De markt voor postzegels
DR. W. KEIZER*
Van alle soorten verzamelobjecten is de postzegel de populairste. Dat is niet verwonderlijk: de
postzegel is klein en licht – en dus eenvoudig transportabel -, er bestaan Internationale markten en
er is sprake van gestandaardiseerde waar. Dit leidt er mede toe dat postzegels, vergeleken met andere
verzamelobjecten, een relatief liquide vorm van beleggen zijn, hoewel koerswinsten pas op lange
termijn worden gerealiseerd. In dit artikel worden postzegels als beleggingsobject bekeken, en geeft
de auteur o.a. enkele praktische adviezen voor het beleggen in postzegels. Maar het gaat toch vooral
om het psychische rendement: het plezier dat aan het verzamelen wordt beleefd.
Inleiding
Bij ,,beleggingsobjecten” denkt men normaliter aan risicodragende of mijdende vermogenstitels en -objecten, zoals aandelen en obligaties, die periodiek een geldelijk rendement afwerpen en zeer liquide zijn. Er bestaan allerlei mengvormen van deze drie eigenschappen, zoals risicodragende objecten die geen
geldelijk rendement hebben, maar wel liquide zijn (b.v. goud),
of die een rendement hebben en illiquide zijn (b.v. onroerend
goed). Daarnaast is er nog een brede categoric van waardevolle
verzamelobjecten waarin men geld kan beleggen. Deze hebben
geen geldelijk rendement, zijn risicomijdend en relatief illiquide.
Klassieke voorbeelden van dergelijke verzamelobjecten zijn
kunst, antiek, sieraden, bibliofiele boeken en postzegels. Zij onderscheiden zich van andere pure verzamelhobbies door het feit
dat de individuele stukken hier zo duur kunnen zijn, dat men
evengoed van ,,beleggen” als van ,,verzamelen” kan spreken,
en doordat er goed georganiseerde nationale en Internationale
markten voor bestaan.
In een relatief oud cultuurland als Nederland (en West-Europa in het algemeen) is een groot deel van het totale nationale vermogen ,,belegd” in waardevolle verzamelobjecten. In vergelijking met het aantal beleggers in effecten is het aantal personen
dat een deel van hun vermogen heeft ,,belegd” in kunst, antiek
of postzegels, waarschijnlijk vele malen groter. Dit vermoeden
gaf aanleiding om een van deze verzamelgebieden, de filatelie, te
onderzoeken als potentieel beleggingsveld. De schrijver, zowel
economist als verzamelaar, zal in het onderhavige stuk trachten
een economenvisie op de filatelie te geven.
Postzegels worden wel eens aangeduid met de uitdrukking
,,de aandelen van de kleine man”. De uitdrukking (met haar associaties aan Fallada en Louis Davids) is enerzijds sterk verouderd, want de filatelie is al lang ,,big business” geworden, met
Internationale veilinghuizen die voor vijf miljoen gulden per veiling omzetten, maar heeft anderzijds haar geldigheid behouden
1). Nog steeds stelt de filatelie vele ,,kleine mannen” in staat zich
een aardig vermogentje bijeen te brengen. Van alle soorten verzamelobjecten is de markt voor postzegels de omvangrijkste en
populairste, met honderdduizenden participanten in zelfs een
klein land als Nederland 2). Naast een populaire hobby is de filatelie echter ook een interessant beleggingsveld, waarin men kan
beginnen met een geringe financiele inzet en het dan later (al naar
gelang van interesse, tijd en ervaring) kan uitbouwen tot een serieuze belegging. Daarbij moet de leek zich niet verkijken op de
internationale topstukken, die de pers halen als zij voor honderdduizend gulden of meer worden geveild, maar bedenken dat
een gbede collectie al gauw tientallen zegels en series bevat, die
elk meer dan f. 100 waard zijn.
De filatelie omvat niet alleen het verzamelen van gestempelde
of ongestempelde postzegels, maar ook dat van poststukken
– briefomslagen en postkaarten met of zonder postzegels – die
door liefhebbers worden gezocht vanwege hun frankering, afESB 19-6-1985
stempeling, wijze of route van verzending, censuurstempels enz.
Het verzamelen van poststukken is in de afgelopen jaren sterk
toegenomen, wat o.m. toegeschreven kan worden aan het filatelistische uitgiftebeleid van alle nationale posterijen, de enorme
oplagen van moderne zegels (waardoor de kans op latere waardestijging zeer gering is) en de hoge prijzen van de meer zeldzame
zegels. Hierna moet onder de term ,,postzegels” ook poststukken worden verstaan.
Het rendement op postzegels
Uit een beleggersoogpunt worden beleggingsobjecten gekenmerkt door hun rentabiliteit, liquiditeit en koersrisico. Verzamelobjecten zoals postzegels leveren geen periodiek geldelijk
rendement op, maar hebben een gering koersrisico en zijn minder illiquide dan andere verzamelobjecten. Hun grote nadeel is
dit ontbreken van een geldelijk rendement. Hun primair rendement is psychisch: het is het plezier dat de verzamelaar bij het
verzamelen en bezitten ervan ondervind. Dit rendement wordt
meteen geconsumeerd; het kan niet worden geaccumuleerd of
omgezet in andere vormen van consumptie of vermogen. Postzegels zijn dan duurzame consumptiegoederen, die als rendement
een continue stroom behoeftebevrediging opleveren.
