Ga direct naar de content

De toekomst van de G-3

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 15 1992

De toekomst van de G-3
R. de Vries*

G

einspireerd door ‘Scanning the future’ schetst de auteur de structurele
veranderingen op lange termijn die hij voor de VS, Japan en Europa verwacht.
Hoewel de VS worstelt met een bestuurlijke verlamming blijft het een dynamisch
land waar ondernemerschap en innovaties kunnenfloreren. In Japan leidt de
ineenstorting van het financiele systeem tot een hervorming van de gesloten
economische structuur. Daar staat tegenover dat China kan uitgroeien tot een
geduchte concurrent. Gegeven het moeizame integratieproces blijft een vrije en
open-markteconomie voor Europa nog toekomstmuziek. Ook zal Europa minder
profiteren van de opkomst van nieuwe economische machtscentra.

Scanning the future is de lange-termijnstudie van
het Centraal Planbureau (CPB) waarin voor de Verenigde Staten, Europa en Japan de economische
groei wordt geanalyseerd rond de perspectieven
van evenwicht, vrije markt en coordinatie. Deze studie heeft mij gei’ntrigeerd. Het is de eerste keer dat
ik een serieuze poging zie de verschillen tussen de
drie regie’s te beschrijven in niet-ideologische termen.
Alhoewel verschillende elementen uit alle perspectieven in de drie regie’s zijn terug te vinden en de
perspectieven elkaar ook overlappen, zijn er toch
belangrijke verschillen die gedeeltelijk kunnen worden verklaard vanuit de historic, geografie, geologic, sociologie enzovoort. Zo is de VS nog steeds
een jong land waarin een grensverleggende geest
overheerst. Het is een land dat veel mogelijkheden
biedt, waar mensen fors kunnen winnen of verschrikkelijk kunnen verliezen. Het is ook een land
van onzekerheid, creativiteit en ondernemerschap
en een land met een open gemeenschap waarin
nieuwkomers snel kunnen delen in de voor- en nadelen van het systeem. Dat te veranderen betekent
het einde van de Amerikaanse droom!
Europa, aan de andere kant, gekenmerkt door een
lange en moeilijke historic, getekend door oorlogen
en conflicten, inflatie en recessie, zoekt stabiliteit en
rechtvaardigheid. Dit zien we onder meer terug in
zijn religieuze filosofie en mensbeeld. Het resultaat
is een excellente overheid met een aanzienlijke
mate van overheidsinterventie en het geloof dat die
overheid het het beste weet.
Japan, geprikkeld door het verlies van de tweede
wereldoorlog, zonder natuurlijke hulpbronnen, met
sterk nationalistische neigingen en culturele prioriteiten, kent sedert de oorlog een goed opgezette
groeipolitiek en realiseert dit doel met institutionele
middelen en/of beleid. Het heeft de maatschappij,
de overheid en de relaties tussen overheid en bedrijven en tussen bedrijven en werknemers georganiseerd om de ambitieuze economische doelstellingen
te realiseren.

Deze drie regie’s zijn nu in de problemen geraakt
en zij bevinden zich in een overgangsfase waarin
zich veranderingen voltrekken waarvan de richting
nog niet duidelijk is. Het CPB concludeert dat elk
systeem in problemen zal komen als er geen goede
balans is tussen de drie perspectieven. Zo stortte het
Russische model volledig ineen door het algehele
ontbreken van het vrije-marktperspectief en lijkt in
het Japanse model te veel nadruk te liggen op het
evenwichtsperspectief. Aan de andere kant hebben
de Verenigde Staten een overmaat van vrije-marktelementen en is er onvoldoende coordinatie tussen
overheid en bedrijfsleven en tussen bedrijfsleven en
de factor arbeid. Hiermee in contrast staat Europa,
gekenmerkt door te veel coordinatie en overheidsbemoeienis en onvoldoende vrije-marktgedrag.

