De Miljoenennota 1987
Aan de kwaliteit van de Miljoenennota 1987 valt niet af te lezen dat een
deel van de ambtelijke top op Financier is gewisseld. De hoge standaard
waaraan de Miljoenennota vergeleken
met andere staatsstukken in de afgelopen periode heeft voldaan, is ook nu
weer gehandhaafd. Met is een helder
stuk, een voortreffelijke analyse met
helder taalgebruik, voor de echte belangstellenden. Compliment daarvoor.
Met stuk is echter tevens verwarrend
openhartig. Uitde Miljoenennota wordt
immers goed duidelijk dat het:
a. eigenlijk niet gaat zoals het moet
gaan;
b. dat het nog (te) lang van hetzelfde
zal moeten zijn voordat we er zijn.
In deze beperkte bijdrage beperk ik
mij tot het ‘woord vooraf van de minister en hoofdstuk I, ‘Het financieeleconomisch beleid’, maar dat levert al
stof genoeg op.
Er staan hele mooie uitspraken in.
Bij voorbeeld: ‘Nederland stevent niet
meer af op een renteniersmaatschappij waarin de overheid een overheersend beroep op besparingen doet en
deze overwegend voor een consumptieve bestemming worden gebruikt.’
(biz. 18). En ‘De grote verliezer bij de
gedaalde olieprijs in ons land is uiteraard de overheid, die zich voor zeer
veel lagere gasontvangsten geplaatst
ziet. Er is dan ook grand voor een ten
dele terugsluizen van de voordelen
voor bedrijven en particulieren naar de
overheid, alhoewel in de jaren zeventig
de Nederlandse overheid de toenemende begrotingsontvangsten uit
aardgas niet systematisch heeft teruggegeven aan de verliezers van toen.
Het had dan ook zeker in de rede gelegen in plaats van lastenverzwaring tot
een verdere uitgavenombuiging te komen als spiegelbeeld van de indertijd
gekozen bestemming van de gasbaten
voor verhoging van de collectieve uitgaven. De politieke realiteit brengt
echter met zich te erkennen dat een
verdere ombuiging van de uitgaven in
zo’n kort tijdsbestel (nog) niet mogelijk
is’ (biz. 14).
De minister van Financien moet het,
als men dit leest, toch wel erg moeilijk
hebben met wat de uitkomst voor 1987
is. Hij bevestigt dat overigens zelf in
zijn ‘woord vooraf. Ook dat is verwarrend openhartig. Niet alleen meldt hij
dat de trend van een dalend financieringstekort ‘helaas’ een jaar moet worden onderbroken, hij erkent tevens dat
de collectieve uitgaven nog steeds te
hoog zijn, maar ook dat het ‘gevaarlijk’
is ‘als grote delen van de collectieve
TV?. A.J. Mays
uitgaven politiek worden gevrijwaard
van ombuigen, of zelfs mogen stijgen’.
Wanneer dat wordt gekoppeld aan de
constatering van de minister dat de tarieven van de loon- en inkomstenbelasting in Nederland ‘veel te hoog zijn’
en dat (‘hopelijk tijdelijke’) verhoging
van de belastingdruk noodzakelijk is,
we kunnen met hem meevoelen als hij
het zelf een ‘(schrale) troost’ noemt dat
de collectieve-lastendruk in 1987 wel
constant blijft.
De minister had kennelijk verder willen gaan, maar het kon niet. Met zo’n
constatering zou men kunnen volstaan, maar dat voldoet niet echt. Immers, als het anders moet dan geeft de
constatering van ‘politieke onhaalbaarheid’ toch onvoldoende ruggesteun. Dat argument komt snel als versleten over. En naarmate de analyse
duidelijker en indringender is, keert het
argument zich tegen de gebruiker. Dat
gevaar ademt deze Miljoenennota toch
enigszins.
In dit verband wordt een sterker
doorgevoerd onderscheid tussen de
verschillende overheidsuitgaven gemist. Zou het politiek even onhaalbaar
zijn geweest als reeds nu verder gegaan werd in het onderscheid investeringsuitgaven en consumptieve bestedingen door de overheid? Binnen dezelfdenettoombuigingstotalenhado.i.
meer accent gelegd moeten worden op
het (nog verder) terugdringen van de
consumptieve overheidsbestedingen,
inclusief de overdrachtsuitgaven, ten
gunste van overheidsinvesteringen.
Juist ook met het oog op economische
groei en werkgelegenheid. Het zijn met
name de consumptieve overheidsuitgaven in ruime zin die van de aardgasboom hebben geprofiteerd. De inves-
teringsuitgaven hebben al die tijd sterk
onder druk gestaan.
Maar, de beste stuurlui staan aan
wal. Ondanks het feit dat er nogal wat
is af te dingen op de wijze waarop in het
bijzonder de terugval van de aardgasinkomsten (met f. 12,6 mrd., d.i. ruim
3% van het nationale inkomen) wordt
gecompenseerd – te veel lastenverzwaring en te weinig ombuigingen moet erkend worden dat het terugdringen van het financieringstekort terecht
de hoogste prioriteit heeft behouden.
(Dat in de Miljoenennota gesuggereerd wordt dat het financieringstekort
zelfs naar nul terug zou moeten, is natuurlijk onzin.) Tevens dienen wij ons
echter te realiseren dat als wij ons
neerleggen bij de stelling van de minister dat het politiek niet mogelijk was
verder te gaan, wij internationaal op
het terrein van de economische politiek nauwelijks of geen rol (meer) kunnen spelen. Andere landen zijn er wel
in geslaagd hun financieringstekort zodanig terug te dringen (de Miljoenennota geeft daar mooie voorbeelden
van) dat zij desgewenst het budgettaire beleid kunnen inzetten in hun economische politiek. Voor ons land geldt
dit niet. Wij zijn zeker tot 1990 nog bezig. Dat is jammer, zeker ook omdat
daarmede het accent nog sterker komt
te liggen op het monetaire beleid. En
dat blijkt in de praktijk door onze belangrijkste handelspartner te worden
gedicteerd.
Wij wisten dat we afhankelijk waren
van de ontwikkelingen om ons heen.
Maar dat het kennelijk zo sterk is als nu
uit deze Miljoenennota blijkt is teleurstellend.