Ga direct naar de content

De gevolgen van nieuwe informatietechnologie in de bouw

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 22 1995

De gevolgen van nieuwe
informatietechnologie in de bouw
H. Voordijk*

I

nformatietechnologieen met een bedrijfsoverschrijdend karakter (zoals EDI) kunnen
op korte termijn leiden tot een vermindering van de gefragmenteerde structuur van
de bouw. Op de langere termijn zijn twee scenario’s denkbaar. Enerzijds kunnen
nieuwe informatietechnologieen de prijsconcurrentie verhevigen. Dit zal de
fragmentatie van de sector opnieuw versterken. Anderzijds kunnen deze
technologieen ook een belangrijke bijdrage leveren aan bet ontstaan van strategische
netwerken van ontwerpende en uitvoerende partijen.

Inleiding
Snel inspelen op nieuwe marktontwikkelingen vereist een flexibele inzet van mensen en materialen.
Kenmerkend voor recente ontwikkelingen is dat een
deel van deze flexibiliteit wordt gezocht in een integratie van bedrijfsprocessen van verschillende ondernemingen. Deze tendens is nauw verbonden met de
toepassing van nieuwe informatietechnologieen. Ook
in sectoren die zich kenmerken door een sterk gefragmenteerde bedrijfstakstructuur, zoals het transport en
de bouw, wordt op steeds grotere schaal gebruik gemaakt van informatiesystemen gericht op een electronische berichten-uitwisseling tussen organisaties. Het
betreft hier technologieen als Electronic Data Interchange (EDI) en Product Data Interchange (PDI). Het
onderscheid tussen EDI en PDI ligt in de aard van de
gegevens die uitgewisseld worden. Bij uitwisseling
van administratieve gegevens zoals orders, offertes,
facturen e.d. spreekt men van EDI. Bij uitwisseling
van produktiegegevens en produktspecificaties zoals
tekeningen en berekeningen spreekt men van PDI.
In dit artikel wordt geanalyseerd in hoeverre de
implementatie van nieuwe informatietechnologieen
de structuur van de Nederlandse bouwsector bei’nvloeden. Men kan verwachten dat toepassing van
deze technologieen in de bouw, gezien het ‘versnipperde’ karakter van deze sector, tot duidelijk waarneembare veranderingen zal leiden. De relevantie
van deze analyse gaat center verder dan de bouw omdat beschreven ontwikkelingen niet voor deze sector
uniek hoeven te zijn. De gevolgen van de zg. externe
integratie door informatietechnologie kunnen in de
bouw exemplarisch zijn voor ontwikkelingen in
andere gefragmenteerde bedrijfstakken zoals bij
voorbeeld het transport. Daarnaast kunnen de beschreven gevolgen van een gestandaardiseerde electronische communicatie overeenkomen met die van
de invoering van bij voorbeeld integrale kwaliteitssystemen in ketens van bedrijven. Dergelijke kwaliteits-

ESB 22-3-1995

systemen zijn te beschouwen als standaarden voor
de communicatie over kwaliteit.
In dit artikel zullen eerst karakteristieken van de
te onderzoeken bedrijfstak, de bouw, in kaart worden gebracht. Daarbij zal de nadruk liggen op het
gefragmenteerde karakter van de bedrijfstak en de t
ijdelijkheid van relaties tussen bedrijven. Vervolgens
wordt bezien of implementatie van nieuwe informatietechnologie van invloed is op de structuur van de
bedrijfstak. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt
tussen de gevolgen voor de korte en voor de langere
termijn.