Consequenties van tekortkomlngen
De consequenties van deze tekortkomingen komen
langzaam maar zeker te voorschijn. In de Verenigde
Staten is sprake van een grotendeels onverklaarde
daling van de produktiviteit. De werkloosheid is toegenomen en de vooruitzichten voor de arbeidsmarkt zijn in tijden niet zo somber geweest. Nadat
de natie aan het einde van de jaren zeventig onder
president Carter een deel van zijn zelfvertrouwen
verloren had, overspoelt opnieuw een golf van pessimisme het land. Een overmaat van studies en commissies houdt zich bezig met concurrentiekracht. Er
is een roep om industriele politick en om het reguleren van de handel.
In Japan is de financiele zeepbel gebarsten en zijn
prijzen van aandelen en land gekelderd. Terwijl de
schijn van rust tegenover de rest van de wereld
* De auteur is directeur van Morgan Guaranty Trust Company of New York. Dit artikel is gebaseerd op zijn bijdrage

aan de conferentie ‘Scanning the Future’, gehouden op 4
en 5 juni in Den Haag. De tekst is vertaald en bewerkt
door F.A.M. van Erp, werkzaam bij het Centraal Planbureau. De volledige Conference Proceedings zullen medio
augustus verschijnen als CPB Working Paper.

-iftntsfmfiaaa

wordt opgehouden, vreest het Japanse bedrijfsleven
dat de waardedaling van land en aandelen nog lang
niet voorbij is. Verder hebben de werknemers niet ,
gedeeld in de winsten van de afgelopen twintig jaar
en zijn grote delen van de economic, zoals de landbouw en de distributiesector, achtergebleven en
inefficient. Zowel vanuit binnenlandse als internationale overwegingen is er daarom duidelijk behoefte
aan veranderingen.
Ondanks alle politieke fanfare rond de Europese
Monetaire Unie en de Europese eenwording blijven
in Europa substantiate economische onzekerheden
bestaan. Zo is Euro-pessimisme nog steeds aanwezig en blijven Europees beleid en houding naar binnen gericht. Voorbeelden hiervan zijn de angst voor
concurrentie van buiten de EG, de geringe veranderingen in de protectionistische landbouwpolitiek en
de beperkingen tegen de stroom van immigranten.

Ongewijzigd beleid: ‘global crisis’
Het eerste scenario van de CPB-studie beschrijft

een ‘global crisis’. Ik zou dit liever het ‘ongewijzigd
beleid’-scenario willen noemen. Geen verandering
zal leiden tot crisis en het ontstaan hiervan noopt
uiteindelijk tot veranderingen. In dit scenario zal

slechts een geringe groei van het bruto binnenlands produkt in de Verenigde Staten, Europa en Japan optreden. De gemiddelde lange termijn economische groei is wellicht niet veel meer dan 2% per
jaar. Tevens zal het aandeel van Noord-Amerika en
West-Europa in het wereld-bbp afnemen, terwijl
het aandeel van Japan zich zal stabiliseren. Zonder
veranderingen in de onderliggende structuur en beleid lijkt mij dit het vooruitzicht.

Perspectief
Wat zijn de kansen dat dit kan worden verbeterd?
Welke veranderingen zouden moeten en zullen kunnen worden gemaakt en wie is het succesvolst in
het maken van deze veranderingen? Op deze vragen
zal getracht worden een antwoord te vinden, na een
uiteenzetting van de elementen die de relatieve

sterkte en zwakte bepalen van de economische systemen van de drie blokken. Dit zal geschieden door
na te gaan hoe deze elementen zich ontwikkelen en
waar deze drie economische blokken zich over 25
jaar zullen bevinden. Voordat ik hier op in ga nog

twee opmerkingen. Ten eerste voltrekken de economische processen, beschreven in de CPB-studie,
zich niet in een vacuum. Ze zijn verbonden met macro-economische politick. De studie lijkt dit beleid
te negeren. Mogelijk omdat de veranderingen in macro-economisch beleid een kort en middellange-termijnkarakter hebben. Niettemin zijn economische

ontwikkeling en beleid gezamenlijk bepaald en onderling verbonden. Ten tweede opereren de drie
blokken in een grotere wereld. De economische activiteiten in de rest van de wereld zoals China, In-

dia, Latijns-Amerika worden steeds belangrijker
voor de Verenigde Staten, Japan en Europa. Hoe zullen de drie onderscheiden regie’s getroffen worden
of profiteren van deze ontwikkelingen?

