Ga direct naar de content

De toename van vrouwen in leidinggevende functies

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 9 2014

Als de huidige trend doorzet, dan zijn er in 2030 evenveel vrouwelijke als mannelijke managers.

ESB Vrouw & Economie

Vrouw

& economie

De toename van
vrouwen in leidinggevende
functies
Vrouwen in managementposities vormen een terugkerend thema
in de media, maar het is nog onbekend of er meer leidinggevende
vrouwen zijn dan een aantal decennia terug. Het blijkt dat het
percentage vrouwen dat leidinggeeft tussen 1985 en 2008 is gegroeid. Tevens is hun aandeel sterker toegenomen dan op grond
van hun gestegen arbeidsdeelname verwacht zou kunnen worden.

Tanja van der
Lippe
Hoogleraar aan de
Universiteit Utrecht
Anneke
van DoorneHuiskes
Emeritus hoogleraar
aan de Universiteit
Utrecht
Lieselotte
Blommaert
Postdoc onderzoeker
aan de Universiteit
Utrecht

456

D

e arbeidsmarktparticipatie van vrouwen is
in de afgelopen decennia sterk gestegen:
was in 1985 de netto-arbeidsparticipatie
van vrouwen tussen 15 en 65 jaar nog 34,1
procent, in 2012 is deze 60,6 procent. Bij
mannen zijn de aandelen respectievelijk 67,3 procent in 1985
en 73,7 procent in 2012 (CBS Statline, 2014). Wordt er gerekend vanaf twintig jaar, dan zouden de percentages voor vrouwen en mannen nog zo’n vijf procentpunten hoger liggen in
2012. Nederland kende lang, in vergelijking met andere Europese landen, een lage arbeidsparticipatie van vrouwen. Bovendien nam het aantal werkende vrouwen later toe (Van der
Lippe en Van Dijk, 2002). Die achterstand bestaat niet meer.
Betekent de forse toename van vrouwen op de arbeidsmarkt
ook dat zij tegenwoordig meer in de leidinggevende functies
zijn te vinden? De media hameren met regelmaat op de ongelijke verdeling van mannen en vrouwen binnen het management. Van bedrijfsleven tot overheid, van wetenschapper tot
journalist, velen hebben hier een mening over en weten ook
nog vaak hoe die ongelijke verdeling is te verklaren. Vrouwen
zouden minder ambities hebben, de Nederlandse maatschappij houdt geen rekening met twee carrières in één gezin, de
organisatiecultuur is niet ingericht op meer vrouwen aan de

top, en ga zo maar door. Het is echter nauwelijks bekend wat
de ontwikkelingen op dit terrein zijn geweest, en of vrouwen
nu meer zijn te vinden in leidinggevende posities dan zo’n 25
jaar geleden, en zo ja, in welke mate. Het doel van dit artikel is
hier meer inzicht in te geven.
aandeel vrouwen in leidinggevende functies

De eerste vraag is of het percentage werkende vrouwen in
leidinggevende functies is toegenomen over de tijd. Onder
‘managementpositie’ wordt een baan verstaan waarbij een
individu leidinggeeft aan werknemers. Dit is de definitie die
het meest wordt gebruikt in recente studies naar genderongelijkheid (Abendroth et al., 2011; Yaish en Stier, 2009). Het
geeft aan wat een dergelijke persoon doet en hoe hij of zij zich
verhoudt tot anderen in de arbeidsorganisatie (Rosenfeld et
al., 1998). In dit artikel wordt gemeten aan hoeveel mensen
men leidinggeeft. Van het Nederlandse Arbeidsaanbodpanel
(SCP, 2010) zijn dertien tijdscohorten gebruikt die bij elkaar
een periode van 23 jaar beslaan (1985–2008). In elk cohort
is gevraagd aan hoeveel mensen de respondent leidinggeeft.
Men kon kiezen uit zes klassen (geen, 1–4, 5–9, 10–19, 20–
49, 50 of meer) of zeven (met een extra onderscheid tussen
50–99 en 100 of meer). Op basis van deze vragen is een ordinale variabele gemaakt, en wel zo dat de afhankelijke variabele
bestaat uit vier klassen (niet leidinggevend, 1–4, 5–19, of 20
of meer werknemers). Deze samenvoeging is nodig omdat
sommige oorspronkelijke klassen anders te weinig respondenten hebben. Vergelijkbare categorieën worden gebruikt in
eerder onderzoek naar gender en leidinggeven (Abendroth et
al., 2011; Mintz en Krymkowski, 2010), zij het dat een aantal
studies een dichotome maat gebruikt, waarbij slechts onderscheid wordt gemaakt tussen respondenten die wel en die niet
leidinggeven (Rosenfeld et al., 1998; Yaish en Stier, 2009).
Figuur 1 laat zien dat in 2008 tien procent van de werkende
vrouwen aan één tot vier mensen leidinggeeft, acht procent
aan vijf tot negentien mensen en drie procent aan twintig of
meer mensen. In totaal geeft daarmee 21 procent van de wer-

