CDA
De Keuze van het CDA
D
e vraag naar een selectie behelst de
vraag naar een selectiecriterium, zeker
wanneer die selectie tegelijkertijd
partijstandpunten voor het voetlicht
moet brengen. Een niet geringe opdracht, om uit
de dusdanige kwalitatieve en informatieve jaargangen van ESB vanaf 1996 een representatieve
selectie te maken – met bovendien de pretentie
om een dwarsdoorsnee te bieden van CDAstandpunten. Aan één selectiecriterium heb ik
uiteindelijk vastgehouden. De artikelen moesten
behalve hun kwaliteit ook onderwerpen aansnijden die op langere termijn relevantie hebben.
Relevantie heeft voor mij in elk geval het artikel
van Lans Bovenberg en Raymon Gradus over ‘De
economie van moeder Theresa’. In een beknopt
betoog weten de auteurs feilloos de verschillen
tussen en de meerwaarde van ondernemingen en non-profitinstellingen uiteen te zetten.
Instellingen die geen winst uitkeren zijn al snel
geloofwaardig. Voor altruïstische donateurs,
voor een overheid die publieke middelen toevertrouwt en voor werknemers die met toewijding
iets extra’s bieden is dat vertrouwenwekkend.
De non-profitinstellingen lijden anderzijds ook
minder aan de hoge besluitvormingskosten die
een overheid moet maken. Overheden moeten
velen tevreden stellen en veel belangen afwegen.
Maatschappelijke ondernemingen kunnen een
doelgroep ‘bedienen’. Zij staan dichter bij de
burger. Het meest interessant vind ik echter de
verkenning van de dilemma’s waar deze maatschappelijke instellingen tegenop lopen. Zij ontberen de tegenkracht van aandeelhouders, die
een direct belang hebben bij het laag houden
van kosten. Het management en de werknemers
genieten daardoor een relatief sterke positie. Zij
kunnen (het surplus aan) middelen aanwenden
voor meer managementlagen of ondersteuning,
voor salarissen, huisvesting, extra vrij tijd of dure
voorziening. Daarom is er bij de maatschappelijke onderneming een goed toezicht nodig.
Dat kan nog vele malen verbeteren, getuige
de discussies over een overkill aan management en regels in bijvoorbeeld ziekenhuizen en
(hoge)scholen. Het functioneren van non-profits
ESB november
2006
in een marktomgeving kan en zal ook aan de
kritische zin van bestuurders, toezichthouders
en afnemers appelleren. Die laatsten kunnen
overigens ook beter in stelling gebracht worden
dan momenteel gebeurt. Bijvoorbeeld in het
onderwijs: terwijl er enorme discussies zijn over
de pedagogische aanpak (nieuwe leren, competentiegericht onderwijs, klassieke werkvormen,
contextrijk leren) weten de meeste ouders en
leerlingen van niets en geven scholen nauwelijks
informatie. Zo moet dat dus niet.
Johan Graafland schreef het tweede artikel dat ik
selecteerde. ‘Maakt concurrentie ons gelukkig?’
Fascinerend is de vraag of een versterking van
concurrentie tot meer of minder prikkels leidt om
ecologische en sociale overwegingen te integreren in de ondernemingsstrategie. Die vraag
ligt in het verlengde van het artikel over moeder
Theresa. Leidt meer marktwerking in de zorg tot
een hogere kwaliteit, tot meer klantgerichtheid
en zo ja, onder welke condities? Meer en meer
ben ik geneigd de eerder genoemde beperkingen
van non-profitinstellingen te laten ondervangen
door onder meer een gepaste competitie. De
recente publicatie van het Wetenschappelijk
Instituut voor het CDA over innovatie vanuit de
marktsector op terreinen van duurzaamheid en
zorg laat zien dat onder bepaalde voorwaarden
de markt een wezenlijke bijdrage kan leveren
aan duurzaamheid en goede zorg. De vraag naar
die voorwaarden is van groot belang. Graafland
vraagt er terecht aandacht voor.
Ten slotte kies ik voor Bovenbergs en Van den
Torens ‘Pijlers onder het gezin’. Een fraai artikel dat de noodzaak van een modern en riant
gezinsbeleid uiteenzet, tegen de achtergrond van
de versmalling van de beroepsbevolking. Meer
balans in de levensfasen, kiezen voor een ouderschapsmodel (kindergebonden toeslagen) boven
een kostwinnersmodel (met een algemene heffingskorting) en de keuze voor een levensloopregeling die robuust is: het zijn aanbevelingen die
mij aanspreken, politiek actueel zijn en blijven.
F.M. De Nerée tot Babberich