Bij aan- en verkoop van postzegels kunnen echter koerswinsten worden gemaakt, waardoor zij geschikt zijn als potentieel
beleggingsveld. Er zijn twee soorten koerswinst mogelijk: arbitragewinst en speculatiewinst. Arbitragewinst is de statischewinst die gemaakt wordt als een koper de waar direct na aankoop weer tegen een hogere prijs kan verkopen. Het ontstaat
door de imperfectie van de markt, de onvolledige kennis van
sommige van de marktpartijen. Op een tijdstip bestaan er dan
verschillen in de aan- en verkoopprijzen voor hetzelfde object,
wat op een perfecte markt niet kan voorkomen. De arbitrageant
beschikt over informatie die de andere marktpartijen niet heb-
* De auteur is verbonden aan de Economische Faculteit van de Vrije
Universiteit te Amsterdam.
1) Volgens eigen opgave heeft het grootste Nederlandse veilinghuis een
jaarlijkse omzet van ca. f. 8 mln. (f. 3 mln. per veiling). Samen verkopen
alle Nederlandse veilingen voor ongeveer f. 20 mln. per jaar. De West-
duitse markt is ongeveer vijfmaal groter: de grote veilinghuizen daar zetten DM 4 mln. per veiling om, met een totale jaarlijkse omzet van alle veilinghuizen van rond de DM 100 mln.
2) Volgens een artikel in de Consumentengids van maart 1980 (biz. 101)
waren er in Nederland circa 400.000 postzegelverzamelaars, waaronder
200.000 ,,serieuze” verzamelaars. Het laatste getal schijnt overdreven.
Volgens het Westduitse veilinghuis Kohler zijn er in de Bondsrepubliek
grofweg 50.000 verzamelaars die jaarlijks DM 1.000 of meer aan hun
hobby besteden. Als wij de grotere omvang van de Westduitse markt erbij betrekken, zouden er in Nederland maximaal 10.000 ,,serieuze” verzamelaars kunnen zijn.
601
ben (of niet benutten) en ontvangt dit prijsverschil als vergoeding voor zijn arbitrage.
Door de enorme heterogeniteit van de waar, de segmentatie
van de markt in talloze deelmarkten en door het gebrek aan
marktdoorzicht bij de deelnemers is de totale markt voor postzegels zeer imperfect. Voor vele aanbieders zijn de kosten van verkrijging van volledige informatie over de juiste marktwaarde
van hun waar prohibitief hoog, zodat zij het tegen oneven-
wichtsprijzen aanbieden. Beter gei’nformeerde kopers kunnen
daardoor arbitragewinsten behalen die een veelvoud van de
koopsom kunnen zijn. Zulke winsten zijn niet mogelijk bij beleggingsobjecten die op (bijna) perfecte markten worden verhandeld, zoals aandelen of goud. Op de markt voor postzegels
(en nog meer bij poststukken) komen zij vaak voor en zijn een
port gering, zodat er geen verzekering nodig is. Om deze redenen
rekenen veilinghuizen lagere commissies dan bij andere verzamelobjecten, zoals kunst en boeken.
De markt voor postzegels is internationaal. Lage transportkosten maken postzegels internationaal verhandelbaar. Nationale voorkeuren maken dat de grootste belangstelling (en dus de
hoogste prijzen) voor b.v. Nederlandse postzegels weliswaar in
Nederland zelf bestaat, maar er zijn geen technische redenen
waarom ze niet evengoed in New York of Singapore verkocht
kunnen worden. Men kan in elk land met een vrije-markteconomie ter wereld wonen, zijn Nederlandse zegels overal inkopen en
ze uiteindelijk in Nederland zelf verkopen. De lage transportkosten horen de internationale markt zeer efficient te laten functioneren, zodat er geen internationale prijsverschillen voor de-
bijkomstige attractie bij het beleggen. In dit opzicht heeft de fila-
zelfde postzegels bestaan. Er zijn echter kosten en moeite ver-
telie een voordeel boven de meer gangbare beleggingsvelden.
Theoretisch zijn deze winsten natuurlijk geen zuivere winsten,
want het verkrijgen van de meer volledige informatie gaat ge-
bonden aan het verkrijgen van informatie over de marktomstan-
paard met kosten in de vorm van het aanschaffen en bestuderen
van de vakliteratuur, het bijhouden van veilingopbrengsten en
het opzoeken van klanten. Deze conclusie geldt voor alle
,,winsten” die met beleggingen zijn te behalen: op perfecte
markten (met ook zekerheid over de toekomst) kunnen zij niet
voorkomen, en op imperfecte markten zijn zij of een toevalstreffer in een kansspel, waar een even groot risico van verlies tegenover staat, of een verkapt soort arbeidsloon. Om de beroemde
uitspraak van Milton Friedman te parafraseren: ,.There’s no
such thing as a ,,free” profit!”
,,Speculatiewinst” is de gebruikelijke koerswinst op beleggingsobjecten en is in feite arbitragewinst over tijd, d.w.z. het
verschil tussen huidige en toekomstige prijzen. Deze winst berust
ook op onvolledige informatie (onzekerheid over de toekomst)
en op het ontbreken van ,,futures markets”. Ook in de filatelie
zijn reele speculatiewinsten mogelijk en op de lange termijn
waarschijnlijk. De gemaakte koerswinst kan worden uitgedrukt
als een jaarlijks percentage van de oorspronkelijke aankoopprijs
en dan als het periodieke geldelijke ,,rendement” worden beschouwd. Men kan dit het ,,koersrendement” noemen. Zoals
wij in een volgende paragraaf zullen zien, worden postzegels gekenmerkt door een gestage prijsstijging, zodat beleggingen hierin op de lange termijn een positief koersrendement hebben.
Daarbij komt dat het koersrisico (de kans op verlies bij latere
verkoop) over het algemeen als gering wordt beoordeeld:,,… de
kans op verlies is niet erg groot, behoudens dan bij modegevoeli-
ge landen” 3).
