Ga direct naar de content

De economie van de uitblinkers

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 21 1982

ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
De economic van de uitblinkers
Talent betaalt goed. Dat bewees de Argentijnse stervoetballer Maradonna. Alhoewel hij niet kon voorkomen
dat zijn land bij de wereldkampioenschappen voetbal
vroegtijdig werd uitgeschakeld, wist hij bij een nieuwe
club meer dan f. 2 mln. jaarsalaris en een transfersom van
f. 22 mln. te bedingen. Zijn bijnaam ,,Mara-dollar”is in
dit verband alleszeggend. Maar niet alleen in de sport
wordt talent fmancieel gewaardeerd. Begaafde musici,
filmacteurs en komieken mogen zich eveneens in hoge vergoedingen voor hun diensten verheugen.
Hoe kijkt de economische theorie tegen deze — om een
uitdrukking van Pen te gebruiken — ,,reuzen in de stoet
van inkomenstrekkers” aan? De gangbare theorieen zoeken de verklaring voor de scheefheid van de personele inkomensverdeling in de werking van vraag en aanbod. De
vraag naar bepaalde talenten is groot, terwijl het aanbod
beperkt is. Hoge beloningen voor de gelukkige bezitters
van talenten zijn dan onvermijdelijk, en economisch
noodzakelijk. Toch schiet het eenvoudige vraag- en aanbodmodel in verklaringskracht te kort. Een miljoenentransfer van een getalenteerde kok, met passend jaarsalaris, naar een ander restaurant komt niet voor, terwijl
deze kok, net als de stervoetballer, in het bezit is van een
schaars en gewild talent. In ieder geval zal een verklaring
voor inkomensuitschieters rekening moeten houden met
een belangrijk gemeenschappelijk kenmerk van de markt
waarop supersterren doorgaans opereren. Dit betreft het
feit dat vele consumenten tegelijk van de diensten van de
superster gebruik kunnen maken, terwijl bij voorbeeld de
varkenshaas van de kok in principe slechts door een consument kan worden genoten. In openbare-financientermen: de consumptie is in het eerste geval niet-rivaliserend.
Een model dat topinkomens wil verklaren, zal hiermee rekening moeten houden.
S. Rosen presenteert in The American Economic
Review van december vorig jaar zo’n model 1). Kenmerkend voor supersterren en bepalend voor hun inkomen,
zo stelt hij, is de mogelijkheid die zij hebben om publiek
aan te trekken. Rosen vindt hierin een verklaring voor de
grote inkomensverschillen tussen de superster en de modale acteur. Door het niet-rivaliserende karakter van de
consumptie is het namelijk mogelijk dat slechts enkele
aanbieders de gehele markt bestrijken. Zij trekken de
vraag, dus ook de inkomsten, naar zich toe. Het gevolg is
dat minder-getalenteerden van de markt worden gedrukt.
Gelukkig voor hen gebeurt dit echter niet helemaal omdat
de superster wordt geconfronteerd met,,diseconomies of
scale”. Zo zal de akoestiek van het Feyenoordstadion,
waar de Rolling Stones optraden, minder zijn dan die van
het Concertgebouw, en het kopen van een massaprodukt
als een grammofoonplaat is inferieur aan het bijwonen
van een concert. Verder is de tijd van de aanbieder begrensd, er zal harder moeten worden geoefend naarmate
meer voorspellingen worden gegeven, en er moet van inspanningen (c.q. blessuresinde topsport) worden hersteld.
Dank zij deze ..diseconomies” kunnen de supersterren het
niet alleen af, en wordt voor de mindere goden een plaats
op de markt ingeruimd. Een ander aspect is dat de getalenteerden — door hun talent —de markt kunnen verruimen.
Maar hoewel de minder-getalenteerden wat kruimels van
de toegenomen interesse zullen meepikken, zijn het toch

ESB 28-7-1982

weer vooral de getalenteerden zelf die daarvan het meest
profiteren. De inkomensverschillen tussen toppersen middenmoters zullen in ieder geval toenemen.
Ook aan de vraagzijde, aldus Rosen, worden getalenteerden bevoordeeld. Voor de consument geldt dat meer
van een minder talent een slechte vervanging is voor minder van een groter talent. Er is dus sprake van imperfecte
substitutie. Een plezierig gevolg voor de superster hiervan
is dat hij zich als oligopolist kan gedragen. Hij heeft immers maar beperkte concurrentie van zijn ,,collega’s” te
duchten. Hij (of, wat in de voetballerij wel gebruikelijk is,
zijn schoonvader) zal daarom een grotere speelruimte
hebben om een prijspolitiek te voeren dan de modale
,,performer”, die de prijs gedicteerd krijgt.
Van belang bij de verklaring vati de inkomensverschillen is ook de rol die de massamedia spelen. Beloont het
marktmechanisme talent al ruim, de media verscherpende
verschillen nog eens. Doordat de consumptie van de diensten van supersterren niet-rivaliserend is, kunnende media
de markt aanzienlijk uitbreiden. Enkele aanbieders — in
casu de uitblinkers — kunnen zo een nog grotere markt bedienen. Voor de kunsten van minder-getalenteerden is
dan geen plaats meer (amateursporten kunnen bij voorbeeld uit de belangstelling verdwijnen). Maar ook hier
geldt weer dat het aanbod door de media een onvolmaakt
substituut is voor het bijwonen van concerten e.d. Het is
daarom denkbaar dat de media de belangstelling voor
kunst of sport ,,over de hele linie” vergroten, waarvan alle
beoefenaars profiteren. Wel zullen de relatieve inkomensverschillen toenemen. De getalenteerde zal immers het
grootste deel van de toegenomen vraag absorberen. Ten
slotte worden inkomensverschillen nog vergroot doordat
alleen supersterren uit reclame-activiteiten aanzienlijke
neven- (soms zelfs hoofd-)inkomsten kunnen verwerven
(tennisrackets van Borg, shirtjes van Paolo Rossi, maar
ook ,,wezensvreemde” artikelen die door allerlei sterren
worden aangeprezen).
Om een hoog inkomen te verwerven, is het dus niet voldoende om over talent te beschikken. Een combinatie van
talent, een grote vraag naar dat talent, en niet-rivaliteit
van de consumptie is een vereiste om tot de financiele elite
te behoren. De massamedia spelen hierbij een sleutelrol,
omdat zij de vraag naar talent aanzienlijk kunnen vergroten. Zo wordt een dynamisch element in de theorie van de
personele inkomensverdeling gemtroduceerd waar tot nu
weinig aandacht aan is besteed.
In dat licht zou de verminderde belangstelling van de
Nederlandse Omroep Stichting aan de vaderlandse voetbalcompetitie, op den duur de inkomensuitschieters in
deze tak van sport kunnen beperken. Wel ligt dan vermoedelijk een exodus van getalenteerde voetballers naar
het buitenland in het verschiet. Maar het is een aardige gedachte dat inkomenspolitiek via de massamedia kan worden bedreven.
H. Kamps

1) S. Rosen, The economics of superstars, The American Economic Review, december 1981.

757

Auteur