Ga direct naar de content

De arbeidsmarkt in de zorgsector

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: januari 1 1992

De arbeidsmarkt in de
zorgsector
G.H.M. Evers, H. Vermeulen en A.M.C. Vissers*
grand van demografische ontwikkelingen zal de arbeidsmarkt in de zorgsector
het komende decennium verder verkrappen. Door de vergrijzing zal de
arbeids- vraag toenemen en van karakter veranderen. De ontgroening van de
bevolking dempt echter het arbeidsaanbod. Het arbeidsmarktbeleid voor de
zorgsector moet zich daarom richten op bevordering van de arbeidsmarktparticipatie van oudere vrouwen door opleidingen en door verhoging van de
mobiliteit zowel tussen regio’s als tussen de diverse zorgsectoren.

De zorgsector is in een aantal opzichten een bijzondere sector. Een goede gezondheid staat bovenaan
de lijst van meest gewaardeerde goederen in Nederland. De verdeling van dit collectieve goed geschiedt in Nederland grotendeels via het budgetmechanisme. Vanuit de toenemende vraag naar zorg
staat dit mechanisme echter voortdurend onder
druk. Hierdoor en vanwege institutionele belemmeringen is het zeer lastig om eenmaal gecreeerde
zorgvoorzieningen bij zich wijzigende omstandigheden te realloceren. Niet alleen vanwege financiele
en institutionele restricties maar ook vanwege beperkingen vanuit de arbeidsmarkt is de (re-)allocatie
van zorg een voortdurend probleem.
Het is daarom zaak om toekomstige arbeidsmarkt ontwikkelingen vroegtijdig te onderkennen in hun
gevolgen voor de verdeling van zorg. Voor de prognose van de arbeidsmarktsituatie in het jaar 2000 is
in het bijzonder de demografische ontwikkeling in
Nederland van groot belang. Zowel langs de kant
van de vraag naar zorg als langs de kant van het aanbod van arbeid doet de demografische druk zich gevoelen. De ontwikkeling, i.e. de toename en verschuiving van de vraag naar zorg wordt namelijk
bei’nvloed door de vergrijzing van de Nederlandse
bevolking. De dubbele vergrijzing, dat wil zeggen
het steeds ouder worden van de hoogste leeftijdsgroep, zorgt daarbij tevens voor aanzienlijke verschuivingen in de aard van de zorgbehoefte. Aan de
kant van het arbeidsaanbod oefent de demografische ontwikkeling vooral een invloed uit vanwege
het proces van ontgroening van de bevolking. De
zorgsector heeft een grote behoefte aan jong, nieuw
personeel vanwege de uitstroom van grote aantallen
goed opgeleide verpleegkundigen en verzorgenden
naar een positie buiten de arbeidsmarkt. Dit is tot
dusver het lot van sterk op vrouwenarbeid ingestelde sectoren in Nederland.
Langs deze weg vindt echter een geweldige vernietiging plaats van menselijk kapitaal, dat in de toekomst steeds moeilijker te vervangen zal zijn. De ge-

ESB 1-1-1992

stage stijging van de in Nederland nog steeds relatief lage participatiegraad van (gehuwde) vrouwen
op de arbeidsmarkt kan dit proces echter afzwakken.
In het volgende worden enkele uitkomsten gepresenteerd van een in opdracht van het Ministerie van
WVC uitgevoerd onderzoek naar de ontwikkelingen
in vraag en aanbod van arbeid tot het jaar 20001. Zowel bij de vraag als bij het aanbod zijn de vier belangrijkste verplegende en verzorgende beroepsgroepen onderscheiden voor zeven subsectoren van
de zorgsector: de bejaardenoorden, de gezinsverzorging, het kruiswerk, de psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, verpleeghuizen en
ziekenhuizen. De prognoses zijn gemaakt per regio
(de provincies en de vier grote steden).

