De tarieven van de Nederlandse PTT
DRS. P. KNOTTNERUS* -DRS. G.J. OUDE ESSINK*
In januari jongstleden heeft voor het eerst sinds 1 9 7 6 een aanpassing van de posttarieven
plaatsgevonden.Voorts is bij de Telefonie verandering gekomen in de gesprekstarieven die sinds 1 9 7 3 ongewijzigd waren gebleven. In dit artikel wordt
ingegaan op de effecten van de recente wijzigingen van beide PTT-tarievenop de prijsindexcijfers
van de gezinsconsumptie, zoals die worden berekend door het CBS. Ten slotte
worden enkele post- en telefoontarieven vergeleken met de tarieven die
in een aantal andere Europese landen gelden.
Inleiding
De PTT streeft naar een financieel evenwichtige exploitatie van zijn belangrijkste diensten. Voor de postdienst betekent dit dat de tarieven van tijd tot tijd moeten worden
verhoogd om een al te zeer verliesgevende situatie te vermijden. De belangrijkste oorzaak van deze verliezen is dat de
postdienst bijna geen mogelijkheden heeft om de produktiviteit te verhogen. Bovendien is de postdienst erg arbeidsintensief. Bij de Post maken de loonkosten ca. 75% van alle kosten
uit; bij de Telefonie is dit ca. 30%. In dit verband moet voorts
worden opgemerkt dat de toepasbaarheid van nieuwe technische vindingen in het postbedrijf geringer is dan in het
telefoonbedrijf. Weliswaar is een ontwikkeling gaande in de
richting van een meer technisch uitgerust postbedrijf. Vooral
op het gebied van de automatische sorteermachines is reeds
grote vooruitgang geboekt. Dit neemt echter niet weg dat de
postdienst voorlopig nog de kenmerken van een handbedrijf
blijft houden.
Voor een beter inzicht in de ontwikkeling van de prijzen
berekent het Centraal Bureau voor de Statistiek maandelijks
prijsindexcijfers. Het bekendste prijsindexcijfer heeft betrekking op de prijsontwikkeling van het gemiddelde consumptiepakket van de werknemersgezinnen met een inkomen onder
de loongrens van de verplichte ziekenfondsverzekering. Een
ander prijsindexcijfer betreft de werknemersgezinnen met een
inkomen boven deze loongrens. Beide zijn samengestelde
prijsindexcijfers van het type Laspeyres met 1975 als basisjaar. Bij het kwantificeren van de invloed van wijzigingen van
de PTT-tarieven op de prijsindexcijfers is uitsluitend rekening
gehouden met de direct voor de consument merkbare tanefwijzigingen. Wegens het ontbreken van voldoende gegevens is
het niet mogelijk te bepalen in hoeverre verhoogde posttarieven leiden tot bijvoorbeeld verhogingen van prijzen voor
abonnementen op dagbladen en periodieken en in hoeverre
deze verhogingen in de prijsindexcijfers tot uitdrukking komen.
Voor de tariefwijziging bij de Telefonie op 2 januari 1980
werden met betrekking tot de tariefstructuur de telefoongesprekken in drie categorieën opgesplitst:
1. gesprekken binnen het basistariefgebied. Tot deze categorie behoren de gesprekken binnen het eigen net; dit zijn
gesprekken waarvoor geen ander netnummer hoeft te
worden gekozen. Eveneens behoren tot deze categorie de
gesprekken met abonnees in andere woonplaatsen binnen
de eigen sector en de aangrenzende sectoren (Nederland is
verdeeld in ca. 135 sectoren met een gemiddelde oppervlakte van ca. 250 km*). De prijs van de gesprekken in deze
categorie was 16 cent per gesprek, ongeacht de duur;
2. gesprekken buiten het basistariefgebied, die worden gevoerd op werkdagen tussen 8.00 uur en 18.00 uur. Voor de
gesprekken in deze categorie bedroeg het tarief 16cent per
tijdseenheid van 45 seconden;
3. gesprekken buiten het basistariefgebied, die worden gevoerd tussen 18.00 uur en 8.00 uur of in het weekend. Voor
de gesprekken in deze categorie was een tarief van 16 cent
per tijdseenheid van 90 seconden van toepassing;
De nieuwe PTT-tarieven
Bij de nieuwe tariefstructuur is in de gesprekken van
categorie 1een verdere differentiatie aangebracht. Met ingang
van 2 januari 1980 geldt voor de gesprekken binnen het eigen
net een prijs van 14 cent per gesprek in plaats van 16cent. Dit
komt overeen met een prijsdaling van 12,5%. Voor gesprekken buiten het eigen net, maar binnen het basistariefgebied is
in het weekend en op werkdagen tussen 18.00 uur en 8.00 uur
de prijs eveneens verlaagd van 16 cent tot 14 cent. Op
werkdagen tussen 8.00 uur en 18.00 uur geldt voor deze
gesprekken buiten het eigen net, maar binnen het basistariefgebied het tarief van 14 cent per tijdseenheid van 300 seconden. Voor deze laatste gespreksoort is een z.g. tijdtellend
tarief ingevoerd, omdat is gebleken dat het oneigenlijk gebruik van de telefoon vooral bij zakelijk verkeer in deze
categorie de laatste jaren is toegenomen. Bij het tot stand
komen van deze gesprekken wordt direct door middel van het
afgeven van een impuls 14 cent in rekening gebracht. Vervolgens wordt na iedere 300 seconden weer een impuls van 14
cent afgegeven.
Met ingang van 14 januari 1980 hebben bij de Post de
volgende voor de prijsindexcijfers relevante prijswijzigingen
plaatsgevonden: de porto van brieven van O t / m 20 gram is
met 9% gestegen van 55 cent tot 60 cent en die van briefkaarten met 12,596 van 40 cent tot 45 cent.
* Werkzaam bij de Centrale Afdeling Statistiek en Bedrijfseconometrie van de PTT.
Voordat de nieuwe tarieven van kracht werden, heeft een
onderzoek onder particuliere telefoonabonnees plaatsgevonden. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat circa 15% van alle
gesprekken in de eerste categorie werden gevoerd op werkdagen tussen 8.00 uur en 18.00 uur en dat de gemiddelde
gespreksduur van deze gesprekken circa 290 seconden bedroeg. Onder de veronderstelling dat de gespreksduur van
deze gesprekken exponentieël is verdeeld, kan worden afgeleid dat het gemiddeld aantal impulsen per gesprek gelijk is
aan 1,55 1). Rekening houdend met de nieuwe impulsprijs van
14 cent is het tarief van de gesprekken buiten het eigen net,
maar binnen het basistariefgebied op werkdagen tussen 8.00
uur en 18.00 uur gestegen van 16 cent tot 21,7 cent, zodat de
nieuwe regeling leidt tot een prijsstijging van 36%. Aangezien
deze stijging circa 15% van degesprekkenincategorie 1betreft
en de overigegesprekken incategorie 1met 12,5%zijn gedaald,
zijn de gesprekken in categorie 1 per saldo met 5,3% gedaald.
De tariefwijzigingen van de gesprekken in de overige
categorieën zijn eenvoudiger. De gesprekken in categorie 2
kosten met ingang van 2 januari 1980 14 cent (was: 16 cent)
per tijdseenheid van 45 seconden. Voor de gesprekken die tot
categorie 3 behoren, is het tarief verlaagd van 16 cent tot 14
cent per tijdseenheid van 90 seconden. De gesprekken in de
categorieën 2 en 3 zijn dus 12,5% in prijs gedaald.
Uit tabel 1 blijkt dat beide prijsindexcijfers per saldo dalen
als gevolg van de gewijzigde PTT-tarieven in januari jl. De
stijging van de posttarieven wordt voor particulieren ruimschoots gecompenseerd door de daling van de telefoontarieven. Uitgaande van de huidige hoogte van de prijsindexcijfers
daalt het prijsindexcijfer voor werknemersgezinnen met een
inkomen beneden, resp. boven de ziekenfondsgrens met
0,13%0, resp. 0, 14%0als gevolg van de gewijzigde PTT-tarieven.