De Verenigde Staten
Op dit moment is het openbaar bestuur van de Verenigde Staten, naar mijn idee, de fundamentele
zwakheid van deze natie. De CPB-studie beschrijft

ESB 15-7-1992

Verken uw toekomst! Geinspireerd door de

scenario’s van het CPB hebben verschillende
economen tijdens de Internationale conferen-

tle Scanning the future hun visie op structurele ontwikkelingen van de wereldeconomie gepresenteerd. Een selectie van de bijdragen
wordt besproken in een reeks van vijf ESBartikelen. Deze week het eerste artikel, dat

ingaat op de de lange-termijnontwikkelingen
in Japan, Europa en de VS.
De conferentie Scanning the future werd gespon-

serd door de Internationale Nederlanden Groep.

de bestaande situatie in de Verenigde Staten terecht
als: “Government policy is the outcome of a complex game involving various groups who pursue
their own interests.” Zo kopen belangengroepen politici en is de machtsstructuur in de overheid buitengewoon omslachtig, vol wantrouwen en strijd. Het
Witte Huis verschilt dikwijls van mening met zijn eigen kabinetsleden, bestrijdt het Congres terwijl ook
de Senaat en het Huis van Afgevaardigden elkaar bestrijden. Dan is er het leger van voorzitters van Congrescommissies die door hun vrijwel dictatoriale
wetgevende macht ieder initiatief kunnen frustreren. Bovenop dit alles zijn er onafhankelijke bureaus waarvan de directeuren voor een lange periode zijn aangesteld. Naarmate de tijd voortschrijdt
verwerven deze steeds meer politieke invloed. Behalve de machtsstructuur geldt verder dat de meeste
congresleden juristen zijn die maar een beperkte
kennis van economie en financien hebben. Zij geven er de voorkeur aan ingewikkelde wetgeving te
ontwerpen die dikwijls tot tegengestelde resultaten
en interpretaties leidt. Verder begrijpen zij niet dat
het begrotingsbeleid van de laatste jaren de reden is
geweest van hoge reele rentevoeten, de economische groei op lange termijn laag houdt en dat de belastingwetgeving de produktiviteitsgroei beperkt.
Natuurlijk willen ze de schuld op de centrale bank
schuiven, maar het is de overheid en haar beleid dat
de fouten maakt.
Sedert de Plaza-overeenkomsten is de Amerikaanse
overheid succesvol geweest in het herstellen van de
concurrentiepositie en het reduceren van het tekort
op de handelsbalans en de lopende rekening. Maar
tegelijkertijd hebben het Congres en de regering het
overheidstekort laten groeien. Als resultaat hiervan
wordt het tekort nu binnenlands gefinancierd waardoor de reele rente hoog blijft en de vooruitzichten
op economisch herstel van de private sector worden

beperkt. Daarnaast is er een onbeheerste groei van
uitgaven in de gezondheidssector en sociale sector.
Meer dan 13% van het bnp gaat heden ten dage
naar de gezondheidszorg en dit is twee keer zo veel
als in andere grote landen. De ‘health care bingo’ is
een typisch produkt van belangengroepen en beperkt de mogelijkheden om gelden te spenderen
aan onderwijs, infrastructuur en research en development. Dientengevolge blijft een groei van de investeringen en een stijging van de produktiviteit
een luchtkasteel. De belangrijkste conclusie is dat
de economische problemen van de Verenigde Staten niet alleen het resultaat zijn van een verkeerde
economische politick, maar ook de uitkomst zijn
van een complexe en slecht functionerende overheid.
Deze negatieve opmerkingen verdienen echter enig
tegenwicht. Ten eerste wordt het probleem van het
openbaar bestuur nu gezien door het electoraat. De
mensen zijn gefrustreerd door het politieke proces
en de patstelling die is ontstaan. Dat is de reden van
de toenemende steun voor Ross Perot. Of de komende presidentsverkiezingen al de doorbraak zullen
brengen valt te bezien, maar ik geloof wel dat het
thema de komende tien jaar aan de orde zal blijven.
De mensen maken zich zorgen over lange-termijnthema’s. Ze liggen daarmee ver voor op de politici.
Uiteindelijk zal democratic effectief zijn, maar veranderingen vergen tijd.