Het koersrendement kan jaarlijks worden vastgesteld zonder
dat men zijn stukken eerst moet verkopen om de geldende
marktwaarde aan de weet te komen. Er verschijnen jaarlijks algemene en gespecialiseerde catalogi voor alle verzamelgebieden,
waarin de geldende marktwaarden van alle zegels op dat gebied
staan vermeld. Catalogusprijzen zijn geen actuele marktprijzen,
want in werkelijkheid worden postzegels tegen een variabele
fractie van de geldende cataloguswaarden verhandelt. ledere
verzamelaar/belegger kan al gauw te weten komen tegen welke
fractie(s) van de Catalogusprijzen zijn zegels op de markt worden
gekocht en verkocht (b.v. Nederland na 1945 postfris ongestem-
peld: bij aankoop door de handel 40% en bij verkoop 60% van
de catalogusprijs). Catalogi verminderen de kans op arbitragewinsten, maar stellen de belegger wel in staat jaarlijks de marktwaarde van, en het koersrendement op zijn belegging te bepalen.
In dit opzicht vertonen postzegels overeenkomst met aandelen
en genieten zij een belangrijk voordeel boven kunst en antiek als
beleggingsobject. Daar bestaan geen periodieke prijscatalogi en
is een koers- en rendementsbepaling niet mogelijk.
Redenen voor hel beleggen in postzegels
Er zijn een aantal objectieve factoren op te noemen, die postzegels tot een aantrekkelijk beleggingsobject op de lange termijn
maken, vooral in vergelijking met andere verzamelobjecten.
Postzegels zijn zeer kleine en lichte vermogensobjecten. Zij
vergen nauwelijks ruimte: een zeer waardevolle collectie hoeft
niet meer dan twee albums in beslag te nemen. Zonder de albums
kunnen tienduizenden guldens aan postzegels zelfs in een sigarenkistje worden bewaard. Zij vergen geen onderhoud en bij verzending nauwelijks verpakkingsmoeite en -kosten, zodat ze per
aangetekende brief of pakketje over de hele wereld verstuurd
kunnen worden. Daarbij is het risico van beschadiging bij trans602
digheden op buitenlandse markten. Nederlandse verzamelaars
weten niet altijd welke Nederlandse zegels in New York of Londen worden aangeboden, en de verkopers daar kennen niet altijd
de geldende marktprijzen in ons land. Daardoor bestaan er soms
toch behoorlijke prijsverschillen tussen de binnen- en buitenlandse markten en kan geografische arbitrage lonend zijn. Dit
doet de prijsverschillen echter weer verdwijnen — de internationale markt neigt voortdurend naar evenwicht. Postzegels zijn
vermoedelijk beter internationaal verhandeibaar dan het merendeel van de nationale kunstvoorwerpen, antiek of boeken. Men
hoeft de taal, cultuur en geschiedenis van een land niet te kennen
om met succes in de postzegels ervan te beleggen.
Het internationalisme van de markt houdi ook in dat men in
zegels van elk gewensl land (en dan nog van elke periode tussen
ca. 1850 en heden) kan beleggen en zodoende het meest belovende beleggingsgebied kan uitzoeken. Het heeft voor een Nederlandse belegger weinig zin om te willen beleggen in Amerikaans
antiek of Colombiaanse volkskunst, maar het kan wel in de postzegels van die landen. Men kan een waardevolle collectie OudPerzie, klassiek Colombia of Russische stadspost v66r 1900 opbouwen en het in alle landen met een vrije economic weer verkopen. Een postzegelcollectie blijft ook een groot deel van zijn
waarde behouden als de vraag vanuit het land van oorsprong of
de grootste belangstelling geheei of gedeeltelijk wegvalt door
oorlog, economische crisis of beperkingen op de kapitaaluitvoer. Na 1918 waren b.v. Russische spoorwegobligaties waarde-
loos (de Bolsjewieken weigerden de tsaristische schulden te erkennen), maar oude tsaristische postzegels kunnen ook nu nog
tegen hoge prijzen in het West en worden verkocht. Dit geldt
voor alle landen waar nationalistische of socialistische regimes
buitenlandse bedrijven onteigenen of weigeren hun staatsschulden aan buitenlanders na te komen: aandelen of staatsobligaties
worden daardoor waardeloos, maar de goede postzegels van die
landen blijven een deel van hun waarde houden, ook al valt de
binnenlandse vraag ernaar weg. De internationale prijzen zullen
niet evenredig dalen, want het potentiele aanbod vanuit die landen zal waarschijnlijk door beperkingen op de kapitaaluitvoer
eveneens wegvallen en dus voor een mate van prijshoudendheid
zorgen.
Hetfeit dat postzegels klein en licht zijn, betekent ook dat zij
gemakkelijk legaal ofillegaal over de nationale grenzen gebracht
kunnen worden. Daardoor kunnen hun eigenaars in tijden van
crisis een deel van hun vermogen veilig stellen. Vooral in tijden
van (burger)oorlog, deviezen- en kapitaalrestricties, onzekerheid en vrees voor vermogensconfiscatie is dit een voordeel. Gegoede etnische minderheden, die in sommige landen in voortdurende vrees voor vervolging en bezitsconfiscatie leven, beleggen
om deze reden dan ook een deel van hun vermogen in hoogwaardige, gemakkelijk vervoerbare en internationaal verhandelbare
vermogensobjecten zoals sieraden en postzegels. De laatstgenoemde hebben daarbij het voordeel dat zij gemakkelijker verstopt en gesmokkeld kunnen worden. In landen waar de inwoners graag een deel van hun vermogen het land uit willen hebben,
is dan meestal ook geen dure postzegel meer in de handel!