Het traditionele bouwproces
De produktiewijze in de bouw kenmerkt zich door
een projectmatige aanpak, locatie-gebondenheid en
een strikte arbeidsdeling. De complexiteit en tijdelijkheid van processen en de diversiteit van partijen, inherent aan de projectmatige aanpak, bemoeilijken de
implementatie van nieuwe informatietechnologieen
waarbij verschillende partijen tijdens het bouwproces
op basis van dezelfde berichtenstandaarden met elkaar kunnen communiceren.
In het traditionele bouwproces komt de bouwondernemer via aanbesteding aan werk (daarom wordt
hij aannemer genoemd). De opdrachtgever kiest
meestal degene die tegen de laagste prijs ingeschreven heeft. Inkopers van de aannemer, aan wie het
project gegund is, trachten op hun beurt weer een zo
laag mogelijke prijs bij toeleveranciers en onderaannemers te bedingen. Deze prijsconcurrentie, in combinatie met het meestal unieke en gecompliceerde karakter van een bouwproject, heeft tot gevolg dat bij
ieder project weer opnieuw namens of door de opdrachtgever met een groot aantal verschillende bedrij-

* De auteur is als universitair decent Organisatie verbonden
aan de Katholieke Universiteit Brabant.

ven aparte contracten gesloten wordt. Bouwpartners
leggen rechtstreeks met de opdrachtgever of hoofdaannemer rechten en plichten vast en doen dat in

veel mindere mate onderling. Door deze zgn. bilaterale contractering is een optimale afstemming niet gewaarborgd omdat iedere onderneming zijn bronnen
alloceert volgens het overeengekomen contract. Iedere actor is alleen verantwoording verschuldigd voor
zijn specifieke inbreng.
Bij een dergelijke organisatie van bouwprocessen

wordt door middel van markttransacties, de aanbesteding, bij ieder project weer een nieuw produktie-

apparaat opgebouwd met nieuwe uitvoerende en
ontwerpende partijen. De tijdelijkheid van de relaties
tussen partijen werkt opportunistisch gedrag in de
hand. Men probeert achteraf nog zoveel mogelijk uit
een contract te halen. De organisatie van het traditionele bouwproces is dan ook te beschrijven als ‘organized distrust’. De betrokken partijen verschillen qua

omvang, marktomgeving en cultuur sterk van elkaar.
Ontwerpende, uitvoerende en toeleverende partijen
spreken ieder nun eigen taal en alien hebben een
eigen benadering van een bouwwerk. Van een gestructureerde communicatie tussen bedrijven is in
veel gevallen geen sprake.
Bedrijven werken steeds in wisselende samenwer-

cerns in de meeste gevallen uit vele kleinere en los
van elkaar opererende werkmaatschappijen bestaan.
Afwezigheid van een dominante onderneming in

de bedrijfstak bemoeilijkt ook het tot stand komen
van een uniforme produktcodering, een belangrijke
voorwaarde voor de totstandkoming van een efficiente electronische berichten-uitw.isseling. Praktijk is dat
iedere producent zijn eigen produktcodering hanteert. Zelfs een relatief eenvoudig produkt als een
heipaal is op dit moment niet gestandaardiseerd. In
bepaalde gevallen kan een aannemer een toeleverancier een codering opleggen. Bij grote klanten moet
de toeleverancier zich wel aanpassen, wil hij niet een
belangrijk deel van de omzet verliezen. Van een uniforme externe automatisering is echter pas sprake als
een groot aantal partijen het eens zijn over standaarden voor berichtenuitwisseling. Het uiterst gefragmenteerde karakter van het de bouwsector bemoeilijkt deze ontwikkeling.
Gevolg van de projectmatige produktiewijze en
de gefragmenteerde sectorstructuur is dat de ontwikkeling van bouwautomatisering in Nederland tot nu
toe wordt gekenmerkt door gei’soleerde toepassingen. Weliswaar wordt de computer veelvuldig gebruikt in de bouw, maar dat betreft toch hoofdzakelijk de standaard toepassingen in functies als

