Ga direct naar de content

De harde hand versus het oordeel van de Rekenkamer

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 23 1997

De harde hand versus het oordeel van de Rekenkamer
Aute ur(s ):
Hartog, J.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4103, pagina 334, 23 april 1997 (datum)
Rubrie k :
Naschrift
Tre fw oord(e n):
sociale, zekerheid

Zie hier fragmenten uit een casus in het rapport van de Rekenkamer (blz. 15): ” … in maart kan hij aan de slag als assistent-bewaker.
Binnen twee weken wordt hij al ontslagen wegens zijn ongemotiveerde houding. Hij stelde zich niet coöperatief op en wilde, zonder
opgaaf van reden, op bepaalde tijden vrij hebben. Als hij wordt opgeroepen voor een nieuw gesprek komt hij pas opdagen na een
waarschuwingsbrief. In dit gesprek blijkt dat hij de JWG eigenlijk helemaal niet ziet zitten. In juli kan hij aan het werk als assistentschilder, maar hij start niet wegens ziekte. Een week later begint hij alsnog, maar al na één dag geeft de werkmeester aan niet meer
met K. te willen samenwerken. Inmiddels heeft K. al twee werkweigeringen op zijn naam staan. Toch besluit men K. nog eenmaal voor
te dragen voor een werkplek. Ook nu komt hij weer niet opdagen op de voorlichtingsbijeenkomst, waarna hij uit het
bemiddelingsproject wordt gehaald.”
K. is toch op zijn minst een volle neef van de familie Flodder? Ik vraag me af of je bij zo’n houding de programma’s nog wel alleen op de
directe efficiëntie moet beoordelen. Er ligt hier ook een soort omgekeerd rechtvaardigheidsargument. Hoeveel inspanning moet je leveren
voor mensen met zo’n motivatie? Voor de efficiëntie van een programma moet je dan veeleer kijken naar het gedrag van die jongeren bij
afwezigheid van zo’n programma: vandalisme, criminaliteit, enz.
Ten Brug en Simonse stellen dat de Rekenkamer een onpartijdig oordeel velt. Maar dat kan niet, als je van verschillende criteria de
weging niet tevoren vastlegt. Vandaar dat de Rekenkamer de feitelijke informatie moet aandragen, en dat het parlement dan moet
oordelen. Neem bijvoorbeeld deze uitspraak, over de onderlinge samenwerking van de uitvoeringsorganisaties: ”De Rekenkamer staat
positief tegenover deze ontwikkeling, maar zou graag zien dat deze in een hoger tempo verliep”. Evenzeer misplaatst is volgens mij de
discussie tussen Rekenkamer en ministeries over een evaluatie die in het rapport worden afgedrukt. Die kan beter in de Tweede Kamer
worden gevoerd.
Zie ook het artikel:
Werkverschaffing volgens de rekenkamer van J. Hartog
De harde hand versus het oordeel van de rekenkamer van R. ten Brug en L. Simonse

Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur