder duurzaam: na een half jaar werkt een relatief kleiner deel van de arbeidsmigranten nog steeds onder een regulier contract.
Vanaf 2020 verandert het beeld: door de coronapandemie en de WAB, een wet die het voor werkgevers minder aantrekkelijk heeft gemaakt om werknemers een tijdelijk contract aan te bieden, stromen zowel arbeidsmigranten als Nederlandse uitzendkrachten minder vaak door naar een regulier contract. De lagere doorstroom naar een regulier dienstverband gaat gepaard met meer doorstroom naar oproepcontracten, met name voor arbeidsmigranten. De doorstroom van arbeidsmigranten is echter wel vaker duurzaam, mogelijk door de toenemende krapte op de arbeidsmarkt.
Auteurs
Categorieën