■ Piet Rietman (ABN Amro)
De gangbare theorie is dat een hogere inflatie ervoor zorgt dat werknemers hogere looneisen gaan stellen. Die worden dan (deels) ingewilligd, waardoor de cao-lonen stijgen. Maar klopt deze theorie nog wel in tijden waarin de aantallen vakbondsleden afnemen?
We vinden geen antwoord door de inflatie naast de recente cao-loonontwikkeling te leggen. De jaarmutatie van de consumentenprijzen is dit jaar van augustus tot november gestegen van 2,7 naar 5,6 procent (figuur). Maar de jaarmutatie van de cao-lonen was in al die maanden gelijk: 2,0 procent.
Deze ongelijke trend komt waarschijnlijk doordat de cao-lonen voor langere tijd vastliggen. Daarom moeten we, in plaats van naar de nu uitbetaalde cao-lonen, kijken naar de afgesproken loonstijging in de zojuist afgesloten cao’s. Maar ook die laat weinig bijzonders zien. In deze vier maanden is deze jaarmutatie respectievelijk 2,0, 2,2, 2,5 en 2,3 procent.
Zo blijven er twee mogelijkheden over. Het zou kunnen dat er, ondanks weer wat lagere afgesproken loonstijging in november, wel degelijk een gestage cao-loongroei op gang komt, die – dankzij de lange looptijden van de cao’s – doorzet zodra de inflatie in 2022 weer afneemt.
Of, anders dan de theorie ons leert, vertaalt de hogere inflatie zich niet of minder dan voorheen in hogere cao-lonen. Dat zou kunnen komen door afnemende werknemersmacht. In dat geval zou je verwachten dat de hogere consumentenprijzen er voor zorgen dat mensen meer uren gaan werken of mensen zelf een hoger (start)salaris uitonderhandelen.
Een eigen eerste raming van de incidentele loongroei op basis van de inkomensdata van ABN Amro-klanten suggereert dat de inflatie inderdaad effect heeft op het gedrag van mensen op de arbeidsmarkt. De incidentele loongroei bevat alle mutaties in de totale brutoloonontwikkeling, anders dan cao-loongroei. Die mutaties zijn bijvoorbeeld het gevolg van meer of minder uren gaan werken, van de arbeidsmarkt betreden of deze verlaten, en van bonussen, promoties en demoties. De jaarmutatie in de incidentele lonen, uitgedrukt in procentpunten ten opzichte van de brutoloongroei, is sinds augustus gestegen van 0,5 naar 1,0 procentpunt.
Er zijn meer datapunten nodig voor een conclusie, maar hoe dan ook wordt het incidentele loon steeds meer tot een reeks om in de gaten te houden, gegeven de afnemende collectieve werknemersmacht.
Auteur
Categorieën
1 reactie
Wellicht is het goed nu ook te kijken naar de relatie tussen arbeidsmarktdynamiek en incidenteel loon. Wanneer er veel baanwisselingen van oude naar nieuw banen zijn, met meer salaris in de nieuwe baan, wordt dat ook in het incidenteel loon verrekend; zie b.v. Butter, F.A.G. den, en F.V. Eppink, 2003, The influence of labour flows on wage drift: an empirical analysis for The Netherlands, Applied Economics Letters, 10, blz. 139-142.