De kosten van de
overproduktie
Inleiding
Reeds langere tijd produceren de
boeren in de Europese Gemeenschap
te veel. De kosten die met deze struclurele overproduktie gepaard gaan, leggen een groot beslag op de begroting
van de Gemeenschap. Een wezenlijk
deel van de kosten van de overproduktie houdt verband met de opslag en afzet van overtollige interventievoorraden. De huidige regelingen vallen in dit
verband op een tweetal punten te kritiseren.
Ten eerste blijkt dat als gevolg van
het door de EG gehanteerde financieringssysteem, lidstaten verschillende
niet gemaakte kosten vergoed krijgen.
Zo verdient Nederland jaarlijks miljoenen guldens aan de opslag van in feite
‘waardeloze’ interventievoorraden. Minister Braks van Landbouw maakte in
februari jl.bekend dat het voordelige
saldo voor Nederland in 1986 / 142,6
mln. heeft bedragen.
Ten tweede versluiert de manier
waarop de Europese Commissie haar
boekhouding voert, de werkelijke kosten die de landbouwvoorraden voor de
EG-begroting met zich meebrengen.
De voorraden zijn tegen de aankoopprijs (interventieprijs) in de boeken opgenomen. De afzet van de voorraden
blijkt echter altijd voor een prijs te geschieden die ver onder de genoemde
aankoopprijs ligt. Door de voorraden
niet tegen de potentiele afzetprijs te
waarderen worden de werkelijke lasten
van de voorraden verhuld.
In dit artikel wordt berekend dat de
potentiele last voor de EG-begroting
van de op 30 november 1986 in voorraad zijnde interventieprodukten een
bedrag van 7 miljard ecu benadert, dat
is ruim 16 miljard gulden. Dit bedrag zal
hoe dan ook ten laste van de EG-begroting moeten worden gebracht. Gezien
het moeizaam bereikte akkoord van de
Europese top in februari jl., waar de uitgaven voor landbouw voor 1988 tot
27,5 miljard ecu begrensd zijn, wordt
dat een enorme opgave.
Landbouwoverschotten
Het gemeenschappelijke landbouwbeleid is zonder twijfel succesvol ge-
ESB 15-6-1988
weest. Zowel landbouwers als consumenten hebben er, zij het in verschillende mate, van geprofiteerd. Steeds meer
wordt dit succes echter door kritiek
overschaduwd. Binnen de EG is kritiek
te horen op de structurele overproduktie en de daaruit voortvloeiende, moeilijk verkoopbare interventievoorraden
boter, melkpoeder, graan, olijfolie, rundvlees, tabak, enz. Tabel 1 toont de explosieve stijging van de waarde van de
interventievoorraden vanaf 1981 alsmede de mate waarin deze waarde zich
verhoudt tot de totale EG-uitgaven voor
landbouw in de corresponderende jaren.
Van buiten de EG is er kritiek op het
feit dat de EG niet alleen steeds meer
zelfvoorzienend is geworden waardoor
zij als afzetmarkt grotendeels verloren
is gegaan, maar bovendien met steun
van forse subsidies ook een sterke concurrent op de wereldmarkt is geworden.
De omvangrijke landbouwvoorraden
hebben naast hoge kosten van opslag
en afzet ook een negatieve invloed op
de prijzen van landbouwprodukten, zowel op de EG- als de wereldmarkt. Door
de dumping van de voorraden dalen op
verschillende markten de prijzen. Met
name ontwikkelingslanden worden
hierdoor gedupeerd omdat of wel de eigen landbouwproduktie als gevolg van
de lage wereldmarktprijzen niet op
gang komt of wel aan de export geen
cent meer wordt verdiend.
De lasten voor de EG-begroting
Hoewel het niveau van de door de Gemeenschap aan de lidstaten betaalde
vergoedingen voorde openbare opslag
globaal genomen onder het niveau van
de werkelijk door de lidstaten gemaakte kosten ligt, leveren deze vergoedingen Nederland en de Bondsrepubliek
jaarlijks ettelijke miljoenen ecu’s op. Zo
wijst de Europese Rekenkamer in het
jaarverslag over het begrotingsjaar
19851 erop dat Nederland in 1985 9,9
miljoen ecu meer aan forfaitaire vergoedingen voor technische kosten en 4,1
miljoen ecu meer voor financieringskosten heeft ontvangen dan is uitgegeven.
