Ga direct naar de content

Doordacht ontkoppelen

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: mei 27 2005

Doordacht ontkoppelen
Aute ur(s ):
Laurens Jan Brinkhorst, Pieter van Geel, Peter Nijkamp
Ve rs che ne n in:
ESB, 90e jaargang, nr. 4461, pagina D1, 2 juni 2005 (datum)
Rubrie k :
Ten geleide
Tre fw oord(e n):

Milieu en economie. Ongeveer een generatie geleden was deze relatie in de ogen van velen zeker niet vanzelfsprekend. De expliciete
aandacht van economen voor het milieu behoefde op z’n minst verdediging. Het milieu werd veelal als een esoterisch goed beschouwd,
waarover de sporadische beschouwingen slechts in de periferie van de economische wetenschap waren te vinden. Het begrip ‘extern
effect’ moest in de jaren zestig uit de oude handboeken van Marshall en Pigou worden opgediept om milieuproblemen te kunnen zien als
een vorm van marktfalen die overheidsinterventie rechtvaardigt.
In de huidige economische wetenschap en het actuele beleid hebben vragen over milieu, natuur en natuurlijke hulpbronnen een
volwaardige plaats gekregen. Natuurlijk, milieugebruik is vaak niet (volledig) geprijsd, wat zowel de economische analyse van
milieuproblemen als de beleidsmatige oplossingen complex maakt. Algemeen aanvaard is echter dat de vervuiling van lucht, water en
bodem, de afnemende soortenrijkdom en klimaatverandering óók economische problemen zijn. De aandacht richt zich dan ook op de
vraag hoe met de ongeprijsde schaarste is om te gaan, zowel in de wetenschap als in het beleid.
In de wetenschap zijn verschillende doorbraken totstandgekomen. Een voorbeeld hiervan is de contingent valuation methode, waarmee
op basis van gedachte-experimenten en enquêtetechnieken de betalingsbereidheid onder de bevolking voor goed omschreven
milieukwaliteiten in kaart wordt gebracht. Deze en andere technieken helpen antwoord te geven op de vraag wat natuur en milieu ons
waard is. De oorspronkelijke verlegenheid onder economen met deze vraag is mede dankzij de wetenschappelijke vorderingen veranderd
in een bewustzijn dat de oplossing van milieuvraagstukken en het creëren van draagvlak daarvoor moderne economische
onderzoekstechnieken vergt.
Bij het oplossen van milieuvraagstukken worden dan ook diverse nieuwe beleidsinstrumenten ingezet die ondermeer ontleend zijn aan
gedegen economisch onderzoek. Het instrument van de verhandelbare emissierechten, zoals dat nu wordt ingezet om de uitstoot van
CO2 en NOx te begrenzen, is een recent voorbeeld. Van oudere datum is het instrument van de maatschappelijke kosten-batenanalyse,
waarmee de consequenties van ingrepen in natuur en landschap systematisch kunnen worden doordacht.
Ook in de actuele beleidsdiscussies is aandacht voor milieubeleid. Zo wordt een duurzamere economische groei onder andere
gestimuleerd door aanscherping van de milieuwet en -regelgeving, een groener belastingstelsel en stimulering van de productie van
duurzame energie.
Echter, in het licht van de laagconjunctuur, de achterblijvende economische groei en de zorg om de vergrijzing lijkt er momenteel minder
ruimte voor milieubeleid. Veel aandacht gaat uit naar versterking van de economische structuur door verhoging van de groei van de
arbeidsproductiviteit en de participatiegraad. Voortgaande productiegroei moet op termijn de welvaart veilig stellen, zo is de redenering,
waarvoor de economische structuur nú moet worden aangepast. Maar de uitputting van natuurlijke hulpbronnen, de snelle
klimaatverandering en de afnemende biodiversiteit zijn problemen die evenzeer grote bedreigingen voor de toekomstige welvaart vormen.
De spanning zit dan ook in het ontkoppelen van productiegroei en milieudruk.
Voor de vormgeving van het huidige milieubeleid dat bijdraagt aan ontkoppeling, kan een beroep worden gedaan op een solide
infrastructuur van milieu-economische kennis. Daardoor is in ons land een ruime mate van fundamentele én operationele kennis
voorhanden, waardoor ruimtelijk, economisch en milieubeleid niet zijn gebaseerd op vermoedens en aannames, maar op wetenschappelijk
onderbouwde inzichten.
Deze milieu-economische kennisinfrastructuur heeft door het in 1996 gestarte NWO-Stimuleringsprogramma Milieu & Economie een
krachtige impuls gekregen. NWO en de ministeries van EZ, VROM, LNV, BuZa en OC&W stelden met het oog op toekomstige
kennisbehoeften gezamenlijk het budget beschikbaar. Nu blijkt hoe vooruitziend het was om dit onderzoeksinitiatief te entameren.
Uiteraard hebben strategische uitdagingen zoals ontkoppeling als oriëntatiepunt gediend voor de vormgeving van het
onderzoeksprogramma. Het maakt thans noodzakelijke beleidsafwegingen transparanter, waardoor beleidsdiscussies zich kunnen richten
op de kern van de zaak: de versterking van de economische structuur in combinatie met een effectief en efficiënt vormgegeven
milieubeleid. De vragen die daarin centraal staan, zijn ook leidend voor de navolgende bladzijden. Kan productiegroei worden
gerealiseerd binnen de grenzen van de ecologische draagkracht? Is een slimme combinatie van gedragsverandering, institutionele
aanpassing en technologische verandering te realiseren die het antagonisme tussen ‘groei en milieu’ doet verdwijnen? Is het open
karakter van de Nederlandse economie daarvoor een hindernis of juist een kans? En zijn Nederlandse bedrijven in staat die hindernissen
te overwinnen en de kansen te benutten?

