Die verdraaide preferenties!
Het ‘preference reversal’-verschijnsel is van fundamenteel belang voor
de economie, en geeft ook inzicht in de sociologie van de wetenschap.
De ontdekkingsgeschiedenis leest als een sprookje of, zo u wilt, een
wild-west verhaal.
Stelt u zich voor dat u kunt kiezen uit
twee loterijen. Bij de eerste kunt u
f 16 winnen met een kans van 0,31
(dus met kans 0,69 krijgt u niets). We
noemen deze loterij G, en noteren
hem als Cf 16; 0,31). De tweede loterij is Cf 4; 0,97), daarbij krijgt u dus
f 4 met kans 0,97 (en niets met kans
0,03). Deze laatste loterij noemen we
K. Bepaalt u voor uzelf uw geprefereerde keuze, G of K, en schrijf dit
op. Let wel, het gaat er niet om dingen uit te rekenen, het gaat uitsluitend om uw eigen subjectieve preferentie. Er is hier geen goed of fout
antwoörd.
Voor een optimaal begrip van dit
stuk is het het beste als u nu niet aandachtig gelezen hebt maar volgens
de ene-oor-in-andere-oor-uit
methode, en de voorafgaande tekst vergeten bent. Het is daartoe ook nuttig
dat u een moment aan iets denkt wat
optimale afleiding geeft, misschien
het onrecht in uw laatste conflict, of
uw mooiste romantische herinnering.
Na dit alles wil ik u een tweede
vraag stellen. Stelt u zich voor dat u
de loterij Cf 16; 0,31) ‘krijgt’ van iemand, dat wil zeggen de loterij wordt
zodadelijk gespeeld en dan krijgt u f
16 met kans 0,31. Nu wordt u gevraagd of u (het recht op) deze loterij
wilt verkopen. Voor welk (minimaal)
bedrag doet u dat? Dat is dus het bedrag dat nu voor u, in uw subjectieve
perceptie, precies evenveel waard is
als de loterij. Schrijft u dit bedrag op,
noem het F. Dus: F = …
Tot slot een derde, laatste, vraag.
Stelt u zich nu voor dat u de loterij
Cf 4; 0,97) ‘krijgt’ van iemand. Nu
wordt u weer gevraagd of u (het
recht op) deze loterij wilt verkopen.
Wat is het minimale bedrag waarvoor
u deze loterij verkoopt? Wat is dus
uw subjectieve geldwaarde? Schrijft u
dit bedrag op, noem het 1. Dus: L = …
Dergelijke vragen werden in het begin van de jaren zeventig aan proef-
ESB 8-3-1995
personen voorgelegd door de psychologen Lichtenstein en Slovicl. Merk
op dat de te waarderen loterijen in de
tweede en derde vraag precies de loterijen waren waartussen u koos in
de eerste vraag. Lichtenstein en Slovic beweerden dat de meerderheid
van de proefpersonen koos voor loterij K (K van kans, deze loterij had de
grootste Kans op een winst), dat echter bij de geldwaardering de meerderheid een lagere waarde L toekende
aan K dan de waarde Gaan F, dus L
< F. Hier refereert G naar geld, deze
loterij gaf bij winst het grootste Geldbedrag. Een dergelijke ‘preference reversa!’ is geheel in strijd met iedere
economische keuze-theorie, omdat
het vanzelfsprekend is dat de door u
geprefereerde loterij rationeel gesproken voor u meer geld waard is.
We kunnen ons indenken dat misschien een enkele (andere) ESB-lezer
een lagere geldwaarde heeft toegekend aan de geprefereerde loterij
(dus K opgeschreven als geprefereerde loterij bij de eerste vraag, maar L <
F; of G opgeschreven maar F < L),
omdat er in de antwoorden altijd een
zekere willekeur ingesloten is. Dat
echter deze paradox bij de meerderheid van de lezers zou zijn opgetreden, als voorspeld door de psychologen, is toch wel al te bout; het zou
ook al te schokkend zijn voor alle tot
nu toe ontwikkelde theorieën. Het
was dus zaak om, ter verdediging
van de fundamenten van de economie, de claims van Lichtenstein en
Slovic zo duidelijk mogelijk te weerleggen en tot zwijgen te brengen, en
de experimentele tekortkomingen in
Lichtenstein en Slovics onderzoek
bloot te leggen. Deze taak namen de
gerenommeerde experimentele economen Grether en Plott op zich.
Het kan soms hard toegaan tussen
rivaliserende kringen in de wetenschap, en Grether en Plott besloten
de roede niet te sparen. “This paper
reports the results of a serious of experiments designed to discredit the
psychologists’ work as applied to economics”, schreven ze ondubbelzinnig
in de inleidinl.
Ze ontwierpen een
uiterst zorgvuldig design, waarin elk
denkbaar gebrek in Lichtenstein en
Slovic’s onderzoek zou worden blootgelegd. De meest pikante reden was
nummer 13: “The experimenters were
psychologists”, met het idee dat zo
langzamerhand wel bekend is dat
psychologen er altijd op uit zijn hun
proefpersonen te misleiden.
Dan, als terechte beloning voor
een goed experiment, komt de tijd
van oogsten. Grether en Plott schrijven (blz. 632), over een deel van hun
experiment dat met echte uitbetalingen heeft gewerkt om proefpersonen
maximaal te motiveren tot rationeel
gedrag: “Clear1y (and unexpectedly)
the preference reversal phenomenon
is not only replicated, but is even
stronger”. Hun conclusie opent met:
“Needless to say the results we obtained were not those expected when
we initiated this study”. Met andere
woorden, hun studie ontkrachtte het
‘preference reversa!’-verschijnsel niet,
maar bevestigde het geheel en al. Het
verschijnsel is nu algemeen geaccepteerd. Veel latere studies hebben getoond dat de kleinste en schijnbaar
meest irrelevante verandering in context al tot grote veranderingen in preferenties van subjecten kan leiden.
De boven beschreven ontdekking
heeft vele studenten van preferentietheorie tot wanhoop gebracht. Hoe
kunnen mensen nog doorgaan met
het bestuderen van preferenties als
dit soort verschijnselen bestaat,
vraagt u zich wellicht af. Het antwoord is, we hebben niets beters!
Peter Wakker
De auteur is verbonden aan de sectie Medische BesliSkunde van de Rijksuniversiteit
Leiden.
1. S. Lichtenstein en P. Slovie, Reversals of
preference between bids and choiees in
gambling decisions, Journalof Experimental Psychology, jg. 89, 1971, blz. 46-55.
2. D. Grether en C.R. Pion, Economie theory of choiee and the preference reversal
phenomenon,
American Economie Review, jg. 69, 1979, blz. 623-638.