Uit recente gegevens blijkt dat dit
voordelige saldo in 1986 fors is gegroeid2. Minister Braks van Landbouw
kreeg in 1986 voor technische en financieringskosten een bedrag van / 218,6
mln. vergoed. De totale interventiekosten bedroegen in dat zelfde jaar / 76,0
mln. Winst voor Nederland: / 142,6
mln. Hetbehoeftweinig betoog dat over
initiatieven tot aanpassing van dit systeem van de zijde van de Nederlandse
overheid weinig wordt vernomen. Vanuit communautair oogpunt valt voor
deze situatie echter weinig begrip op te
brengen.
Afzetkosten van de overtollige
voorraden
De grootste kosten voor de Gemeenschap ontstaan echter pas op het moment dat de voorraden worden afgezet.
Immers, op dat moment wordt het verschil tussen de aankoop- en de afzetprijs ten laste van de EG-begroting gebracht. Aangezien de interventievoorraden in de regel slechts tegen een zeer
lage prijs kunnen worden afgezet, worden er bij de afzet enorme verliezen geleden. Deze verliezen worden vanwege
de tekorten op de EG-begroting via
boekhoudkundige trues gemaskeerd,
maar moeten vroeger of later door de
lidstaten worden opgebracht. Zoals ge-
De lasten van de opslag van interventieprodukten voor de EG-begroting
beginnen op het moment dat landbouwprodukten in interventie worden genomen en eindigen op het moment dat de
produkten worden afgezet. De lasten
bestaan uit:
– de technische kosten die voortvloeien uit de inkoop, opslag en verkoop;
– de financieringskosten die de lidstaten maken bij het aantrekken van leningen om de interventieaankopen
(voor) tefinancieren;
1. Europese Rekenkamer, Jaarverslag over
– het verschil tussen de aankoop(inter- het begrotingsjaar 1985, vergezeld van de
antwoorden van de Instellingen, Publikatieventie)- en afzetprijs.
blad, C321, 15 december 1986, biz. 45.
Zowel de technische als de financieringskosten worden door de Europese
Commissie op forfaitaire basis vergoed.
2. Wijziging van de begroting van uitgaven
en ontvangsten van het Landbouw-Egalisa-
tiefonds, Afdeling A, Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20.456, nr.3, biz. 2.
573
label 1. Waarde van de openbare landbouwvoorraden
Totale waarde
openbare voorraden
(miljoen ecu)
1981
1982
1983
1984
1985
1986
Totale uitgaven
voor landbouw op
EG-begroting
(miljoen ecu)
Aandeel waarde
voorraden t.o.v.
totale EG-landbouwuitgaven (%)
11.556,6
13.055,6
10,579
11.360
16%
•31%
16.539,6
19.022,7
20.463,8
22.938,5
1.875
4.011
7.035
8.751
43%
46%
52%
50%
Bran: Financiele verslagen betreffende net Europees orientatie- en garantiefonds voorde landbouw.
label 2. Potentiele lasten van de afzet van de voorraden
Produkt
Zachte tarwe
Harde tarwe
Gerst
Rogge
Mais
Olijfolie
Alcohol
Hoeveelheid
per 30/1 1/86
(ton)
Normale
hoeveelheid
8.559.872
1 .022.507
3.792.777
1.147.888
190.417
283.140
666.4213
95*
141
271
112
23
63
293
1.128
1.100
3.080
2.450
0
0
200.000
200.000
100.000
656
195
118
118
118
8
7
712
3.380
1.401
3.000.000
300.000
26.893
5.826
846.836
1.297.298
671.995
Potentiele
lasten
118
(ton)
Gemiddeld
verlies
bij verkoop
(ecu/ton)
1 .500.000
200.000
0
100.000
0
(miljoen
ecu)
Tabak
– bladtabak
– verpakt
Magere melkpoeder
Boter
Rundvlees
Totaal
6.774
Bran: Commissie van de Europese Gemeenschappen, Zestiende financieel verslag betreffende het Eu-
ropees orientatie- en garantiefonds voorde landbouw, COM(87) 533 def.