Juist nu Nederland aan de vooravond staat van strategische discussies en noodzakelijke veranderingen op het terrein van innovatie,
institutioneel herontwerp van ons politieke en beleidsmatige proces en gedragsveranderingen die onder andere worden geïnduceerd
door een vergrijzende bevolking, is het van groot belang dat in dit Stimuleringsprogramma veel kennis over de soms pijnlijke afweging
tussen groei en milieu is verworven. De uitdaging is nu om nieuwe wegen te vinden waarmee we productiegroei kunnen ontkoppelen van
milieudruk. Aan dit vraagstuk van ontkoppeling is dit themanummer gewijd.

Dossier: Arbeidsproductiviteit in de zorg
F.J. Diets, E.C. Schmieman en F.A.G. den Butter: Schone groei: productiegroei en milieudruk ontkoppeld
H. Folmer, H. Van der Veen en C. Withagen: Milieubeleid, concurrentievermogen en locatiegedrag van bedrijven
F.J.G.M. Florax en H.L.F. de Groot: Meta-analyse als hulpmiddel bij beleidsinstrumentatie
F.A.G. den Butter: Maak het milieu weer zichtbaar
J.A. Smulders en H.R.J. Vollebergh: Milieubeleid en innovatie
R. kemp, F.W. Geels en G.P.J. Verbong: Innovatie en duurzaamheidtransities
P.A. Boot: Concreet en Europees
F.J. Dietz en C.A. Hazeu: Tussen prijsprikkels en institutionele hervorming
N.B.P. Polman: Contractontwerp voor ontkoppeling
M.G. Bos en C.A. van der Wijst: Leren door transacties
J.J. Bouma en F.J. Dietz: Milieu-accountint: interne controle en publieke verantwoording
C.H.T. Vijverberg: Milieu-accounting en de overheid
C. Oudshoorn en J.H.G. van den Broek: Fileermes beter dan botte bijl
D.P. van Soest: De kosten van ontkoppelingsbeleid
M.W. Hofkes en H. Verbruggen: Milieubeleid voor een mierenhoop
Aart de Zeeuw: Hoe verder?

Copyright © 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs