Onderhandelen is eens omschreven als de kunst om iets
te nemen op zo’n manier dat de ander meent het te hebben
gegeven. Naar algemeen gevoelen heeft mr. D. P.
Spierenburg, door minister Van Aardenne Nederlands
beste onderhandelaar genoemd, o p zijn rondreis langs de
buitenlandse afnemers van Nederlands aardgas bewezen
deze kunst goed te verstaan. Hoewel de buitenlandse gasmaatschappijen contractueel (nog) niet tot heronderhandelingen konden worden verplicht, is hij erin geslaagd de
prijs van het gas o p te trekken tot een niveau dat alleszins
redelijk kan worden genoemd. Weliswaar is daarbij niet
het onderste uit de kan gehaald -Nederland heeft zich in
dat opzicht niet aan de OPEC gespiegeld -, maar wel is
,,na veel pijn en moeitemdeachterstand die de exportprijs
van het gas had ten opzichte van het olieprijspeil, voor het
grootste deel weggewerkt. Wanneer na oktober 1981 de
overgangsperiode is verstreken en de nieuwe prijsregeling
geldt, bedraagt de extra opbrengst per jaar bij gelijkblijvende stookolieprijs ca. f. 1,7 mrd. Naarmate de olieprijzen stijgen loopt dit bedrag verder op. Bij 20% olieprijsstijging bedraagt de extra opbrengst reeds f. 3,s mrd.
De goede afloop van de onderhandelingsmissie van
Spierenburg moet worden gezien tegen de achtergrond
van de situatie o p de aardgasmarkt in West-Europa. Voorop kan worden gesteld dataardgasdoorzijn relatiefgunstige eigenschappen, vooral voor het milieu, een vande meest
aantrekkelijke vormen van energie is. Aardgasiseen fel begeerd goed, waarnaar de vraag voorlopig nog wel veel groter zal blijven dan het aanbod. Weliswaar hebben zich momenteel naast Nederland op de Westeuropese gasmarkt
diverse andere (toekomstige) leveranciers aangediend
(Noorwegen, Algerije, Rusland, Nigeria en het Midden-Oosten), maar uit oogpunt van leveringszekerheid,
betrouwbaarheid als onderhandelingspartner, geografische of politieke ligging doen al deze concurrenten als
marktpartij toch nog aanzienlijk voor Nederland onder
(denk b.v. aan de stakingen begin dit jaar o p het Ekofiskveld, de voortdurende moeilijkheden met Algerije en de
politieke situatie in het Midden-Oosten, m.n. Iran). Indat
licht was de Nederlandse positie in de onderhandelingen
over het verhogen van de gasprijs dan ook bijzonder sterk.
Niettemin was duidelijk dat de rijpe appels niet zo maar
van de boom zouden vallen. Eerdere pogingen van deGasunie om een hogere prijs voor het aardgas te bedingen en
een nauwere koppeling tussen de gas-en stookolieprijs tot
stand te brengen, waren zonder resultaat gebleven. Ookde
rondreis begin dit jaar van minister Van Aardenne langs
zijn buitenlandse collega’s had nauwelijks perspectieven
geopend I). En hoewel de contractpartners de redelijkheid
van de Nederlandse voorstellen wel inzagen moest toch
zwaarder geschut in stelling worden gebracht o m d e kloof
tussen inzicht en offervaardigheid te overbruggen. Spierenburg had daarvoor enkele troeven achter de hand.
In de eerste plaats bood de Wet aardgasprijzenvan 1974
hem een stevige steun in de rug. Volgens artikel 2 van deze
wet kan immers de minister van Economische Zaken, ,,indien aardgas wordt geleverd tegen een prijs, die naar zijn
oordeel achterblijft bij de waarde daarvan, verbiedenaardgas binnen of buiten Nederland te leveren tegen een lagere
dan door hem vastgestelde prijs”. Als de afnemers vervolgens niet bereidwillig zouden zijn de vastgestelde prijs te
betalen, kunnen volgens artikel 4 ,,zonodig met behulp van
de sterke arm, maatregelen worden genomen om verdere
levering te beletten”. De kraan zou.dan kunnen worden
dichtgedraaid. Hoewel minister Van Aardenne in een
persconferentie zei, dat verstandige mensen het zover niet
laten komen, kan het Spierenburg niet kwalijk worden
genomen, dat hij aan de buitenlandse afnemers de inhoud
van de Wet aardgasprijzen zo duidelijk mogelijk heeft
uiteengezet.
Zeer belangrijk in de onderhandelingen waren ook de
verhoudingen in de z.g. operationele sfeer. Er is de buitenlandse afnemers uiteraard veel aan gelegen de aardgas-
voorziening zo goed mogeliik te laten verlo~en.
Daarvoor
is een goede vektandhÖudhg tussen de contractpartners
noodzakeliik. Alleen dan kunnen ..onvoorzienestorineen”
worden vokkomen of snel opgélost, of kan in g e v 8 ~ e n
waarin een extra beroep op de leverancier moet worden
gedaan, op medewerking worden gerekend. Ook voor die
,,servicewkan een prijs worden berekend en het schijnt dat
deze een belangrijke rol heeft gespeeld in de onderhandelingen.
Géén onderhandelingsruimte was aan Spierenburg geboden in de vorm van extra hoeveelheden aardgas. Als dat
in het onderhandelingspakket zou zijn opgenomen, had
volgens de regeringscommissaris nog een aanzienlijk hogere prijs kunnen worden bedongen. Zoals bekend is het Nederlandse gasbeleid echter gericht op het sparen van de beschikbare voorraden. Nieuwe contracten zijn sinds de eerste Energienota in 1974 niet meer afgesloten.
De resultaten die Spierenburg tegen deze achtergrond
heeft geboekt, zijn vrijwel algemeen als zeer positief
beoordeeld. Dat aan het succes ook schaduwzijden zijn
verbonden, lijkt daardoor echter geheel naar de
achtergrond verdrongen. In deeerste plaats is duidelijk dat
de verhoging van de exportprijs van het gas ook tot een
binnenlandse prijsstijging moet leiden, alleen al vanwege
EG-voorschriften om concurrentievervalsing te voorkomen. Van de f. 16,7 mrd. die de overheid naar schatting in
198 1 op kasbasis aan aardgasbaten ontvangt, is meer dan
de helft uit het binnenland afkomstig. Met name tuinders
en industriële grootverbruikers zullen dan ook weinig
ingenomen zijn met het ,,Spierenburg-effect”.
In de tweede plaats vindt een verdere overheveling van
middelen plaats van gezinnen en bedrijven naar de staat,
welke te vergelijken is met een belastingverhoging. Het
gevaar dreigt dat deze middelen worden aangewend voor
voortzetting van de potverteringspolitiek. Had de
Miljoenennota 1981in dit opzicht al weinig bemoedigends
te bieden, tijdens de algemene financiële en politieke
beschouwingen in de Tweede Kamerisdestrijd omdeextra
aardgasbaten pas goed losgebarsten. Het wemelde weer
van de mooie plannen.
Een omstreden punt vormen voorts nog de extra
opbrengsten die Shell en Esso als belanghebbenden in de
Gasunie in de schoot vallen. Verdere afroming daarvan
vindt niet plaats. In plaats daarvan hebben de olieconcerns
de minister in vertrouwelijke brieven toegezegd dat deze
middelen in de komendejaren in omvangrijke investeringsprogramma’s in Nederland zullen worden aangewend.
Misschien heeft Spierenburg, als hij over de laatste kleine
contracten met de Duitse elektriciteitsmaatschappijen
RWE en VEW overeenstemming heeft bereikt, tijd omook
deze afspraken van een iets steviger fundament te voorzien.
Tenslotte moet erop worden gewezen dat in het Plan van
gasajzet 1980 van de Gasunie reeds na 1985 een duidelijke
daling van de gasexport wordt voorzien. Dit element
behoort een belangrijke rol te spelen in elke discussie over
de besteding van de huidige baten. Door de fikse
prijsverhogingen van de laatste jaren en door het feit dat
sinds 1975 de toename van het binnenlandse verzekerde
aanbod van aardgas door opwaardering van de voorraden
bijna even groot is geweest als de afzet, lijkt het besef vande
eindigheid van de aardgasreserves weer naar de
achtergrond te zijn verdrongen. De tijd die beschikbaar is
om voor het wegvallen van de aardgasopbrengsten
vervanging te zoeken is evenwel niet lang. Er zal nog hard
moeten worden gewerkt aan versterking van de industriële
structuur voordat de echte ,,magere jaren” komen.
L. van der Geest
I ) De Nederlandse prijspolitiek is geen toonbeeld van slagvaardigheid geweest. In 1978 betaalde Italië nog gemiddeld 7.6 ct per
m3. Pas na lang aandringen in het parlement ondernam minister
Van Aardenne actie. Nederland moet in het verleden miljarden
zijn misgelopen.