Evenals aandelen of goud zijn postzegels gestandardiseerde
waren, waarop geijkte en preciese kwaliteitsbeschrijvingen van
toepassing zijn. Hierdoor is ongeziene aankoop per post of telefoon mogelijk, wat de internationale verhandeling vergemakkelijkt. Transactiekosten zijn laag, omdat bezichtiging vooraf on-
3) Consumentengids,!g. 28, nr.3, maart 1980, biz. 105.
nodig is. Het aanbod van een waardevolle zegel kan worden afgekort tot: ,,Nederl. nr. 101 xxx f. 1.500″, waarbij ingewijden
weten dat het hier gaat om de 1913 Jubileumzegel van f. 10,
NVPH catalogus nr. 101, postfris zonder plakker, met een cataloguswaarde van f. 2.600. Vergelijking met andere aanbiedingen in filatelistische tijdschriften en veilingcatalogi leert de potentiele koper al gauw of deze vraagprijs hoog of laag is. Uit de
verkoop van een willekeurig ander exemplaar van een zegel kan
een bezitter opmaken wat ongeveer de waarde van zijn eigen stuk
is. Dit kan niet bij kunst en antiek, waar elk stuk haast uniek is en
de gerealiseerde prijs voor een soortgelijk stuk iemand niet garandeert dat zijn eigen exemplaar ongeveer evenveel zal op-
brengen.
Het bestaan van catalog! houdt in dat het hele verzamelgebied
is geinventariseerd en dat atle zegels bekend zijn. De belegger
weet vooraf hoe omvangrijk het beleggingsveld is en in welke
stukken hij kan beleggen. Bovendien brengt het bestaan van catalogi met zich mee dat iedere verzamelaar (maar niet noodzakelijkerwijze de belegger!) er naar streeft zijn collectie te completeren. Hij kent geen bevrediging tot ook het laatste ,,gat” in zijn
collectie is gevuld. Deze volledigheidsdrang heeft drie economische consequenties:
– de toetredingsdrempel tot een bepaald verzamelgebied is
laag: met een smalle beurs kan men beginnen met de goedkoopste zegels van het gebied te kopen;
– gegoede verzamelaars kunnen niet volstaan met het kopen
van alleen de dure waarden (bij kunst en antiek heeft het
vaak juist snob-appeal om alleen ,,topstukken” te bezitten!), maar moeten volledigheidshalve ook de goedkope zegels kopen en daardoor hun prijzen opdrijven;
– minder gegoede verzamelaars zullen eens alle goedkopere zegels van het gebied bezitten en moeten dan wel meedingen
naar de duurdere stukken. Bij andere verzamelgebieden valt
het gemakkelijker om te berusten in een beperkt bezit en ver-
dere deelname aan de markt te staken.
Vergeleken met andere verzamelobjecten zijn postzegels een
relatief liquide vorm van belegging door de lagere winstmarges
van de tussenhandel. Voor courante waar rekent de handel een
winstopslag van 50% (soms nog minder), zodat men zijn belegging met een verlies van 33% direct weer ten gelde kan maken.
Veilinghuizen berekenen voor zegels beneden de f. 1.000 een
commissie van 15% aan zowel de koper en de verkoper, zodat
men een verlies van 26% lijdt als men zegels op een veiling koopt
en direct daarna weer voor dezelfde toeslag laat verkopen 4).
Voor individuele kavels boven de f. 1.000 en voor collecties boven de f. 10.000 betaalt de verkoper slechts 10% commissie (verlies 22% bij herverkoop) en voor nog grotere objecten kan men
nog lagere commissies bedingen. Bij boeken en kunst liggen de
handelsmarges veel hoger: veilinghuizen berekenen een commissie van 20% aan de koper en 25% aan de verkoper, waardoor het
verlies bij onmiddellijke herverkoop 37% is. Volgens antiquarische boekhandelaren moeten zij met een gemiddelde winstopslag van 250% werken om te kunnen voortbestaan (verlies 60%)
en voor minder courante boeken wordt een nog grotere opslag
gehanteerd. Bibliofilie leent zich dan ook niet voor belegging
met winstoogmerk. Volgens de Consumentengids van oktober
1979 gelden deze hoge handelsmarges ook voor beleggingen in
diamanten, waarbij blijkt dat de handel helemaal niet gei’nteresseerd is in de aankoop van particulieren tegen andere dan
,,afbraakprijzen”.
Portefeuille vorming en spreiding van koersrisico is bij het beleggen in postzegels niet alleen mogelijk, maar gebeurt haast
automatisch. De koersontwikkeling van de verschillende (series)
postzegels van zelfs een land is vaak ongelijkmatig: sommige zegels stijgen meer dan andere en ongebruikte zegels meer of minder dan gestempelde. Door slechts in de zegels van een land te beleggen, bereikt men al een zekere risicospreiding. Zeer vele verzamelaars hebben meer dan een collectie, waarin zij gelijktijdig
of alternatief beleggen. De heterogeniteit van de koersontwikkeling is een ander kenmerk dat postzegels in gemeen hebben met
aandelen.
Zoals genoemd, is de mogelijkheid van arbitragewinsten een
bijkqmstige attractie bij het verzamelen van, en het beleggen in,
postzegels, die bij de meer gangbare beleggingsvormen met hun
perfectere markten niet bestaat.
Ten laatste moet een fiscale attractie worden genoemd: volgens de Wet op vermogensbelasting hoeft er op collecties postzegels en poststukken, als zijnde ,,voorwerpen van kunst en wetenESB 19-6-1985
schap”, geen vermogensbelasting op de waarde worden betaald,
mils zij ,,op wetenschappelijke basis” zijn opgezet en dus niet
bestaan uit 100 maal dezelfde zegel. Eveneens hoeft er geen inkomstenbelasting worden betaald op de eventuele waardestijging bij verkoop, tenzij men dat beroepsmatig doet.
De vraag naar postzegels
De kopers van postzegels zijn ruwweg in drie groepen te verdelen: zuivere hobbyisten, speculanten en verzamelaar-beleggers.
De pure hobbyisten, die postzegels uit liefde voor het verzamelen kopen, kopen als beginnelingen meestal de nieuwe uitgiften en eerste-dagenveloppen (FDC’s) van hun eigen land. Van
deze objecten worden echter soms wel 20 miljoen series uitgegeven (waarvan een groot deel naar de handel gaat) en de kans op
waardestijging en winst nul is. Hun ,,rendement” is het plezier
dat de hobby hun verschaft, en het eventuele verlies bij latere
verkoop was dan consumptie. Deze categoric omvat echter ook
bepaaldc collectioneurs, zoals de legendarische baron Von Ferrari, die, door welke motieven ook gedreven, grote sommen geld
voor schaarse (en het liefst unieke) postzegels uitgeven zonder
primair winst bij latere verkoop op het oog te hebben. De vraag
van de echte liefhebbers is stabiel en niet erg gevoelig voor con-
junctuurschommelingen. Zij leggen een bodem in de markt en
op hun vraag is de lange-termijnwaarde van postzegels gebaseerd.
Speculanten treden tot de markt toe in tijden van inflatie,
daartoe aangelokt door de snelle prijsstijgingen die postzegels
dan doormaken, en stolen hun belegging weer af als de conjunctuur daalt. Hun vraag is instabiel — zij kopen vooral de zegels
van modieuze landen, dure trendgevoelige zegels en complete
vellen van de nieuwe speciale uitgiften. Met het laatste hebben zij
de afgelopen jaren flinke verliezen gemaakt: de speciale uitgiften
van Nederland van de jaren 1977-1980 brengen thans bij verkoop aan de handel of op veilingen tot 30% minder dan hun
frankeerwaarde op! Zij veroorzaken ook de modieuze trends in
de filatelie, waardoor de zegels van een bepaald land of thema
ineens in de mode zijn en snel in prijs stijgen, om daarna voor jaren te stagneren of zelfs te dalen wanneer de speculanten zich op
andere gebieden richten. De algemene opinie in de vakliteratuur
is dat korte-termijnspeculatie in postzegels niet lonend is.
Verzamelaar-beleggers zijn hun hobby oorspronkelijk uit liefde begonnen en hebben in de loop der jaren een grote kennis over
hun gebied opgebouwd. Indien men al een grote collectie heeft
en voor de nog ontbrekende stukken steeds grotere bedragen
moet betalen, worden de verdere aankopen ook met een beleggingsoogmerk gedaan. De gespecialiseerde verzamelaar heeft
een grote kennis van de marktomstandigheden op zijn gebied en
kan daardoor zowel arbitrage- als speculatiewinsten behalen. Zij
handelen daarom vaak ook op een beperkte schaal in postzegels
om met de winsten hun eigen collectie te financieren.
Op de lange termijn is er een gestage groei van het aantal verzamelaars en dus van de totale vraag. Men kan een seculaire tendens formuleren, volgens welke de vraag naar postzegels (en andere verzamelobjecten) toeneemt met:
– de stijging van het welvaartspeil van een land. De verzamelbehoefte is een psychische behoefte, die zich dringender manifesteerd en in toenemende mate bevredigd wordt naarmate
de stijgende welvaart de fysiologische en sociale behoeften
van de bevolking bevredigd heeft;
– de sociaal-culturele ontwikkeling van de maatschappij;
– de toenemende veroudering van de bevolking. Mensen wij-
den zich veelal aan een verzamelhobby nadat zij hun beroepsloopbaan hebben voltooid en hun kinderen zijn opgegroeid. Een zeer groot deel van de serieuze verzamelaars
bestaat uit oudere mensen.
Op grond van deze, in de ontwikkelde Westerse maatschappijen algemeen geldende tendensen, kunnen wij op de lange termijn
een gestage groei van het aantal verzamelaars verwachten. Een
zuiver-economische reden is de seculaire stijging van het algemene prijspeil in haast alle landen. Postzegels zijn inflatiebesten4) Als een kavel bij opbod wordt verkocht voor f. 100 en de commissie
15% bedraagt, is de koopprijs f. 115. Als de koper het daarna weer voor
een bod van f. 100 laat veilen en een verkoperscommissie van 15% moet
betalen, ontvangt hij netto f. 85. Zijn verlies is f. 30 op f. 115 = 26%.
603
dig, zodat het verzamelen ervan een van de manieren is waarop
zijn internationaal, zodat Nederlandse verzamelaars en beleg-
men zich tegen de geleidelijke geldontwaarding kan indekken.
gers schriftelijk kunnen meebieden op buitenlandse veilingen.
Hun prijzen stijgen in tijden van actuele en verwachte inflatie en
Vroeger waren de veilingen wat elitair, en gericht op de rijke verzamelaar, maar de wetten van de economie hebben ook hier een
verregaande mate van ,,democratisering” bewerkstelligd. Grote
stagneren of dalen bij deflatie. Op de lange termijn domineert
echter een seculaire inflatietendens, waardoor de nominale
waarden van postzegels stijgen.
Tegenover de stijgende vraag staat een vast aanbod, zodat ook
Internationale veilingen eisen nog wel een minimumtaxatiewaarde van f. 100 per individuele kavel en een minimum-
de reele waarden van postzegels in de loop van de tijd stijgen.
