Ga direct naar de content

De opgaande lijn

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 4 1984

De opgaande lijn
Voor het eerst sinds de tweede olieprijsschok in 1979 is er
een jaar verstreken waarin de economische ontwikkeling in
de OECD niet tegen maar mee is gevallen. Drie jaar lang
volgde de ene tegenslag na de andere – de economische groei
viel jaar in jaar uit lager uit dan verwacht, de inflatie hoger,
het internationale rentepeil brak historische records, de wereld balanceerde langs de afgrond van een internationale
schuldencrisis, de werkloosheid nam overal sterk toe en de
groei van de wereldhandel stagneerde — maar in 1983 pakte
het allemaal gunstiger uit dan was verwacht. In plaats van
een economische groei van 1 !/2 % zoals de OECD had voorspeld, werd het 2’/i%, de inflatie bleef beperkt tot 5!/2% in
plaats van 6% %, de werkloosheid steeg minder dan voorzien
en ook de wereldhandel ontwikkelde zich gunstiger dan men
had voorspeld 1). Het conjuncturele herstel waarop zo lang
was gehoopt, brak in 1983 eindelijk door – eerst en vooral in
de Verenigde Staten, maar later, en in mindere mate, toch
ook in Japan en Europa.
En niet alleen in 1983 zelf viel de ontwikkeling in een aantal opzichten mee, ook de vooruitzichten voor 1984 en verder
verbeterden aanmerkelijk. Nu in de meeste landen de inflatie
is gedaald, men de begrotingstekorten enigszins onder controle begint te krijgen en de winsten van het bedrijfsleven hoger worden, is er een behoorlijke kans dat het conjunctuurherstel verder doorzet. Natuurlijk zijn er nog wolken aan de
hemel – de rente is zowel ree’el als nominaal nog steeds te
hoog, de instabiliteit van de wisselkoersen blijft een bron van
zorg, het protectionisme ligt voortdurend op de loer en de
schuldenproblematiek is de wereld nog niet uit — maar met
wat geluk en wijsheid hoeven zij het beeld niet te overschaduwen. Daarom is er internationaal ook een groeiend vertrouwen in de economie ontstaan, wat er op zich zelf al toe kan
bijdragen het economische herstel te verduurzamen.
Het is duidelijk dat de huidige conjuncturele opleving geheel voor rekening van de Verenigde Staten komt. Het laatste
half jaar is het bruto nationaal produkt daar met T/2% gegroeid. Aanvankelijk trad vooral de particuliere consumptie
als ,,trekker” op, maar al snel volgden ook de investeringen.
In Europa was er van een zelfstandig conjunctuurherstel
geen sprake. Daar ontwikkelde de binnenlandse vraag zich
uitermate zwak, mede als gevolg van het restrictieve beleid
dat alom werd gevoerd. Dat Europa enigszins van het conjuncturele herstel kon meeprofiteren, was voornamelijk te
danken aan de sterke stijging van de export naar de Verenigde Staten, die bijzonder werd vergemakkelijkt door de ,,vervloekte hoge dollar”.
Zo had Europa toch nog een voordeel van de hoge dollarkoers, waarover de Europese regeringsleiders zich nog niet
zo lang geleden zo kwaad hebben gemaakt omdat de rente er
door omhoog wordt gejaagd. Maar het is misschien alleen
een voordeel voor de korte termijn. De OECD is althans van
mening dat op langere termijn het herstel, zowel binnen de
VS als daarbuiten, meer gediend is met een goedkopere dollar en een lagere rente. Daardoor kan de prille opleving worden geconsolideerd.
De hoge dollarkoers is een uitvloeisel van de onevenwichtigheden in de Amerikaanse economie op het gebied van de
begroting en de lopende rekening van de betalingsbalans.
Simpel gezegd hebben de begrotingstekorten in de VS de rente omhoog gedreven; de hoge rente heeft vervolgens enorm
veel buitenlands kapitaal aangetrokken; daardoor is de dollar veel duurder geworden dan uit een oogpunt van de grote
betalingsbalanstekorten gerechtvaardigd zou zijn. Deze situatie bergt verschillende gevaren in zich. In de eerste plaats is
al genoemd dat de hoge rente een duurzaam internationaal
herstel in de weg kan staan. In de tweede plaats leidt de dure
dollar tot wrevel bij Amerikaanse exporteurs en producenten

ESB 4-1-1984

die op de binnenlandse markt last ondervinden van de goedkope import. Zij vragen om (protectionistische) tegenmaatregelen waardoor het toch al niet al te beste internationale
handelsklimaat verder kan worden verstoord. In de derde
plaats is er het risico van een snelle koersval van de dollar, zodra de buitenlandse beleggers om een of andere reden hun
vertrouwen in de Amerikaanse economie verliezen en hun
dollardeposito’s terugtrekken. En als de dollar valt, kan hij
hard vallen; wisselkoersfluctuaties plegen zich nu eenmaal
niet erg geleidelijk te voltrekken. De internationale handel
krijgt dan een klap en de inflatie kan in de VS weer de kop
opsteken waardoor de groei wordt ondermijnd. Het beste
zou volgens de OECD een vermindering van het Amerikaanse begrotingstekort zijn, maar iedereen beseft dat de kans
daarop in een verkiezingsjaar niet erg groot is.
In Nederland hebben we tot nu toe nog niet erg veel van het
conjunctuurherstel gemerkt. Toch zijn de vooruitzichten
ook in ons land duidelijk positiever geworden dan in September jl. in de Macro Economische Verkenning 1984 is voorspeld. De jongste cijfers wijzen er op dat in elk geval de particuliere consumptie en de export hoger uitkomen dan geraamd. Ook de verschillende conjunctuurindicatoren laten
een duidelijke stijging zien. Het meest spectaculair is natuurlijk de koersstijging die in 1983 op de Amsterdamse effectenbeurs is gerealiseerd: als die een goede indicatie geeft van
het conjunctuurverloop staat het bedrijfsleven zelfs een uitstekend 1984 te wachten! Maar ook de ,,index van het consumentenvertrouwen” is in 1983 meer dan tien punten gestegen. De ERBO-enquete 1983 van de Vereniging van Kamers
van Koophandel onder het Nederlandse bedrijfsleven wijst
eveneens op een ,,duidelijke ommekeer in de negatieve ontwikkeling” 2). Vooral de ,,conjunctuurstuwende” bedrijven
hebben het in 1983 beter gedaan. Ook zijn in het afgelopen
jaar in vele sectoren de rendementen gestegen. Dit doet de
kansen op investeringsherstel zeker toenemen.
In de sfeer van de inkomens en de werkgelegenheid zal het
beeld in 1984 vermoedelijk nog in mineur blijven. De prioriteit is gelegd bij lastenverlichting voor het bedrijfsleven en
sanering van de publieke financien. Dat laat voor de particuliere inkomens en bestedingen in 1984 niet veel ruimte over.
Het kabinet lijkt vastbesloten zich door de ontluikende conjunctuur niet van zijn pad te laten afbrengen. Nederland
moet voorlopig nog blijven inleveren. Daarom blijft men
ook nogal zorgelijk doen over het conjunctuurherstel. De gezichten dienen in de plooi te blijven omdat in 1984 nog enkele
,,majeure” slagen moeten worden binnengehaald op het
matigings- en bezuinigingsfront (denk aan de stelselherziening van de sociale zekerheid).
Hoewel er in de directe sfeer van het loonzakje en de werkgelegenheid dus nog niet veel van een verbetering te merken
zal zijn, is er toch reden tot optimisme. Op een aantal fronten
heeft zich in de tweede helft van 1983 een fundamentele wending ten goede voltrokken, die zich in 1984 kan voortzetten.
Er is geen reden om aan te nemen dat Nederland in het internationale conjunctuurherstel niet zou kunnen meekomen. Al
moeten we er onmiddellijk aan toevoegen: er is nog een lange
weg te gaan.
L. van der Geest

1) OECD, Economic outlook, nr. 34, Parijs, december 1983.

2) ERBO-enquete 1983, Het bedrijfsleven in Nederland 1983, Vereniging van Kamers van Koophandel en Fabrieken in Nederland,
1983.

Auteur