PTT-tarieven in Nederland en enige andere Europese landen
Om een indruk te geven van de hoogte van de Nederlandse
posttarieven in vergelijking met buitenlandse wordt in tabel 2
een overzicht gegeven van de tarieven op 14januari 1980 in
het binnenlandse verkeer van brieven en briefkaarten in
Nederland en enige andere Europese landen. Om een vergelijking mogelijk te maken tussen de prijzen in verschillende
valuta zijn alle prijzen in centen uitgedrukt m.b.v. de koopkrachtpariteitkoers 2).
Tabel 2. Vergelijking van enkele posttarieven in Europa
Land
Wijzigingen in de prijsindexcijfers van het CBS t.g.v. de
gewijzigde PTT-tarieven
In tabel 1 staat een overzicht van de wijzigingen in punten
van het prijsindexcijfer van beide soorten werknemersgezinnen ten gevolge van de tariefwijzigingen van de PTT. In de
eerste en tweede kolom staan achter de desbetreffende PTTdienst de partiële prijsindexcijfers vóór resp. ná de tariefwijziging op 2 januari 1980. In de derde kolom staan de
gewichten waarmee de bijbehorende partiële prijsindexcijfers worden gewogen om te komen tot het samengestelde
prijsindexcijfer van de werknemersgezinnen met een inkomen beneden de loongrens van de verplichte ziekenfondsverzekering. In de vierde kolom staat deabsoluteveranderingvan
het samengestelde prijsindexcijferten gevolge vande tariefwijziging in punten van de prijsindex. De vierde kolom is gelijk
aan het produkt van de derde kolom en het verschil van de
tweede en eerste kolom. De vijfde en zesde kolom hebben betrekking op het prijsindexcijfer van de werknemersgezinnen
boven de loongrens van de verplichte ziekenfondsverzekering
en zijn op dezelfde wijze berekend als de derde en vierde
kolom.
Tabel l . Wijzigingen van prijsindexcijifers als gevolg van
tariefwijligingen van de PTT
Partieel
Partieel
indexindexcijfer
cijfer
voor
na tarieftariefwijziging
w~jziging
Post:
brieventlm
2Ograrn
– briefkaarten
Telefonie:
– gesprekken
binnen
basistariefgebied
overige
gesprekken
Gewicht Wijziging Gewich
van het
indexcijfer
voor
inkomens
lager
dan
f. 31.000a:
Wijziging
van het
indexcijfer
voor
inkomens
van
f. 31.000
en hoger
–
Totaal
123
l28
0,00084
0.0005f
95
0.00 127
0.0022i
-0,0284
0.0084
0.0078
-0.0186
a) De loongrens van de verplichte ziekenfondsverzekering in het basisjaar 1975 was f. 3 I . m .
ES B 30-7- 1980
Brieven van O t/ m 20 gram
(tarief in centen)
Briefkaarten
(tarief in centen)
België . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bondsrepubliek Duitsland . .
Denemarken . . . . . . . . . . . . .
Finland . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Frankrijk . . . . . . . . . . . . . . .
Griekenland . . . . . . . . . . . . . .
Ierland . . . . . . . . . . . . . . . . .
Italië . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Luxemburg . . . . . . . . . . . . .
Nederland. . . . . . . . . . . . . . . .
Noorwegen ……………
Oostenrijk ……………
Ponugal ……………..
Spanje. . . . . . . . . . . . . . . . .
Verenigd Koninkrijk . . . . . .
Zweden . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Zwitserland . . . . . . . . . . . . . .