a. In hectoliters alcohol van 100% vol.
b. Ecu/hi.
label 3. Opslagkosten en afzetverliezen van enkele landbouwprodukten
Produkt
Zachte tarwe
Boter
Magere melkpoeder
Rundvlees
Interventieprijs
1986/87
(ecu/ton)
Totale opslagkosten per jaar
(ecu/ton)
179
3132
1740
3446
25
370
160
450
Afzetverlies
bij verkoop
(ecu/ton)
118
3080
1100
2450
Bran: Commissie van de Europese Gemeenschappen, De toestand van de landbouw in de Gemeenschap,
Verslag 1986′, Commissie van de Europese Gemeenschappen, Zestiende financieel verslag betreffende
het Europees orientatie- en garantiefonds voorde landbouw, COM(87) 533 def.
label 4. Afzetverliezen bij verkoop in percentage van de interventieprijzen
1986/1987*
Produkt
Zachte tarwe
Boter
Magere melkpoeder
Rundvlees
Verlies bij
afzet
66%
80%
98%
63%
71%
110%
72%
84%
a. Berekeningen op grand van gegevens van label 3.
574
Verlies bij
afzet en een
jaar opslag
Verlies bij
afzet en twee
jaar opslag
94%
122%
82%
97%
zegd worden de voorraden tegen de
aankoop(interventie-)prijs in de boeken
opgenomen. Zouden de voorraden tegen de potentiele verkoopprijs in de
boeken worden gewaardeerd, dan zou
pas duidelijk worden hoe de Europese
schatkist ervoor staat.
De Europese Rekenkamer heeft er
met herhaling op gewezen dat de EGinterventievoorraden tegen de potentiele verkoopprijs moeten worden gewaardeerd. De Raad van ministers
heeft hieraan tot op heden echter geen
gevolg gegeven. Tabel 2 geeft een
overzicht van de uit deze handelswijze
voortvloeiende potentiele lasten voor
de EG-begroting, uitgaande van de afzet van de per 30 november 1986 in
voorraad zijnde produkten tegen de
door de Europese Commissie voor
1987 geraamde prijzen. De conclusie is
dat de afbouw van de overtollige landbouwvoorraden tot een normaal niveau
(dat nodig is voor het veilig stellen van
de voedselvoorziening) een potentiele
last voor de EG-begroting impliceert
van bijna 7 miljard ecu! De Raad van
ministers sluit hiervoor maar liever de
ogen.
Verspilling van
gemeenschapsgeld
De vraag rijst waarom de EG-interventievoorraden niet tegen boekwaarde worden gewaardeerd. Een combinatie van factoren lijkt hieraan ten grondslag te liggen: de uitputting van de eigen middelen van de Gemeenschap,
het verschil tussen de verplichte en
niet-verplichte uitgaven van de Gemeenschap, het structurele karakter
van de tekorten op de EG-begroting en
de wijze waarop de lidstaten deze tekorten moeten financieren. Een met de
realiteit overeenkomende waarderingsgrondslag van de EG-interventievoorraden c.q. de bereidheid om de overtollige voorraden af te zetten, kan niet anders dan tot gevolg hebben dat de lidstaten, ten laste van hun nationale begrotingen, extra gelden aan Brussel ter
beschikking moeten stellen. Het is evident dat dit politiek uiterst gevoelig ligt.
Er zou bij voorbeeld gekort moet worden op de gezondheidszorg, het onderwijs of het werkgelegenheidsbeleid om
van de EG-landbouwoverschotten af te
kunnen geraken. Het uitstellen van de
verkoop of afschrijving van de voorraden maakt de kosten voor de toekomst
evenwel steeds groter. De waarde van
de opgeslagen produkten loopt immers
tijdens de opslag aanzienlijk terug terwijl de opslagkosten in principe gelijk
blijven.