De vraagramingen
De in dit artikel gepresenteerde vraag naar verplegenden en verzorgenden is geraamd op basis van
de demografische ontwikkelingen2. Deze demografische vraagraming geeft aan hoeveel vraag naar zorgvoorzieningen er verwacht kan worden op basis van
de demografische ontwikkelingen, indien het voorzieningenniveau per persoon op het huidige niveau
wordt gehandhaafd. De methode is gebaseerd op
* G.H.M. Evers is werkzaam bij de vakgroep Personeelwetenschappen van de Katholieke Universiteit Brabant te Tilburg en H. Vermeulen en A.M.C. Vissers zijn werkzaam bij
het Instituut voor sociaal-wetenschappelijk onderzoek
(IVA) ook te Tilburg.
1. Het volledige rapport, getiteld De ontwikkelingen op de
arbeidsmarkt in de zorgsector tot het jaar 2000, is verschenen in juli 1991 en is verkrijgbaar bij het IVA te Tilburg.
2. In het onderzoek wordt de vraag volgens nog een andere variant geraamd: de ‘ongewijzigd beleid’ variant. Deze is
gebaseerd op de verwachte toekenning van budgetten aan
de verschillende subsectoren. Voor de toekomst van de
zorgsector achten wij met name de demografische ontwikkelingen van belang. Daarom presenteren wij hier alleen
de demografische vraagvariant.

Noord Oost
Bejaardenoorden
Gezinsverzorging
Kruiswerk
Zwakzinnigeninr.
Verpleeghuizen
Ziekenhuizen

113
110
110
102
103
111
105

Totaal

109

Psych, ziekenhuizen

Westa Zuid

4 Steden Tot.

106
106
122
114

122
121
119
108
107
123
120

134
121
126
105
105
127
115

99
97
97
102
103
95
100

117

119

120

98

127

119
121

122 ‘
114
117

106
106
116

aantal aspecten relevant. Het model dient rekening
te houden met de demografische ontwikkeling, i.e.

gebruiksindicatoren. Dit zijn indicatoren waarmee

wordt aangegeven in welke mate verschillende be-

(1990-100)

Het voorspellen van de omvang van het arbeidsaan-

114

Tabel 1. Groei

gio tot 2OOO

Het arbeidsaanbod voor de zorgsector

112

van de vraag
naar zorg in
de zeven zorgsectoren op
grand van demografiscbe
gen, naar re-

langrijker dan het volumeprobleem – de toename
van het aantal ouderen op zich.

bod in de zorgsector als totaal en naar subsector, regio en beroepsgroep is gebaseerd op een econometrisch model. Bij de specificatie van dit model is een

a. Exclusief de vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den
Haag.

onttvikkelin-

werk zich. In wezen is dit substitutieprobleem be-

volkingsgroepen gebruik maken van bepaalde zorg-

voorzieningen. De indicatoren varieren per subsec-

de ontgroening. Voorts is aansluiting op het wense-

lijk geachte beleids- en stuurinstrumentarium van
belang. Van groot belang is de notie dat de zorgsector geen geisoleerde sector is en voor zijn arbeidsaanbod ‘in dezelfde vijver vist’ als andere sectoren
binnen de economic. Ten slotte moet rekening worden gehouden met intersectorale mobiliteit van arbeidsaanbod.

tor en per leeftijdsgroep. Zo hangt de vraag naar
zorgverlening in de bejaardenoorden en de ver-

Kortom, het model moet in staat zijn een goede re-

pleeghuizen sterk af van het aantal personen ouder
dan tachtig jaar. De vraag naar gezinsverzorging

terminanten, die bij de individuele aanbieders van
arbeid een rol spelen. Vanwege het ontbreken van
individuele arbeidsmarktgegevens over de zorgsec-

hangt in sterke mate af van de 75-plussers. De jongste bevolking (nul tot vier jaar) bepaalt in sterke

flectie te geven van de economische en overige de-

tor is gekozen voor een geaggregeerd logit-model,

mate de vraag naar zorgverlening door het kruis-

zoals eerder door het Centraal Planbureau (CPB) ge-

werk. Van de ziekenhuizen wordt met name gebruik
gemaakt door de bevolking van 65 jaar en ouder. In
de psychiatrische ziekenhuizen en de zwakzinnigen-

bruikt voor het voorspellen van de werkgelegenheid naar opleidingsniveau3. Het model kan worden gekarakteriseerd als een top-down-benadering.
Het vertrekpunt is de totale omvang van het arbeidsaanbod in een regio, in een bepaald jaar (bepaald
op basis van CPB-materiaal). Het aandeel dat de
zorgsector hiervan weet aan te trekken, in vergelij-

inrichtingen is geen sprake van een dergelijke gedifferentieerd gebruik naar leeftijd.