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4689 & 4690) 10 juli 2014

Vrouw & Economie ESB

kende vrouwen in 2008 leiding. Dit was in 1985 nog veertien
procent, dat wil zeggen een toename van vijftig procent in 23
jaar. In figuur 1 is te zien dat de toename niet zozeer komt
door het percentage vrouwen dat aan één tot vier mensen leidinggeeft, als wel door de categorieën 5–19 en 20 of meer.
Wat betreft twintig of meer mensen gaat het zelfs om een ruime verdubbeling. Gekeken is of percentages konden worden
berekend van vrouwen die aan vijftig of meer mensen leidinggeven. De aantallen in het Arbeidsaanbodpanel worden dan
echter zo klein dat de uitkomsten niet meer betrouwbaar zijn.
Ongelijke verdeling van managementposities

Is het aandeel leidinggevende vrouwen binnen de vrouwelijke
beroepsbevolking verhoudingsgewijs gestegen in vergelijking
met dat van mannen? De gegevens uit figuur 1 vertellen maar
één deel van het verhaal. Mogelijk is het totale aantal managementposities in Nederland toegenomen, zodat ook een groter
percentage mannen leidinggeeft. Figuur 2 laat het percentage
werkende mannen zien dat leidinggeeft. In 1985 was dat bijna
veertig procent van de mannen, in 2008 zo’n 42 procent – een
geringe verandering dus. De uitsplitsing naar de verschillende
categorieën laat ook maar weinig verschuiving zien. Overigens geven deze percentages aan dat bijna de helft van de
mannelijke werknemers baas is over iemand anders, een niet
gering getal.
Het gestegen percentage vrouwen dat leiding geeft en het
nagenoeg gelijk gebleven percentage mannen impliceren dat
het aantal managementposities in Nederland is toegenomen.
De omvang van de werkende beroepsbevolking is immers gestegen: in 1985 hoorden 3,337 miljoen mannen en 1,654 miljoen vrouwen tot de werkende beroepsbevolking en in 2008
zijn dat 4,266 miljoen mannen en 3,235 miljoen vrouwen
(CBS Statline, 2014). Het aantal vrouwen dat is gaan werken
is bijna verdubbeld, en het percentage van hen dat leidinggeeft is ook toegenomen. Kortom er zijn – fors – meer managementposities in Nederland te verdelen. Vrouwen hebben
daar relatief meer dan mannen gebruik van weten te maken.
Uitgaande van het aantal leidinggevende functies: is
het aandeel vrouwen daarbinnen in vergelijking met dat van
mannen toegenomen in de tijd? Figuur 3 laat het percentage
vrouwen onder de managers zien in Nederland. Tussen 1985
en 2008 blijkt een duidelijke stijging van het aandeel vrouwelijke managers voor alle categorieën. De stijging is echter
het grootst voor posities waarbij aan twintig of meer mensen
wordt leidinggegeven. Was van die managers in 1985 acht
procent vrouw, in 2008 is dit gestegen tot 28 procent, 3,5
keer zoveel. Maar ook bij managers die aan vijf tot negentien
mensen leidinggeven is het percentage vrouwen toegenomen,
van bijna dertien procent in 1985 naar 33 procent in 2008,
2,5 keer zoveel. Verhoudingsgewijs is de toename van het aantal vrouwen onder de managers die aan een tot vier mensen
leidinggeven het geringste, van 21 naar 35 procent, ruim anderhalf keer zoveel. Met name in de hogere leidinggevende
posities is dus het percentage vrouwen relatief sterk toegenomen. Kijken we naar de aandelen vrouwen binnen de beroepsbevolking in het algemeen, dan zien we dat hun percentage
steeg naar 33 procent in 1985 naar 43 procent in 2008 (uitgaande van de eerder genoemde omvang van de werkende beroepsbevolking). Dit is een toename van ruim dertig procent.
Verhoudingsgewijs blijkt het percentage vrouwen onder ma-

Percentage werkende vrouwen in
managementposities in Nederland, 1985–2008

figuur 1

20

15

10

5

0
1985

1990

1995

2000

2005

2010

Percentage van werkende vrouwen met 1-4 ondergeschikten
Percentage van werkende vrouwen met 5-19 ondergeschikten
Percentage van werkende vrouwen met 20 of meer ondergeschikten

Bron: Arbeidsaanbodpanels 1985–2008

Percentage werkende mannen in
managementposities in Nederland, 1985–2008

figuur 2

20

15

10

5

0
1985

1990

1995

2000

2005

2010

Percentage van werkende mannen met 1-4 ondergeschikten
Percentage van werkende mannen met 5-19 ondergeschikten
Percentage van werkende mannen met 20 of meer ondergeschikten