kingsverbanden aan steeds andere projecten. Na vol-

ontwerp, calculatie en administratie. Bij de invoering

tooiing van een project valt het team van aannemer
en onderaannemers weer uiteen. De tijdelijkheid van
relaties en de bestaande projectmatige produktiewijze hebben tot een cultuur geleid waarbij men in de
bouw sterk op de korte termijn denkt. De bouwcultuur is gericht op improviseren op de locatie, de
bouwplaats. Er heerst daarbij een voorkeur om alle

van deze toepassingen veranderde er organisatorisch

problemen maar tijdens de uitvoering van de bouw

op te lossen. Werken met een visie voor de lange termijn is in veel bedrijven afwezig. Deze improvisatiecultuur vormt een belangrijke belemmering voor het
doen van investeringen in nieuwe informatietechnologie, investeringen die een tijdshorizon voor de langere termijn vragen.

weinig, de acceptatie verliep relatief snel en de voor-

delen waren eenvoudig aantoonbaar. Met informatietechnologieen als EDI en PDI ligt dat anders. Deze
technologieen zijn bedrijfsoverschrijdend, dat wil zeggen dat ze alleen kunnen worden toegepast als meerdere functies, bij voorbeeld de aannemer en architect, gezamenlijk daarvoor kiezen en hun wijze van
werken daarop afstemmen. Diffusie van dit type informatietechnologie kan een vermindering van de bestaande fragmentatie op project- en bedrijfstakniveau
betekenen. Het vooralsnog transactiespecifieke karakter van investeringen in nieuwe technologieen wijst
in deze richting. Nieuwe informatietechnologie bei’nvloedt op deze wijze de sectorstructuur.

De gefragmenteerde sectorstructuur

Transactiespecificiteit
Naast tijdelijkheid van relaties vormt de bedrijfstakstructuur een tweede probleem voor de implementatie van nieuwe informatietechnologieen. De bouw
wordt namelijk gedomineerd door het kleinbedrijf.
Een dominante onderneming is afwezig.
Bij de invoering van een ‘industry-wide’ automa-

tiseringssysteem als EDI neemt een grote onderneming als Albert Heijn, Philips of Akzo meestal het
voortouw. In de Nederlandse bouw is echter geen
duidelijke marktleider die een potentiele standaard
voor een informatietechnologie kan zetten, waaraan
de bouwwereld zich conformeert. Hierin verschilt
Nederland van Frankrijk, waar grote bouwbedrijven
enorme invloed op technologische ontwikkelingen
in de sector hebben. Qua omvang is de grootste Nederlandse aannemer, de Hollandsche Beton Groep
(HBG), in Europees perspectief klein. Op de Europese lijst van bouwbedrijven komt HBG wat omzetgrootte betreft op ongeveer de twintigste plaats .
Daarbij komt ook nog dat de grote Nederlandse con-

Minimalisering van transactiekosten verklaart voor
een deel het toenemende gebruik van nieuwe informatietechnologie in de bouw. Implementatie van een
nieuwe informatietechnologie als EDI creeert mogelijkheden voor een foutloze initiering, bewaking en
afhandeling van transacties . De uitwisseling van grote hoeveelheden berichten, die hiermee samenhangt,
kan door nieuwe informatietechnologie efficienter
plaats vinden. Bouwbedrijven willen graag tegen een
lagere prijs hun bouwprodukten aanbieden. Als nieuwe informatietechnologie een middel kan zijn dat

1. Het aandeel in de omzet van binnenlandse activiteiten
van HBG bedroeg in 1993 41%. Van de grote algemene
bouwondernemingen in Nederland is HBG het meest internationaal georienteerd.
2. Zie B. Nooteboom, Transactiekosten en informatietechnologie, ESB, 6 mei 1992, biz. 444-447.