Tabel 3 geeft voor enkele landbouwprodukten de totale opslagkosten per
jaar alsmede de meest recente ramin-
gen van de Europese Commissie omtrent de te verwachten afzetverliezen bij
verkoop. Op grond van deze cijfers valt
te berekenen hoe de waarde van opgeslagen produkten terugloopt in geval
van een langere periode van opslag. De
resultaten van deze berekening staan
in label 4. Op een gegeven moment
staan de opslagkosten niet meer in redelijke verhouding tot de waarde van de
opgeslagen produkten. Dat in deze situatie desondanks interventieprodukten in opslag worden gehouden omdat
er op de EG-begroting door de Raad
van ministers geen kredieten beschikbaar zijn gesteld voor afschrijving en/of
afzet, is een regelrechte verspilling van
gemeenschapsgeld. Met is de waanzin
benaderd dat de opslagkosten van de
relatief ‘waardeloze’ opgeslagen landbouwprodukten langzaam maar zeker
het EG-budget ‘opvreten’ en daardoor
detotstandkoming van gezamenlijk Europees beleid op andere beleidsterreinen belemmeren.
Noodzakelijke aanpassingen
Er dient dan ook zo snel mogelijk een
eind te worden gemaakt aan deze verspilling van gemeenschapsgelden die
doorde regeringen van de EG-lidstaten
wordt gesanctioneerd. Het is een niet te
verantwoorden zaak dat op nationaal
niveau enorme bezuinigingen worden
doorgevoerd om het financieringstekort
te verminderen en ‘s rijks financien te
saneren, terwijl op Europees niveau het
geld door de ‘Brusselse’ ministers van
Landbouw, gezien het ‘verplichte’ karakter van de landbouwuitgaven voor
de EG-begroting, vrijwel ongehinderd
kan worden uitgegeven. Het verschil
tussen de Verplichte’ en ‘niet-verplichte’ uitgaven dient dan ook opgeheven te
worden. De politiek zou hiertoe, in het
kader van de Europese verkiezingen in
1989, initiatieven moeten nemen.
Verder moeten de lidstaten van de
Gemeenschap nun verantwoordelijkheid nemen voor de door de ministers
van Landbouw veroorzaakte landbouwoverschotten. Enerzijdsdoorde nodige
financiele middelen ter beschikking te
stellen om de overtollige voorraden af
te zetten en/of af te schrijven. Tijdens
de Europese top in februari jongstleden
is een, zij het bescheiden, stap in deze
richting gezet door een bedrag van 1,2
miljard ecu voor dit doel te reserveren
(een veel te gering bedrag gezien de
potentiele last van plusminus 7 miljard
ecu die de voorraden met zich meedragen). Anderzijds dient de Raad van
landbouwministers zich met voortvarendheid te werpen op een wezenlijke
herziening van het instrumentarium van
het gemeenschappelijke landbouwbeleid. Een beleid zoals dat tot op de dag
ESB 15-6-1988
van vandaag wordt gevoerd, waarbij
oude boter via dure afzetacties wordt
afgestoten uit de koelhuizen om plaats
te maken voor verse interventieboter, is
ridicuul.
Op de markten voor landbouwprodukten dient het evenwicht hersteld te
worden zodat aan de structurele overproduktie een einde komt. De oplossing
hiervoor is niet het drastisch verlagen
van de prijzen, maar een beleid waarbij
de totale produktiehoeveelheid in de
landbouw wordt beheerst. Het stoppen
van de structurele overproduktie zal
aanzienlijke besparingen voor de EGbegroting in de sfeer van afzet- en opslagkosten ten gevolge hebben. Het is
van essentieel belang dat de openbare
opslag van landbouwprodukten in de
EG zijn oorspronkelijke marktregulerings- en vangnetfunctie terugkrijgt. Er
is behoefte aan een perspectiefvoller
beleid dan het opslaan van landbouwoverschotten waarbij en sommige lidstaten winst slaan uit de vergoedingsregelingen en de opslagkosten hoger
kunnen worden dan de waarde van de
opgeslagen produkten zelf.
Frans Vroegop
Jacob D. Wiersma
De auteurs zijn medewerkers bij het Europe-
se Parlement.