Resultaten
Er blijken per subsector en per regio aanzienlijke
verschillen in groei te bestaan, zie tabel 1. De ont-

king met de aandelen van de overige sectoren (landbouw, Industrie, commerciele dienstverlening en

wikkeling van de vraag naar zorg in de grote steden
blijft over de gehele linie achter bij de rest van Nederland. De vergrijzing van de bevolking is in de ste-

overige diensten), vormt de te verklaren variabele.
Dit aandeel is uiteraard de macro-optelsom van individuele keuzen. In het model wordt verondersteld,

den eerder begonnen dan elders. Momenteel is in

dat de aanbieders van arbeid zich elk jaar opnieuw

de demografische ontwikkelingen waarneembaar
dat het aantal ouderen juist in de steden afneemt.

zullen richten op een specifieke sector. Deze keuze
van de individuele aanbieder wordt bepaald door

Dat verklaart bij de demografische variant de relatief geringe vraag naar zorg in de steden. De grootste vraag (op basis van gebruiksindicatoren) in de

de relatieve aantrekkelijkheid van het (eventuele)
werken in die sector. De aanbieders zullen de kenmerken van de diverse sectoren onderling vergelijken, en op basis van deze kenmerken, aangevuld
met persoonlijke wensen en preferences, een optimale keuze maken voor die betreffende peri ode.
Deze keuze is uiteraard een tijdelijke keuze. Aanbieders van arbeid kunnen besluiten om, gezien de ver-

meeste subsectoren is afkomstig van de bevolking

van tachtig jaar en ouder. Het sterkst is dit effect bij
de gezinsverzorging, het kruiswerk en de verpleeghuizen. Het gebruik van diensten van de gezinsverzorging en verpleeghuizen door tachtig-plussers is
gemiddeld ongeveer twee keer zo groot als door
jongere leeftijdsgroepen. In het kruiswerk is het gebruik door tachtig-plussers gemiddeld zelfs vier
keer dat van de jongere groepen.

Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd
dat er door de vergrijzing sprake zal zijn van aanzienlijke verschuivingen in de aard van de gevraagde zorg. Daarbij zij aangetekend dat in deze variant
nog geen rekening is gehouden met substitutie in
de soort zorg. In de grote steden is reeds een verschuiving gaande tussen derde-, tweede- en eerstelijn-zorgverlening. Dit proces zet zich de komende
jaren voort, vooral buiten die grote steden. Ouderen

anderingen in de relatieve aantrekkelijkheden van

de sectoren (keuze-alternatieven), hun arbeidsaanbod qua richting te wijzigen, hetgeen tot uitdrukking kan komen in de vorm van intersectorale mobiliteit. Het aandeel van een specifieke sector kan in

de tijd dus worden gewijzigd als gevolg van het saldo van deze mobiliteit. Overigens zal sprake zijn
van een grote mate van padafhankelijkheid, in de
zin dat het aandeel van het ene jaar sterk zal correle-

ren met dat van het volgende jaar. Voorts kunnen
aan de marge processen optreden die het aandeel
van een bepaalde sector beinvloeden. Immers, de arbeidsmarkt omvat niet steeds dezelfde individuen.

blijven steeds langer thuis wonen waardoor er een
groter beroep wordt gedaan op eerste en tweedelijnzorgverlening. De derde-lijnzorgverlening krijgt
zo alleen die clienten die te veel zorg vragen voor

de tweede en eerste lijn. Ook daar verzwaart het

3. Zie Centraal Planbureau, De ontwikkeling van het opleidingsniveau van de bevolking tussen 1974 en 1985, interne notitie, IV/3/1987, 1987.