een directe kostenbesparing oplevert zullen bedrijven in de bouw tot implementatie overgaan.
Het transactiespecifieke karakter van investerin-

gen in EDI en PDI-systemen in de bouw is echter op
dit moment een belemmering voor een brede verspreiding van deze informatietechnologie. De oorzaak van deze transactiespecificiteit is dat in dit stadium van technologische ontwikkeling veel van deze
systemen een gemeenschapskarakter hebben en dus
min of meer gesloten zijn3. Men kan met behulp van
een EDI of PDI-systeem slechts binnen (een deel
van) de bedrijfstak met elkaar communiceren. Investeringen in deze systemen zijn dan ook gericht op de
realisering van electronische communicatie met bepaalde toeleveranciers of afnemers. Bij volledig open
informatiesystemen kan iedereen participeren en is
van transactiespecificiteit niet of nauwelijks sprake.
De ontwikkeling van PDI in de bouw bevindt
zich echter nog in een experimenteel stadium. Bestaande PDI-systemen hebben vooralsnog een gesloten karakter. EDI-systemen in de bouw zijn minder
gesloten maar hebben wel een gemeenschapskarakter. Omdat EDI in de bouw nog niet zo wijd verbreid
is als fax of telefoon zijn investeringen in deze technologic alleen rendabel als frequentie en aantal factuurregels van voldoende omvang zijn. EDI is daarom vaak alleen kostendekkend met toeleveranciers
waar regelmatig contact mee wordt onderhouden.
Dit is een van de redenen waarom de voorwaarden
voor investeringen in EDI in de schakel bouwmaterialenproducent-tussenhandel gunstiger zijn dan tussen
aannemers en partijen als tussenhandel of producenten. Eerstgenoemde relatie kenmerkt zich door redelijk vaste afspraken over een periode die langer is

menteerde sectorstructuur. Dit is in de lijn van de
transactiekostentheorie waar het concept ‘asset specificity’ de belangrijkste factor vormt in de verklaring
van markt naar netwerk of hierachie .
Het gemeenschapskarakter van bestaande syste-

men dwingt kleinere bedrijven te overwegen voor
welk systeem zal worden gekozen. Een lange terugverdienperiode van een investering in een gemeenschapssysteem kan betekenen dat actoren, die gekozen hebben voor een bepaald systeem, voor een
zekere periode in meer of mindere mate ‘locked in’
raken. Dit is met name het geval voor kleinere bedrij-

ven die niet het financile draagvlak hebben om voorzieningen te treffen voor een ander systeem. Deze

bedrijven kunnen niet of aanzienlijk moeilijker ruilhandelingen verrichten met bedrijven die gebruik maken van een ander systeem. Zou men dit toch willen,
dan brengt dit zgn. ‘switching costs’ met zich mee.
Min of meer gesloten gemeenschapssystemen kunnen ook een toetredingsdrempel vormen voor ‘exter-

ne’ partijen. Voor ondernemingen dreigt dus zowel
het geval ‘locked in’ te zijn als ‘locked out’ te worden. Gevolg is dat de vele kleinere bedrijven in de
bouw wachten met invoering van nieuwe informatietechnologie totdat het door de markt in zodanige
vorm, prijs en kwaliteit wordt aangeboden, dat niet
gebruiken nadeliger wordt dan wel gebruiken. Invoering van nieuwe informatietechnologie moet voor
deze bedrijven zo weinig mogelijk risico in zich dragen. Het meest extreme middel om dit risico te beperken is het initiatief en risico van de invoering van
EDI en PDI te verplaatsen van een individueel bedrijf
naar een collectieve instantie. Indien deze collectieve
instantie een laag drempelig open informatiesysteem

