Ga direct naar de content

De economie van oorlog en vrede

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 8 1990

De economie van oorlog
en vrede
Half maart werd de gemeenschap
van economen verblijd met een brief
van de initiatiefgroep van ‘Economen
voor vrede’, waarin alle economen worden opgewekt lid te worden van een
nieuw op te richten Nederlands-Vlaamse afdeling van de reeds bestaande
Amerikaanse organisatie ECAAR (Economists Against the Arms Race), waarvan vele coryfeeen lid zijn. Inmiddels
heeft oprichting van deze vereniging op
16 mei jongstleden plaatsgevonden.
Ik heb mijn bedenkingen tegen de
opzet van de vereniging. Uiteraard ben
ikzoalseen ieder voor vrede, maaracht
dit zo’n vage doelstelling dat ze zinloos
is. Waar het om gaat is niet vrede maar
veiligheid, het scheppen van een zodanig materiele afweer dat een potentieel
oorlogszuchtige tegenstander wordt
weerhouden of zijn wensen intoomt.
Het vaststellen van de omvang en aard
van oorlogsdreiging lijkt mij in hoofdzaak een zaak van deskundige politici
en militairen, waarbij economen een rol
kunnen vervullen bij het kwantificeren
van deze gevaren en het denken over
de geeigende middelen om deze het
hoofd te bieden.
Het zijn niet alleen de vredeseuforie
of de hoop op het binnenhalen van vredesdividenden in de huidige Internationale situatie, die me zorgen baren,
maar de reeds eerder bij Tinbergen e.a.
te bespeuren afkeer van het militaire
bedrijf. Eenvoudig gezegd, zij beschouwen militaire uitgaven als verspilling,
als dienend voor goederen en diensten
die niet geconsumeerd kunnen worden
of onnuttig zijn.
Uit de in de brief van de initiatiefgroep
genoemde gebieden voor analyse
proef ik dezelfde sfeer van onbegrip
voor militaire zaken. Ik kies er een aantal uit, die mij representatief schijnen.
Men wil bij voorbeeld onderzoeken: (a)
welke veranderingen nodig zijn om een
herallocatie van middelen van militair
naar niet-militair gebruik mogelijk te
maken, (b) wat de mogelijkheden en
problemen zijn bij conversie van militaire naar civiele produktie, (c) hoe de
dynamiek van onderzoek en ontwikkeling van nieuwe wapensystemen kan
worden beheerst en hoe de betreffende
schaarse middelen een betere besteding kunnen vinden, en (d) wat de gevolgen zijn van de bewapeningswedloop en de wapenhandel voor de problemen van de ontwikkelingslanden.

754

De ‘Economen voor Vrede’ lijken bij
dit alles te vergeten dat in een onzekere
wereld wapentuig zijn waarde ontleent
aan zijn beschikbaarheidsnuttigheid,
om te gebruiken als de nood aan de
man komt. Adam Smith wist het al beter.
Levend in een turbulente tijd, stelde hij
vast dat de eerste plicht van de overheid is het beschermen van de maatschappij tegen het geweld van buitenlandse aanvallers. Hij noemde het
krijgsbedrijf zelfs “the noblest of all
arts”.
Natuurlijk juich ik het toe, zoals vrijwel een ieder, dat er thans zicht komt
op een werkelijke vermindering van de
conventionele en nucleaire bewapening, in hoofdzaak door het doorgebroken inzicht bij Gorbatsjov en de zijnen,
dat met steeds meer wapens niet meer
veiligheid wordt gekocht. Onderhandelingen in Geneve en elders zullen nu tot
zorgvuldige afspraken moeten leiden
over een wederzijdse vermindering van
strijdkrachten en militair materieel.
Maar daarmee zijn de potentiele vuurhaarden niet geblust. Men denke aan
het Midden-Oosten, de oplevende etnische conflicten in Midden- en Oost-Europa, het geschil tussen India en Pakistan over Jammu en Kashmir om van
China, waar de repressie weer hoogtij
viert en de gedwongen assimilatie van
minderheden voortduurt, niet te spreken. (Terloops zij hier opgemerkt, dat
het militaire bedrijf in ontwikkelingslanden een zaak apart is; men bouwt een
buitensporig apparaat op ten einde de
binnenlandse vijanden de baas te blijven.) Het komt mij dan ook voor dat voor
een afgeslankte NAVO met het oog op
onze veiligheid nog een belangrijke
taak is weggelegd.
Zo lang de vereniging van Economen voor Vrede niet enige van mijn
desiderata heeft opgenomen in haar
statuten, zie ik geen reden om toe te
treden. Primair dient de militaire bedrijfstak serieus te worden genomen.
Secundair zou pas nadat de behoeften
voor een optimale defensie ter wille van
onze veiligheid zijn vervuld, over andere prioriteiten moeten worden gesproken.
W. Brand

De auteur is emeritus hoogleraar economie,
Rijksuniversiteit Leiden.

A.J. Eppinga e.a.: Verwachtingen
omtrent marktgedrag en marktresultaat in een veranderend zorgstelsel.
Nederlands Economised Instituut, Rotterdam, 1990, 167 biz.
Dit rapport is een verslag van een
orienterende studie naar de verwachtingen omtrent marktgedrag en marktresultaat in een veranderend zorgstelsel. Het onderzoek is gebaseerd
op de voorstellen van de Nota Verandering Verzekerd. Het onderzoek bestond uit twee case-studies. Een in de
sector ziekenhuis- en specialistische
zorg in Rijnmond en Noord-Limburg
en een in de sector zwakzinnigenzorg
in Rijnmond. In deze sectoren is een
inventarisatie gemaakt van de vraagen aanbodverhoudingen. Vervolgens
zijn interviews gehouden met marktpartijen ten einde inzicht te krijgen in
het te verwachten gedrag. Bij de betrokken partijen bleek niet altijd duidelijkheid te bestaan omtrent de introduktie van marktelementen. De bevindingen van het onderzoek geven daarom slechts een voorzichtige indicatie
van het te verwachten marktgedrag.
Leven met Oort. VNO, Den Haag,
1990, 239 biz., 37,50.
In ‘Leven met Oort’ wordt de stand
van zaken over de regelgeving op het
terrein van o.a. de loon- en inkomstenbelasting geschetst. Dit boek probeert
een zo volledig mogelijk beeld te
schetsen van de laatste veranderingen rondom Oort. Zo is de meest recente wetswijziging, de per 1 augustus
jongsleden van kracht geworden aftopping van het reiskostenforfait, uitvoerig opgenomen.
D. Julius en A. Mashayekhi: The economics of natural gas, pricing planning and policy. Oxford University
Press, Oxford, 1990,177 biz.
Dit boek geeft een overzicht van de
belangrijkste zaken voor de prijsvorming van gas en de planning van de
exploratie. De praktische en politieke
aspecten van het gasprijsbeleid in ontwikkelingslanden wordt ge’illustreerd
met een case-study over Bangladesh.
De problemen die een rol spelen bij de
winning van gas zijn geheel andere dan
die van olie, wat vooral het gevolg is van
de hoge transportkosten. Het grootste
deel van de produktie wordt daarom
meestal geconsumeerd in het land van
produktie. De internationale handel in
gas is daarom betrekkelijk gering. Het
boek wordt besloten met een ‘gas planning model’ waarmee de ontwikkeling
van gasvoorraden beschreven wordt.

Auteur