Men kan zelfs verwachten dat het aanbod langzaam afneemt,
want elk jaar wordt een aantal waardevolle postzegels vernietigd
door nalatigheid, ongelukken, branden en rampen. Op de lange
waarde van f. 3.000 voor de hele inlevering, maar kleine veilingen (die de laatste jaren overal uit de grond schieten) bieden zelfs
al individuele kavels van f. 30 aan. Voor de kopers zijn de veilingen interessant vanwege het grote aanbod aan zeldzame stuk-
termijn vertonen zowel de nominale als de reele waarden van
ken, en voor de verkopers omdat zij hier het grootste publiek
kunnen bereiken. Vooral voor niet-gecatalogiseerde postzegels
postzegels een stijgende tendens. Alle studies naar het geldelijke
rendement van postzegels benadrukken echter het langetermijnkarakter van de speculatiewinsten die te behalen zijn;
,,Mit einer schnelleGewinnnahmedarf man nicht rechnen, auch
nicht mil einer iiberdurchschnittliche Verzinsung des einge-
en voor alle zeldzame poststukken is veilen de enige manier
waarop de verkoper te weten kan komen wat de ,,juiste” prijs
voor zijn materiaal is. De lage commissie van de tussenpersoon is
een voordeel voor beide marktpartijen.
setzten Kapitals. Auf langere Sicht allerdings lohnt sich die Anlage in Briefmarken durchaus …”5). Een onderzoek van de
Consumentenbond droeg deze conclusie zelfs in de titel: ,,Postzegels: ‘n belegging voor langere termijn”.
De zin van tijdreeksen van postzegelprijzen voor de belegger
De mark! voor postzegels
recente prijsontwikkeling van de zegels van het betreffende land
geillustreerd met behulp van tijdreeksen van catalogusprijzen.
In vele artikelen over postzegels als beleggingsobject wordt de
Impliciet suggeren dergelijke tijdreeksen dat men daaruit iets
De totale markt voor postzegels kan verdeeld worden in drie
kan afleiden omtrent de toekomstige prijsontwikkeling en dus
submarkten: de directe markt, de professionele handel en de
veilighandel.
over de winstgevendheid van het beleggen. Helaas zijn zulke
tijdreeksen weinig zinvol vanuit een beleggersoogpunt.
De directe markt ontstaat als twee verzamelaars direct met el-
Op postzegels (evenals op andere niet-reproduceerbare verza-
kaar ruilen of aan elkaar verkopen. Deze markt is diffuus, sterk
melobjecten) is bij uitstek de z.g. ,,Oostenrijkse” waardeleer
gesegmenteerd en dus onoverzichtelijk. Om deze redenen is het
een klein gedeelte van hun materiaal direct van/aan elkaar en
ruil in natura komt nog maar zelden voor. Bij poststukken komt
van toepassing. Deze waardeleer legt een sterke nadruk op de
subjectieve factoren die de prijs bepalen (,,een postzegel/schilderij/antiek meubel is waard wat een gek ervoor geeft”) en op de
onzekerheid en dus objectieve onvoorspelbaarheid van de toe-
de directe ruil vaker voor, omdat elk poststuk haast uniek en
komst. Het stelt dat historische data geen leidraad moeten zijn
veelal schaars is, zodat de aanbieder liever een ander stuk ont-
voor onze huidige besluitvorming omtrent de onbekende toekomst: ,,bygones be bygones” in de woorden van Jevons. Het
een inefficiente markt. Verzamelaars kopen/verkopen slechts
vangt dan een bedrag aan geld waarvoor hij geen andere gewenste stukken kan terugkopen. Er zijn algemene en gespecialiseerde verenigingen, filatelistische tijdschriften met advertentiepagina’s en periodieke en regelmatige ruilbeurzen (b.v. de
feit dat de catalogusprijzen van Nederlandse postzegels over de
periode 1980-1983 nagenoeg constant bleven (en hun marktprijzen zelfs daalden), zegt niets over de toekomstige ontwikkeling
Amsterdamse postzegelbeurs elke woensdag en zaterdag op de
N.Z. Voorburgwal) om het contact tussen de verzamelaars te
verbeteren. Omdat de tussenhandel met zijn winstmarges ont-
van de prijzen. Voor de besluitvorming van een belegger zijn niet
de historische koersontwikkelingen van belang, maar de juist-
breekt, kan de verzamelaar op de directe markt de laagste
inkoop- en de hoogste verkoopprijzen bedingen, maar er staan
marktontwikkelingen.
hoge transactiekosten tegenover.
De professionele handel ontstond om deze transactiekosten te
verminderen, maar is op zijn beurt overvleugeld door een nog efficientere marktvorm, nl. de veilingen. De enorme omvang van
groot probleem. De gebruikelijke tijdreeksen van catalogusprijzen gaan mank aan het feit dat deze slechts richtprijzen zijn,
de filatelie, de hoge prijzen van de schaarsere postzegels en de
zen met een ,,lag” en zijn bovendien niet geheel betrouwbaar.
hoge rentestanden maken het de normale handelaar onmogelijk
nog een behoorlijk assortiment te voeren. Thans verkopen zij in
De bekende Nederlandse postzegelcatalogus wordt uitgegeven
door de NVPH (Nederlandse Vereniging van Postzegelhandela-
hoofdzaak de goedkopere zegels (tot ongeveer f. 100), filatelistische benodigdheden (catalogi, albums e.d.) en ,,nieuwtjes”, de
nieuwe uitgiften en FDC’s van enkele populaire landen. Poten-
ren) en de Engelse catalogus door de grote Britse postzegelfirma
tie’le kopers van dure zegels kopen nog maar weinig bij handelaren, omdat zij duurder zijn dan veilingen en de duurdere zegels
meestal toch niet in voorraad hebben. Het is de potentiele beleg-
ger dan ook niet aangeraden dure beleggingsstukken bij verkoop
aan de handel aan te bieden. Daarentegen kunnen hele collecties
met veel,,klein” materiaal juist het beste aan de handel worden
verkocht. Zij zullen daar maar een relatief kleine fractie van de
totale cataloguswaarde opbrengen, maar de opbrengst kan ho-
ger zijn dan bij veilen. Ook op de veilingen worden collecties met
veel goedkoop materiaal in hoofdzaak door handelaren ge-
kocht, maar dan moet er ook nog een veilingcommissie van 15%
naar weerszijden van af.