dan de duur van een bouwproject. Juist het tijdelijke

aanlegt wordt ook voor kleinere bedrijven de moge-

karakter van relaties tussen aannemers en onderaannemers (bij ieder nieuw bouwproject wordt weer een
nieuwe coalitie van partijen gevormd) belemmeren
investeringen in nieuwe informatietechnologie.
Daarnaast investeren met name grote bedrijven in
deze technologic omdat bij hen de omvang van de
berichtenstroom dermate groot is dat transactiespecifieke investeringen rendabel kunnen zijn. Deze bedrijven kunnen door hun dominante positie toeleveranciers ook dwingen te investeren in nieuwe
informatietechnologie. Door het transactiespecifieke
karakter van investeringen in EDI en PDI gaan deze
bedrijven op die manier nauwe samenwerkingsrelaties aan met een beperkt aantal toeleveranciers. Een
verandering van transactiepatronen van betrokken
ondernemingen en een aantasting van de externe
flexibiliteit van het bedrijf zijn het gevolg. Dit effect
wordt versterkt door het feit dat invoering van nieuwe informatietechnologie vaak gedetailleerde afspraken tussen de betrokken partijen vereist. Investeringen in EDI en PDI zijn in de bouw dan ook te
beschouwen als ‘relation-specific investments’ . Men
raakt voor het terugverdienen van de investering afhankelijk van de continu’iteit van de transactie en
daarmee van de transactiepartner. Op de korte termijn heeft nieuwe informatietechnologie tot gevolg
dat marktrelaties zich ontwikkelen tot vormen van integratie en samenwerking. Transactiespecificiteit leidt
op deze wijze tot een vermindering van de gefrag-

lijkheid geschapen met EDI en PDI mee te doen.

ESB 22-3-1995

Versterking van de fragmentatie
Bij een verdere voortgang van de standaardisatie van
electronische berichten-uitwisseling nemen de mogelijkheden voor het ontstaan van laag drempelig open
informatiesysteem toe. Daarmee neemt het transactiespecifieke karakter van investeringen in nieuwe informatietechnologie af en wordt de basis gelegd voor
electronische markten . Gebruik hiervan maakt een
efficiente informatie-uitwisseling mogelijk tussen opdrachtgever, inschrijver (de aannemer) en toeleverancier of onderaannemer van bouwprojecten. Daarnaast is door electronische communicatie een
Internationale aanbesteding van opdrachten mogelijk. In de toekomst kan een opdrachtgever via de
3. Zie P.M.A. Ribbers, C.F. Ekering en M.G. van Zutphen,

EDI verhoogt de transactiekosten, Bedrijfskunde, nr. 2,
1994, biz. 66-72.
4. Zie S.J. Grossman, en O.D. Hart, The cost and benefits of
ownership: a theory of vertical and lateral integration, Journal of Political Economy, jg. 94, 1986, biz. 691-719.
5. Zie E.J. Englander, Technology and Oliver Williamson’s
transaction cost economics, Journal of Economic Behavior

and Organization, jg. 10, 1988, biz. 339-353.
6. Zie T.W. Malone, J. Yates, R. Benjamin, Electronic markets and hierarchies, Communications of the ACM, jg. 30,

1987, biz. 484-497.

electronische markt een offerte-aanvraag gelijk naar
meerdere bouwbedrijven sturen die hierop een aanbieding kunnen doen. Electronische communicatie

Strategische netwerken

schrijven van een contract.
Ten eerste zullen door een brede verspreiding
van nieuwe informatietechnologie de zoekkosten dalen waardoor ceteris paribus de markt doorzichtiger
wordt. Het wordt eenvoudiger de aannemers en toeleveranciers met de laagste prijs te identificeren. Van
de kant van de opdrachtgever of aannemer bestaan
er geen extra kosten om zeven of zeventig offertes

Nieuwe informatietechnologie heeft ook een daling
van ex post transactiekosten tot gevolg. Ex post transactiekosten bevatten onder andere aanpassingskosten doordat het contract aan gewijzigde omstandigheden aangepast dient te worden en kosten die
gemaakt worden om het contract op naleving te
controleren. Nieuwe informatietechnologie heeft de
potentie de informatie-uitwisseling tussen enerzijds
ontwerpende partijen, zoals architecten en ingenieursbureaus, en anderzijds uitvoerende partijen,
zoals aannemers, groothandelaren en producenten
van bouwmaterialen, aanmerkelijk te verbeteren en
de kosten daarvan sterk te verlagen. Dit maakt een
efficientere afstemming van ontwerp en produktie
mogelijk. Door nieuwe informatietechnologie kunnen partijen aanpassingen tijdens het bouwproces
tegen lagere kosten en eenvoudiger in het bestek en
het contract verwerken. Aanpassingskosten van betrokken partijen bij een bouwproject dalen en daarmee de transactiekosten. EDI en PDI scheppen voor
opdrachtgevers ook mogelijkheden voor een verbeterde ‘monitoring’ van activiteiten en prestaties van
betrokken partijen op de bouwplaats. Dit betekent
een verlaging van de kosten die verbonden zijn aan
het controleren van de naleving van contracten. Naarmate de ‘performance’ van betrokken partijen beter
te meten is, neemt de zekerheid rond een transactie
toe. Nieuwe informatietechnologieen verminderen zo

op te vragen. Zonder EDI is het moeilijk de aanbie-

door een efficiente en heldere informatie-overdracht

der en mogelijke contractpartner met de laagste prijs
te identificeren, met EDI wordt dit zeer eenvoudig.
Ten tweede dalen de kosten verbonden aan het
informeren van potentiele opdrachtgevers hierdoor.
Aan de kant van de ontvanger is het eenvoudig een
veelvoud van offertes te beantwoorden. Door nieuwe informatietechnologie kan de beantwoording van

de mogelijkheden voor opportunistisch gedrag.
Deze toegenomen zekerheden over het verloop
van het bouwproces en de verminderde mogelijkheden voor opportunistisch gedrag betekenen niet per
definitie dat hierdoor traditionele marktrelaties dominant worden. Implementatie en efficient gebruik van
EDI en PDI vereisen een wederzijdse afstemming van
en inzicht in betrokken organisaties. Een betere kennis en begrip van elkaars bedrijfsprocessen die hiervan het gevolg zijn kunnen de basis leggen voor samenwerking voor de langere termijn.
Samenwerkingsrelaties houden bij achtereenvolgende bouwprojecten stand indien de transactiekosten bij deze organisatievorm lager zijn dan bij
traditionele marktrelaties, ook nadat nieuwe informatietechnologie zijn transactiespecifieke karakter heeft
verloren. Dit is het geval als vaste samenwerking

betekent ook dat bouwbedrijven electronisch offertes
aanvragen bij producenten van bouwmaterialen en
de tussenhandel. Alle offerte-berichten van de diverse toeleveranciers komen weer binnen bij het bouw-

bedrijf die op basis daarvan een keuze doet. Algemeen geaccepteerde PDI-standaarden maken tevens
uitwisseling van tekeningen met ieder ander type
CAD-systeem (Computer Aided Design) mogelijk.
Hierdoor zal het uitbesteden van de verdere verwerking van tekeningen en inherent daaraan ook de
communicatie tussen de verschillende partijen in het
bouwproces toenemen.
Op de langere termijn zullen door nieuwe infor-

matietechnologie in de bouw zowel de ex ante als ex
post transactiekosten dalen. Ex ante transactiekosten
zijn onder andere de kosten verbonden aan het zoeken van een partner en het verzamelen van informatie, kosten verbonden aan het informeren van potentiele handelspartners en kosten verbonden aan het

offerte-aanvragen geautomatiseerd plaats vinden.