Wanneer de landen worden gerangschikt naar de hoogte
van de tarieven (van hoog naar laag), neemt Nederland na
West-Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk en Zweden de vijfde
plaats in bij de brieftarieven. Wanneer men de hoogte van de
porti voor briefkaarten beschouwt, komt Nederland op een
zevende plaats terecht. Bovenstaande tarieven hebben betrekking op de zogenaamde losse post. Opgemerkt dient te
worden, dat Nederland een aanmerkelijk gunstiger positie
zou innemen als een vergelijking mede zou worden gebaseerd
op de tarieven voor de z.g. partijenpost. In de meeste Europese landen wordt namelijk i.t.t. in Nederland niet of nauwelijks
korting gegeven aan aanbieders van grote hoeveelheden post.
Tabel 3. Vergelijking van de prijzen van een lokaal telefoongesprek in enkele Europese landen
Land
België . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Frankrijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Ierland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Luxemburg ……………………..
Nederland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Ponugal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Zweden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Prijs vaneen lokaal
gesprek in centen
I
– 0,0064
87
I
1) Zie de appendix voor deze afleiding.
2) De hier gebruikte koopkrachtpariteitkoersenzijn afkomstig van
het Statistische Bundesamt te Wiesbaden die voor Nederland door
het CBS zijn bewerkt.
Wegens d e grote verscheidenheid van de tariefstructuren is
het slechts ten dele mogelijk een vergelijking te maken tussen
de prijzen van de telefoongesprekken in de verschillende
Europese landen. In tabel 3 staat een overzicht van de prijzen
van een lokaal telefoongesprek in een aantal Europese landen
o p 1 maart 1980. O m een indruk te geven van de prijs van een
interlokaal gesprek staat in tabel 4 een overzicht van het
aantal seconden dat men o p 1 maart 1980 in de verschillende
Europese landen kon bellen voor één gulden over een afstand
van ca. 120 km.
Tabel 4. Vergelijking van de prijzen van een interlokaal
telefoongesprek in enkele Europese landen
De tijd in secondendie men
voor één gulden over
ca. I ZO km. kan bellen
België . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bondsrepubliek Duitsland . . . . . . . . . . . . .
Frankrijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Ierland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Nederland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Noorwegen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Oostenrijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Portugal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Spanje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Verenigd Koninkrijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Zweden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Zwitserland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
105
43
44
99
299
83
Uit de tabellen drie en vier komt duidelijk naar voren dat
Nederland wat betreft de prijs van een telefoongesprek tot de
goedkoopste landen in Europa behoort.
P. Knottnerus
G.J. Oude Essink
Appendix
Indien wordt aangenomen dat de duur van telefoongesprekken
exponentieel is verdeeld, hangt het gemiddeld aantal impulsen per
gesprek af van de gemiddelde gespreksduur en van de lengte van de
impulsperiode, te weten de tijd die verstrijkt tussen het afgeven van
twee impulsen. Hieronder volgt de afleiding van de formule, die dat
verband weergeeft.
Definieer:
s : de lengte van de impulsperiode;
d : de gemiddelde gespreksduur;
i : de stochast die het aantal impulsen van een gesprek weergeeft;
P . P(L=n);
t n de stochast die de duur van een gesprek aangeeft.
Er geldt:
Pn = P((n – 1)s
t
< ns).
Aangezien Lexponentirel is verdeeld met h = l / d , geldt:
Pn = (es/d – l )e -ns/d
(2)
zodat de verwachting van het aantal impulsen van een gesprek gelijk
is aan:
ne -ns/d = (es/d – lles/d Z ne -(n+l)s/d
EL= ($/d – 1)
n= l
n= l
E
e
n e-(“+
n= l
zichzelf
(3)
is het Cauchyprodukt van
Z
n= l
e-ns/d
met
en er geldt wegens absolute convergentie:
m
2 n ,-(n+ l)s/d = (
e-ns/d)l
n= l
n= l
gaat (3) m.b.v. (4) over in:
Ei = (1 – e-s/d)
-‘
De gemiddelde gespreksduur van de gesprekken in categorie 1 die
m.i.v. 2 januari 1980tijdtellend zijn geworden, bedraagt voor particulieren ca. 290 seconden terwijl de lengte van de impulsperiode 300
seconden is. M.b.v. (6) volgt hieruit dat het gemiddeld aantal impulsen van deze gesprekken 1,55 bedraagt.