Ten tweede is de Verenigde Staten een open, multiraciale samenleving die veel succesvoller is geweest
in de integratie van immigranten uit Azie, LatijnsAmerika en elders dan Europa en Japan. Deze laatsten hebben nog geen vat op de onvermijdelijke instroom van mensen uit andere delen van de wereld.
Ze zijn er bang voor, maar zullen niet eeuwig in
staat zijn het tij te keren. Omdat meer dan 95% van
de groei van de wereldbevolking plaats zal vinden
buiten de G-10, zal de immigratiedruk zeer groot
worden.
Ten derde zullen de Verenigde Staten meer profiteren van de nieuwe groeicentra zoals Mexico en
elders in Latijns-Amerika. De voorgestelde vrijhandelszone in Noord-Amerika zal verder een sterker
positief effect op de Verenigde Staten hebben dan
op Europa en Japan.
Ten vierde is de Amerikaanse inflatie gematigd en
profiteren de export en de Industrie van een concurrerende dollarkoers.
Ten vijfde blijft Amerika boven alles een dynamisch
land waarin ondernemerschap en innovaties kunnen floreren. Het recente initiatief om een nieuw
particulier schoolsysteem te creeren is een voorbeeld. Daarom ben ik overwegend optimistisch
voor de Verenigde Staten op lange termijn maar het
vergt politick leiderschap, politieke verandering, de
moed om keuzen te maken en het stellen van prioriteiten, zoals de reductie van het overheidstekort en
een herallocatie van middelen van gezondheidszorg
naar opleiding en infrastructuur.

Japan
lets over Japan zeggen is altijd moeilijk omdat er
weinig van Japan bekend is. We leren nog steeds
over de Japanse ‘geheimen’. Als het gaat om de huidige economische, financiele en sociale problemen
zijn er mensen die denken dat Japan hier sterker uit

naar voren zal komen. Maar er zijn ook mensen, misschien wel meer, die menen dat de recente gebeurtenissen een schaduw werpen over de schijnbare Japanse onoverwinnelijkheid. Het beste is om realistisch te zijn over Japans mogelijkheden en vast te
stellen dat er enkele belangrijke structurele veranderingen aan de gang zijn die samen met de komende
ontwikkelingen in het buitenland, de groeivooruitzichten voor Japan mogelijk beperken. Ten eerste
heeft het ineenstorten van de aandelenmarkt vele
consequenties. De kosten van kapitaal zijn substantieel gestegen en deze zullen een invloed hebben
op de investeringen. Zo heeft Japan nu een investeringsrecessie.
Ten tweede ontstaan er krachten om de consumptie
te stimuleren. De grote massa heeft niet genoeg geprofiteerd van de Japanse welvaart. Een kortere
werkweek, hogere lonen en een betere levensstandaard worden nu voorgestaan. De druk om de levensstandaard te verhogen leidt tot een stijging van
de consumptie en waarschijnlijk tot meer investeringen en daarmee tot een lager nationaal spaarsaldo
en saldo op de lopende rekening. Ten derde zullen
sommige onderlinge deelnemingen tussen bedrijven
en banken niet langer meer economisch rendabel
en wenselijk blijken te zijn. Een afname van het aantal ‘keiretsu’s’, ondernemingsgroepen met omvangrijke belangenverstrengelingen, ligt dan ook in het
verschiet en daarmee het vrijmaken van het economische systeem en het reduceren van de voorkeursbehandeling bij het plaatsen van orders en de speciale financiele behandeling. Dit zal leiden tot meer
concurrence en meer nadruk op winstmaximalisatie
dan op marktaandeel en omzet. Verder beperkte het
systeem van onderlinge deelnemingen in het verleden de mogelijkheden voor buitenlandse ondernemingen om door overnames een aandeel op de Japanse markt te verwerven. De overnamegolf die in
de jaren tachtig nog aan Japan voorbij ging, zal nu
ook Japan bereiken.
De ineenstorting van de aandelenmarkt heeft ook
het Japanse banksysteem verzwakt en zal samen
met de liberalisatie van het financiele systeem leiden tot nieuwe vormen van financiering, zoals commercial paper en een markt voor obligaties uitgegeven door bedrijven. Daardoor zal de Tokio-crash de
Japanse financiele sector tot consolidatie dwingen
en zorgen voor een meer marktgeorienteerde vermogensallocatie dan voorheen toen de kunstmatige
hausse op de aandelenmarkt Japanse bedrijven aanmoedigde tot prestigieuze en omvangrijke investeringsprojecten in plaats van het maken van winst. Al
met al zal dit uiteindelijk leiden tot een versterking
van de Japanse economic en Japan maken tot een
land waarin het leven beter is.
Natuurlijk zijn er ook negatieve elementen achter de
horizon verborgen. Als Japan zijn hulpbronnen
meer gaat aanwenden voor de binnenlandse markt
en minder voor de internationale markt, zal dit leiden tot een stijging van de inflatie en daarmee de
vooruitzichten voor groei beperken. Maar belangrijker is de invloed op Japan van de opkomst van China en India. China zal daarbij meer een concurrent
dan een exportmarkt voor Japan blijken te zijn; de
Chinezen stellen grote tekorten op de handelsbalans met Japan niet op prijs. Omdat China aanzienlijk meer investereert dan Japan en twee keer zo

snel groeit, zal het in de jaren negentig de positie
van Japan kunnen overnemen als het gaat om het
niveau van het bruto binnenlands produkt en Japan
wegconcurreren in verschillende markten en bedrijfstakken. Verder zal Japan in de toekomst ook
een grotere defensielast moeten gaan dragen als de
VS zich terugtrekt uit het Pacifisch gebied. Ten slotte is het twijfelachtig of Japan kan doorgaan met het
afsluiten van zijn gemeenschap voor andere bevolkingsgroepen uit Azie. Er hangt een wolk boven het
land van de rijzende zon.

Europa
Zal Europa in de toekomst meer vrije markt en minder coordinate kennen? Waarschijnlijk niet in de direct nabije toekomst. Europa is daarvoor te veel in
beslag genomen door het creeren van een Verenigd
Europa, een Europese centrale bank en een centrale
overheid. Dit proces is al enige tientallen jaren aan
de gang en voltooiing zal zeker nog een of twee generaties vergen. De nieuwe centrale overheid vergt

een geleidelijke overdracht van soevereiniteit van
bestaande overheden en Europa mag zich in de handen knijpen als de uitkomst van dit proces een zelfde mate van overheidsbemoeienis oplevert als nu

het geval is. Ik verwacht hier zeker geen reductie
van. Natuurlijk zijn er terreinen waar zaken eenvoudiger worden, zoals de invoering van een munt en
het verwijderen van invoerrechten en grenzen. Maar
dit zijn uitzonderingen. Totdat het proces om te komen tot een overheid is voltooid, is het daarom onrealistisch een reductie van de overheidsbemoeienis