Tenslotte dalen ook de kosten verbonden aan het
schrijven van een contract. De inhoud van het bestek, de beschrijving van een werk en de daarbij
behorende voorwaarden, vormt een belangrijk onderdeel van het contract tussen aannemer en opdrachtgever. Electronische bestekscommunicatie maakt een
sterke vereenvoudiging van het ‘schrijven’ van dit be-

langrijke onderdeel van het contract mogelijk. Bij een
brede verspreiding van nieuwe informatietechnolo-

gie zal een daling van de ex ante transactiekosten en

tussen ontwerpende en uitvoerende partijen tot een

de daarmee toegenomen transparantie tot een voortzetting van de al felle prijsconcurrentie in de bouw
leiden. Hierdoor wordt de bestaande fragmentatie op
project- en bedrijfstakniveau versterkt.

verdere vermindering van wederzijdse onzekerheid
en opportunistisch gedrag leiden. Wederzijdse onzekerheid kan verminderen doordat bij vaste samenwerkingsverbanden de expertise van eenzelfde combinatie van partijen van het ene naar het andere project
wordt overgedragen en sprake is van continue feedback.
Dit type organisatie staat tegenover de traditionele organisatie van bouwprocessen waar bij ieder
bouwproject een nieuwe combinatie van bedrijven
wordt betrokken. Daarnaast ontmoedigt het continue

Deze ontwikkeling zal zich met name voordoen

in delen van de bouw waar sprake is van relatief kleinere en minder moeilijke werken met een beperkte
doorlooptijd. Dit type projecten komt vooral voor in
de utiliteits- en de woningbouw. Kenmerkend is dat
daarbij gewerkt wordt met capaciteiten die eenvoudig inhuurbaar zijn . Bij bewerkingen op de bouwplaats wordt in deze projecten gebruik gemaakt van
bekende technieken.

7. Zie B. Melles en J.W.F. Wamelink, Production control in

construction, Delft, 1993.

karakter van samenwerkingsrelaties opportunistisch
gedrag. Bij vaste samenwerking is een bedrijf zich ervan bewust dat bij opportunistisch gedrag gericht op

een korte termijn voordeel het op de lange termijn
slechter af is. Deze ontmoediging van opportunistisch gedrag beperkt de behoefte contracten voortdurend op naleving te controleren. Een daling van de
transactiekosten is het gevolg. In essentie is het belangrijkste voordeel van vaste samenwerking, netwerken, boven concurrentie de transfer van de organisatie en de expertise van het ene naar het andere
project en de ontmoediging van opportunistisch gedrag. Dit is bij grote compkxe bouwopdrachten die
de inzet van specialistisch en hoog gekwalificeerd
personeel vereisen van groot belang. Vooral bij deze
bouwopdrachten bestaat bij de aanvang van de
bouwopdracht veel onzekerheid en is in het ontwerpstadium niet alles te voorzien. Dit type projecten
komt vooral voor in de utiliteits- en waterbouw
(bouwprojecten onder, aan of over het water). Ontwerpen is in die situatie een groeiproces dat tot de
fase van de uitvoering, met name als het om de detaillering gaat, doorgaat. Transactiekosten die samenhangen met de aanpassing van contracten en controle op naleving daarvan zijn in dit type projecten bij
samenwerking lager dan bij traditionele marktrelaties. Met name in de relatie tussen ontwerper en
hoofdaannemer en tussen hoofdaannemer en gespecialiseerde toeleverancier kunnen vanuit transactiekostenperspectief netwerken efficienter werken. In
dat geval ontwerpen en produceren architect of aannemer gedurende meerdere bouwprojecten in nauw
overleg met industriele toeleveranciers of onderaannemers. Deze netwerken van ontwerpende en uitvoerende partijen kunnen in termen van Williamson zich
ontwikkelen tot ‘quasi-firms’ die actief de markt opgaan met een complect produkt met bijbehorende garanties8.

Samenvatting en conclusies
Minimalisering van de transactiekosten verklaart in
belangrijke mate het toenemende gebruik van nieuwe informatietechnologie in de bouw. Omdat investeringen in deze technologic op korte termijn een
transactiespecifiek karakter hebben, investeren
vooralsnog hoofdzakelijk de grotere bedrijven. Deze
bedrijven kunnen door nun dominante positie toeleveranciers dwingen ook transactiespecifieke investeringen in informatietechnologie te doen. Zij kunnen
en durven zich zo te binden aan een beperkt aantal
toeleveranciers. Netwerkvorming is het gevolg.