Veilinghuizen hebben de afgelopen twintig jaar grotendeels de
plaats van de postzegelhandelaren ingenomen. Dit veilingwezen
gebeurt in hoofdzaak per post, maar het veilen zelf geschiedt in
heid van zijn subjectieve verwachtingen over de toekomstige
Bovendien is de kwestie van de juiste historische data een
waarvan de werkelijke marktprijzen gedifferentieerde en varia-
bele fracties zijn. Catalogusprijzen volgen de actuele marktprij-
Stanley Gibbons Ltd. Kan men werkelijk van deze uitgevers verwachten dat zij hun normatieve cataloguswaarden proportioned met de actuele marktprijzen zullen laten dalen (zoals in de
periode 1980-1982 gebeurde) en daarmee hun eigen voorraden
laten devalueren? Wat eerder gebeurt, is dat de catalogusprijzen
constant blijven, terwijl onder druk van de economische omstandigheden en de concurrentie de fracties dalen waartegen de
zegels op de markt worden verhandelt. Bij een aantrekkende
markt gaan de fracties weer stijgen, terwijl de catalogusprijzen
nahinken. Na jaren zijn deze veranderingen in de handelsfracties
nog moeilijk te achterhalen.
De betrouwbaarste gegevens over de historische prijsontwikkeling zijn de gerealiseerde veilingprijzen, maar het opstellen
van tijdreeksen hiervan levert vele methodologische en selectieproblemen op. Om al deze redenen zal in dit stuk worden afgezien van vergelijkingen van tijdreeksen van bepaalde zegels en
landen in recente jaren.
het openbaar, zodat het aanwezige publiek kan meebieden. Weken voor de veilingdatum krijgen interessenten de gei’llustreerde
veilingcatalogi thuis gestuurd met een formulier om schriftelijk
te bieden als zij de veiling niet kunnen bijwonen. Sommige veilinghouders vragen een bijdrage van rond de f. 10 voor de
kosten van de catalogus (een Duitse veilinghouder decide mee
dat de druk- en verzendkosten van zijn catalogus DM 180.000
per veiling bedroegen!), maar bij anderen zijn ze gratis. De vei-
lingmeester biedt namens de schriftelijke bieders. De veilingen
604
5) K. Ohem, Zwischen Geldanlage und Hobby, Frankfurter Atlgemeine
Zeitung, 3 november 1984,
Hoe belegt men met succes in postzegels?
de realisatieprijs, zijn de signalen dat men zijn belegging moet
liquideren.
De schrijver wil hier pogen enkele praktische adviezen te geven aan potentiele beleggers die bereid zijn enige tijd en moeite te
besteden om de z.g. ,,speciale risico’s” te verminderen 6).
De eerste stap is het kiezen van een specifiek filatelistisch
Slot
beleggingsgebied. Hoe specifieker en beperkter het gebied is,
De hausse die postzegelprijzen doormaken in tijden van infla-
hoe lager zijn de kosten van het verwerven van de noodzakelijke
informatie en hoe groter de kans op zowel arbitrage- als specula-
tie (zoals Nederlandse zegels in de periode 1977-1979 en Westduitse van 1977-1982) doet vele speculanten denken dat er in de
tiewinsten en een positief geldelijk rendement. Zeer algemene
(b.v. ,,hele wereld” of ,,Britse kolonien”) en moderne thematische (b.v. ,,ruimtevaart” of ,,Olympiadezegels”) collecties zijn
filatelie grote winsten kunnen worden gemaakt tegen een gering
koersrisico. De daaropvolgende stagnatie in de markt leidt ertoe
dat de filatelie wordt afgeschreven als winstgevend beleggings-
zekere financiele verliesposten en moeten eerder als hobbyobject worden beschouwd. Als selectiecriteria kunnen gelden: de
veld. Zoals vaak ligt de waarheid in het midden. Indien men een
echte liefde voor een bepaald verzamelgebied heeft (of ontwik-
verwachte lange-termijn soliditeit van de echte verzamelaarsbe-
kelt), een zekere hoeveelheid tijd en moeite in het verzamelen/
langstelling voor het betreffende gebied; de prijzen en de verkrijgbaarheid van de zegels (er moet voldoende materiaal in de
middelste en hogere prijsklassen verkrijgbaar zijn); de verwachtingen omtrent de toekomstige economische ontwikkeling en
beleggen wenst te steken en over een lange periode wenst te verzamelen, dan zijn er in de filatelie terdege ,,winsten” te maken.
Voor de categorie ,,verzamelaar-beleggers” is de kenschetsing
van postzegels als ,,de aandelen van de kleine man” toepasse-
stabiliteit van het land met de grootste vraag naar de betreffende
zegels (waar hun prijzen dus worden bepaald); en ten slotte de
subjectieve voorkeur van de belegger zelf. Anders dan bij normale beleggingsobjecten, vergt succesvol beleggen in verzamel-
lijk. Door eerst een behoorlijke kennis omtrent het gekozen verzamelgebied op te bouwen en op basis daarvan oordeelkundig te
beleggen, kan men op de lange termijn koerswinsten behalen.