te verwachten.
Ik heb de indruk dat de snelheid waarmee politieke
leiders tot een Verenigd Europa willen komen, zal
leiden tot obstakels later in dit decennium. Maastricht was geforceerd en hield geen rekening met de
implicaties van de hereniging van Duitsland. Deze
eenwording verhindert waarschijnlijk de geplande
invoering van Maastricht. Immers ten gevolge van
de Duitse eenwording is de Duitse inflatie opgelopen door de loongolf in voormalig Oost-Duitsland
en de enorme overdrachten van West naar Oost. Dit
heeft op zijn beurt de Bundesbank gedwongen de
kredietteugels aan te trekken en de reele rente te
verhogen voor Duitsland en de rest van Europa.
Deze inflatoire tendensen zullen in de nabije toekomst zeker nog bestaan en daarmee de vrijheid beperken om de rente te verlagen. Met de uitschakeling van de mogelijkheid tot aanpassing van de
wisselkoers zal een strak monetair beleid de Europese overheden dan dwingen tot het voeren van een
stimulerend begrotingsbeleid. Gezien de relatief
strenge normen die het EMU-verdrag aan het begrotingsbeleid stelt, zal een spoedige invoering van de
overeenkomst van Maastricht uitblijven. Het creeren
van een Verenigd Europa betekent ook welhaast
automatisch dat Europa voor enige tijd op zichzelf
gericht zal zijn. Het is te veel in beslag genomen
door binnenlandse en interne kwesties. Internationaal leiderschap en belangen van derden zijn dan
minder urgent.
Europa zal niet een vrije en open economie willen
zijn voor de landen van de derde wereld. Dit is ook
een van de redenen dat de GATT-onderhandelingen
zo moeizaam verlopen, het protectionistische Europese landbouwbeleid zo langzaam verandert, Japan-

ESB 15-7-1992

se en andere Aziatische importen worden beperkt,

barrieres worden opgericht tegen immigranten van
Afrikaanse, Centraaleuropese en Oosteuropese herkomst en er tegenzin bestaat inzake de uitbreiding
van de EG. Het gaat weliswaar te ver om Europa te
beschuldigen van het creeren van een ‘fort Europa’,
maar men mag toch niet snel een vrije en openmarkteconomie verwachten. Een andere kanttekening is dat Europa door zijn geografische ligging
waarschijnlijk het minst zal profiteren van de opkomst van de nieuwe groeicentra in Latijns-Amerika, India en China. Daarentegen zal Europa echter
wel het zwaarst belast worden met de wederopbouw van Oost- en Centraal-Europa.

Conclusie
Concluderend lijken mij de CPB-scenario’s waarin
significante verschuivingen in de mondiale economische activiteiten worden voorzien, correct. Als ik uitga van de bij benadering gemiddelde resultaten van
de scenario’s, is het duidelijk dat Noord-Amerika en
West-Europa hun aandeel in het bruto nationaal produkt van de wereld zullen zien afnemen, in Europa
waarschijnlijk meer dan in Noord-Amerika. Tegelijkertijd zal het aandeel van Japan ongeveer gelijk
blijven. De dynamische Aziatische economieen en
de rest van Azie (China en India in het bijzonder)
zullen hun aandeel meer dan verdubbelen, en ook
Latijns-Amerika zal een toenemend aandeel veroveren. Europa zal druk zijn met het bouwen en inrichten van zijn ‘eigen huis’ en geen tijd en geld hebben
voor andere zaken. Het zal lang duren voordat de
voormalige Sovjetunie een werkende markteconomie heeft in een democratische samenleving. Voor
de Verenigde Staten zal, voor het herwinnen van
economische groei en internationaal leiderschap,
het noodzakelijk zijn de macht van belangengroepen terug te dringen en een beleid gericht op nationale belangen te onwikkelen. Dat zal tijd vergen en
leiderschap. Het openen van Japan voor buitenlandse produkten, investeringen en mensen is onvermijdelijk, maar zal behoorlijke problemen met zich
meebrengen.
Terwijl de G-3 geconfronteerd wordt met grote structurele aanpassingen, zal Azie zich ontwikkelen tot
een nieuwe economische macht waarvan de kracht
door de huidige wereldmachten wordt onderschat
en ondergewaardeerd. We hoeven slechts de oude
Zijderoute tussen China en Alma Ata af te reizen om
de nieuwe centra van economische activiteit te zien.
Aan het einde van de periode beschreven in de CPBscenario’s zullen we ontdekken dat er niet langer
drie, maar vier machtscentra zijn ontstaan.

Rimmer de Vries

Auteur