Op de langere termijn zijn in principe twee scenario’s denkbaar. Ten eerste zal bij een brede verspreiding van nieuwe informatietechnologie in de bouw
een daling van de ex ante transactiekosten optreden.
De daarmee toegenomen transparantie zal tot een
voortzetting van de al felle prijsconcurrentie in de
bouw leiden. Hierdoor wordt de bestaande fragmentatie op project- en bedrijfstakniveau versterkt. Deze
ontwikkeling zal zich met name voordoen in delen
van de bouw waarbij sprake is van kleinere en min-

der moeilijke werken met een beperkte doorlooptijd.
Dit type projecten komt vooral voor in de utiliteitsen de woningbouw. Kenmerkend is dat daarbij gewerkt wordt met capaciteiten die eenvoudig inhuur-

baar zijn.
Nieuwe informatietechnologie kan ook de basis

leggen voor samenwerking voor de langere termijn.
Implementatie en efficient gebruik van EDI en PDI
vereisen een wederzijdse afstemming en inzicht in
betrokken organisaties. De hieruit voortvloeiende
samenwerkingsrelaties blijven bestaan indien transactiekosten bij samenwerking lager zijn dan bij concurrentie, ook nadat nieuwe informatietechnologie zijn
transactiespecifieke karakter heeft verloren. De transfer van de organisatie en de expertise van het ene
naar het andere project bij vaste samenwerkingsrelaties en het continue karakter van deze relaties leiden
tot vermindering van wederzijdse onzekerheid en
ontmoediging van opportunistisch gedrag. Dit laatste
is bij grote complexe bouwopdrachten, zoals die zich
met name voordoen in de utiliteits- en de waterbouw, van groot belang. Juist bij deze projecten, die
zich kenmerken door veel onzekerheden, gaan samenwerkingsrelaties in vergelijking met traditionele
marktrelaties met lagere transactiekosten gepaard.
Het betreft dan vooral ex post transactiekosten, transactiekosten die het gevolg zijn van aanpassing van
bestekken en contracten en controle op naleving
daarvan.
De twee scenario’s bevestigen de reeds door anderen waargenomen trend in de bouw dat steeds duidelijker wordt dat bedrijven (of min of meer onafhankelijke bedrijfsonderdelen) besluiten actief te worden
in hetzij het segment van grote en complexe bouwprojecten, hetzij het segment van kleinere en eenvoudige projecten9. Het uiteindelijke resultaat van deze
trend zou wel eens kunnen zijn dat de bouwnijverheid zich ontwikkelt tot twee min of meer onafhankelijk opererende delen, waarbij het ene deel grote projecten uitvoert met internationale concurrentie en het
andere deel zich bezighoudt met kleinere projecten
met concurrentie op lokaal niveau.

Vanwege het transactiespecifieke karakter van
nieuwe informatietechnologie nemen kleine bedrijven juist een afwachtende houding aan. Deze bedrijven willen een ‘locked in’ of ‘locked out’ situatie
voorkomen. Invoering van nieuwe informatietechnologie moet voor hen met zo weinig mogelijk risico’s
gepaard gaan. Dit is mogelijk als een collectieve instantie een laag drempelig open informatiesysteem
aanlegt. Dan wordt ook voor kleinere bedrijven de

mogelijkheid geschapen zonder grote risico’s met
EDI en PDI mee te doen.

ESB 22-3-1995

H. Voordijk

8. Eccles heeft al eerder aangegeven dat ‘subcontracting’ in

de bouw tot het ontstaan van ‘quasi-firms’ leidt. Zie R.G. Eccles, The quasi-firm in the construction industry, Journal of
Economic Behavior and Organization, jg. 2, 1981, biz. 335-

357.
9. Zie W.J.P. Bakens, Sameniverken in de bouw, Stichting
Bouwresearch, Rotterdam 1994.

Auteur