Het blijft een open vraag of deze ,,winsten” groter zijn dan het
toegerekend arbeidsloon voor de bestede tijd. Voor de echte verzamelaar is deze tijdsbesteding center een prettige vorm van consumptie. Voor bepaalde andere wijzen van vrijetijdsbesteding
had hij moeten betalen terwijl deze zelfs geld kan opleveren. De
verzamelaar-belegger rekent zijn tijd dus niet tot zijn kosten en
kan derhalve de gemaakte winst als zuivere winst beschouwen.
De handicap van postzegels als beleggingsobject is dat zij niet
periodiek een geldelijk rendement afwerpen. Het primaire rendement is de behoeftebevrediging die het bezit (en, nog meer, het
najagen en uiteindelijke verkrijgen!) van de begeerde objecten
verschaft. Het voordeel hiervan is dat dit ,,psychisch inkomen”,
evenals de eventuele vermogenswinst bij verkoop, belastingvrij
is. En dat is dan ook de betekenis van het woord ,,filatelie”, dat
is afgeleid uit de Griekse woorden ,,philos” = ,,liefde” voor
,,ateles” = ,.gratis” of ,,belastingvrij”.
objecten dat men een zekere liefde voor die objecten zelf bezit en
zich gedeeltelijk ook liefhebber en verzamelaar voelt.
Een tweede stap is het verkrijgen van zoveel mogelijk informatie over de betreffende markt. Men moet de gespecialiseerde
catalogus van het gebied kopen, zich abonneren op het beste filatelistische tijdschrift en de catalogi aanvragen van de veilinghui-
zen die veel materiaal op dit terrein aanbieden. Voor men met de
aankoop van de stukken begint moet deze literatuur goed worden bestudeerd. Bij de veilingcatalogi moet men de taxatiewaarden ex ante van de zegels vergelijken met hun gerealiseerde prij-
zen (die men soms gratis krijgt toegestuurd, of anders moet aanvragen). In de filatelistische tijdschriften moet men de aan- en
verkoopadvertenties van de handelaren bestuderen, en m.n. de
soorten zegels die zij te koop vragen en de prijzen die zij ervoor
bieden. Men kan de handel als het ware als ,,loodsvis” laten optreden en trachten tegen dezelfde prijzen te kopen.
De volgende vraag is of men wil beleggen in alle zegels (inclu-
W. Keizer
sief de lagere waarden) van het gekozen gebied, of alleen in de
duurdere stukken. Voor beide strategieen zijn er positieve en ne-
gatieve argumenten aan te voeren. Tegen het ,,compleet verzamelen” spreekt het feit dat de kleine waarden nauwelijks meetel-
len bij de verkoop en bloc aan de handel, Handelaren taxeren
een collectie op basis van de duurdere zegels die het bevat en beschouwen de rest als een soort risicovergoeding. Op veilingen
zijn de echte verzamelaars ook niet geinteresseerd in complete
collecties, omdat daar geen verzamelaarsplezier meer aan is.
Collecties worden op veilingen dan ook ingezet tegen een veel lagere fractie van de cataloguswaarde dan het geval is bij individuele zegels en series. Daar staat tegenover dat de belegger complete collecties dan ook veel goedkoper kan kopen op veilingen
en dat juist bij de kleine waarden relatief grote prijsstijgingen gemakkelijk, maar ongemerkt, kunnen voorkomen. Het vergt
nogal een vraagstijging om een zegel van f. 3.000 te laten stijgen
tot f. 6.000, maar een prijsstijging van f. 30 naar f. 60 valt veel
minder op.
Het is voor de schrijver een open vraag of men meer kans heeft
op een rendement van 10% per jaar bij het beleggen in een zegel
van f. 3.000, tien van f. 300 of honderd verschillende zegels van
f. 30 elk. Afgezien van de internationaal bekende topstukken
zijn er budgettaire en psychologische grenzen aan de bedragen
die mensen aan postzegels willen besteden 7). Het voordeel van
beleggen in alleen de duurdere zegels (cataloguswaarden van
meer dan f. 300) is dat zij als individuele kavels op de veiling
kunnen worden verkocht, waarbij van de meer zeldzame zegels
ook nog afbeeldingen worden gegeven. Men heeft dan ook geen
postzegelverzameling, maar een portefeuille beleggingsstukken.
Evenals bij andere beleggingsobjecten is de grote vraag voor
beleggers in postzegels wanneer zij hun belegging moeten afstoten. Om dit tijdstip zo wetenschappelijk mogelijk te bepalen
moet men de veilingcatalogi blijven bestuderen en vooral letten
op de aantallen die van de betreffende zegels worden aangeboden, hun taxatie- en realisatieprijzen vergelijken en letten op de
aantallen kavels die onverkocht bleven omdat de gestelde limietprijzen niet werden gehaald. Een stijging van het aanbod en van
de onverkochte aantallen zegels, en een daling van de gemiddel-
ESB 19-6-1985
6) ,,Speciale risico’s” zijn arbitrageverliezen, de risico’s ten aanzien van
de juiste aan- en verkoopprijzen die de belegger loopt uit onkunde over
de geldende marktomstandigheden. Zij moeten onderscheiden worden
van het normale koersrisico, dat zelfs de bestgeinformeerde belegger
loopt vanwege de onzekerheid over de toekomst.
7) Van de 250.000 verschillende postzegels die er bestaan, komen er volgens Ohem slechts 250 in aanmerking als internationaal gezochte beleggingsobjecten. Voor de normale belegger komen deze ,,blue chips” van
de filatelie niet in aanmerking.
605