Bron: Arbeidsaanbodpanels 1985–2008

nagers meer gestegen dan op grond van hun relatieve toename
op de arbeidsmarkt zou kunnen worden verwacht.
toename zichtbaarheid van vrouwen

Heeft deze toename van leidinggevende vrouwen, zowel binnen de groep van managers als ten opzichte van de gehele werkende vrouwelijke beroepsbevolking, geleid tot een grotere
zichtbaarheid van vrouwen? Zijn vrouwen meer gezichtsbepalende posities in gaan nemen over de afgelopen jaren? Van
de beursgenoteerde bedrijven is op dit moment 4,7 procent
van de raden van bestuur en achttien procent van de commissarissen vrouw (Lückerath-Rovers, 2013). Deze percentages
zijn weliswaar in de afgelopen tien jaar verdubbeld, maar
blijven desondanks laag. Het aantal vrouwelijke voorzitters
binnen beursgenoteerde bedrijven blijkt op één hand te tel-

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
Jaargang 99 (4689 & 4690) 10 juli 2014
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

457

ESB Vrouw & Economie

Percentage vrouwen onder managers
in Nederland, 1985–2008

figuur 3

40

30

20

10

0

1985

1990

1995

2000

2005

2010

Percentage van managers met 1-4 ondergeschikten dat vrouw is
Percentage van managers met 5-19 ondergeschikten dat vrouw is
Percentage van managers met 20 of meer ondergeschikten dat vrouw is

Bron: Arbeidsaanbodpanels 1985-2008

Conclusie

Er is een duidelijk stijgende trend in het aantal vrouwen dat
leidinggeeft, zowel ten opzichte van alle vrouwen die werken
als ten opzichte van leidinggevende mannen. Gaan we ervan
uit dat deze trend zich de komende jaren op dezelfde manier
zal voortzetten dan zijn naar verwachting in 2030 onder de
managers evenveel vrouwen als mannen te vinden. Het is
echter waarschijnlijk dat bijvoorbeeld de omvang en samenstelling van de beroepsbevolking zal veranderen. Ook zou
het kunnen zijn dat door ontwikkelingen op de arbeidsmarkt
het aantal managementposities in de toekomst gaat afnemen
(meer zzp’ers, minder managementlagen, meer professionele
beroepsverhoudingen).
Het beeld van leidinggevende vrouwen in de media is
vooral gebaseerd op hun aanwezigheid – of beter wellicht afwezigheid – in gezichtsbepalende functies. Het aandeel vrouwen daar neemt slechts mondjesmaat toe. De hier onderzochte toename van vrouwen in managementposities zou kunnen
worden gezien als een opmaat naar meer presentie van vrouwen in gezichtsbepalende functies in de – nabije – toekomst.

len, en dat is de afgelopen jaren niet veranderd. Binnen de wetenschappelijke wereld zijn de percentages niet veel anders:
van de hoogleraren is in 2012 15,7 procent vrouw. Dat was in
2002 acht procent. Wel is het aantal vrouwen in colleges van
bestuur gestegen tot negentien procent in 2010. Van de leden van de KNAW is tien procent vrouw (Landelijk Netwerk
Vrouwelijke Hoogleraren, 2013). Binnen de politiek is het
percentage vrouwelijke ministers 38 procent, internationaal
gezien een relatief hoog aandeel. Wat betreft beursgenoteerde
bedrijven valt vooral het lage percentage vrouwen in raden
van bestuur in Nederland op, en qua hoogleraren zijn er maar
enkele landen (België, Cyprus en Luxemburg) die een kleiner
percentage vrouwelijke hoogleraren hebben.

Literatuur
Abendroth, A.K., I. Maas en T. van der Lippe (2013) Human capital and the gender gap in
authority in European countries. European Sociological Review, 29(2), 261–273.
CBS Statline (2014) Beroepsbevolking. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek, 4 maart.
Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (2013) Monitor vrouwelijke hoogleraren 2012.
Utrecht: Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren.
Lippe, T. van der, en L. van Dijk (2002) Comparative research on women’s employment. Annual Review of Sociology, 28(8), 221–241.
Lückerath-Rovers, M. (2013) The Dutch female board index 2013. Rapport op www.mluckerath.
nl.
Mintz, B. en D.H. Krymkowki (2010 ) The ethnic, race and gender gaps in workplace authority: changes over time in the United States. The Sociological Quarterly, 51(1), 20–45.
Rosenfeld, R.A., M.E. van Buren en A.L. Kalleberg (1998) Gender differences in supervisory
authority: variation among industrialized countries. Social Science Research, 27(1), 23–49.
SCP (2010) Documentatie Arbeidsaanbodpanel 1985–2010. Den Haag: SCP.
Yaish, M. en H. Stier (2009) Gender inequality in job authority: a cross-national comparison
of 26 countries. Work and occupations, 36(4), 343–366.

458

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4689 & 4690) 10 juli 2014

Auteurs