Er is sprake van toetreders en uittreders. Indian de

sectorale keuzen^van deze twee categorieen afwijken van het gemiddelde keuzepatroon van de vorige ‘generatie’, ontstaan veranderingen in sectorale
aandelen.
Het model valt uiteen in twee (sequenliele) deelmodellen. In het eerste deelmodel wordt het totale arbeidsaanbod verdeeld over landbouw, industrie,
commercie’le diensten, overige diensten en de zorgsector.
Als belangrijkste uitkomsten van het eerste deelmodel kunnen worden genoemd:

Oost Westa

Noord

Zuid Steden Totaal

Bejaardenoord.
Gezinszorg
Kruiswerk

2.038 1.610 1.766
983
-602 -2.589 -1.439 -3.732
514
-4
129 -295

Psych, ziekh.
Verpleegh.
Zwakz. inr.
Ziekenhuizen

167
-123
362
1.274

380
475
241
-203
-196 3-961
94 -2.023

Tot, zorgsector

2.236

-660

-92
-639
-370
767

2.956 -2.087

2.235
606
523
362
645
297
538

8.632 18,3
-7.756 -6,7
867 6,8
1.292 7,3
-79 -0,1
4.054 16,1
650 0,8

5.206 7.660

– een verhoogde participatiegraad van jongere
vrouwen (tot dertig jaar) heeft een negatieve in-

De aanbodoverschotten van 2,2 procent zijn minder
dan wat algemeen als een conservatieve inschatting
van de frictiewerkloosheid wordt beschouwd, namelijk 3%. In 1990 was er nog sprake van een over-

Het tweede deelmodel beoogt een nadere opsplitsing van het zorgaanbod naar specifieke subsectoren. Elk van de onderscheiden beroepsgroepen

subsectoren voornamelijk uit verzorgenden en helpenden. Uitgaande van een bepaald reservoir van
aanbod van verzorgenden en helpenden, is de keu-

maakt in dit stadium een keuze uit de mogelijke

ze voor het bejaardenoord of de gezinsverzorging
van deze personen afhankelijk van de aantrekkelijk-

2,2

a. Exclusief de vier grote steden.

vloed op het aandeel van de zorgsector. Voor de
categoric boven de dertig jaar is dit precies omgekeerd. De schattingsresultaten wijzen uit dat deze
variabelen een sterke elasticiteit hebben;
– het kwalificatieniveau van de werkgelegenheid —
het opleidingsniveau dat is vereist om het werk te
kunnen doen – ligt in de zorgsector lager dan elders. Aangezien men in het algemeen een hoger
niveau prefereert, en de variabele duidelijk significant is, werkt een en ander ten nadele van de
zorgsector. Tevens is deze variabele zeer inelastisch.

%

werkvelden. Uit de resultaten blijkt dat met name variabelen als loon en deeltijdmogelijkheden van
groot belang zijn voor de verklaring van de waarge-

nomen keuzen.
Nadat het model is gecalibreerd zijn prognoses voor
het arbeidsaanbod in de zorgsector tot het jaar 2000
gemaakt. Daarbij is een aantal vooronderstellingen

noodzakelijk. Zo is wat betreft de demografische
ontwikkeling en de mate van arbeidsparticipatie uit-

schot van 4,6%. Gezien het feit dat in sommige ge-

bieden de situatie toen al als alarmerend werd beseerd op aemoschouwd, zal deze verkrapping leiden tot nog grote- graflscbe ontwikkelingen
re problemen bij het aantrekken van personeel.
De gezinsverzorging laat de grootste tekorten zien (in personen)

voor alle regie’s. Tegelijkertijd worden aanzienlijke
overschotten voor de bejaardenoorden voorspeld.

Hier is sprake van een duidelijke concurrence met
betrekking tot personeel. Dit bestaat in deze beide

heid van het alternatief. Uit het aanbodmodel blijkt
dat de keuze overwegend uitvalt ten gunste van de

bejaardenoorden. De lonen zijn er hoger, men
werkt er in groepen, op vastere tijden, en men kan
een band met de patient opbouwen. Dit zijn facto-

ren die maken dat het werk in de bejaardenoorden
over het algemeen als prettiger wordt beschouwd.

gegaan van CPB-materiaal . Voorts zijn de overige

Als het totale aanbod voor bejaardenoorden en gezinsverzorging ‘eerlijker’ zou worden verdeeld, zou-

verklarende variabelen in elk van de deelmodellen
(loon, omvang deeltijdarbeid enzovoort) constant
gehouden op het niveau van 1988. Dit impliceert

den tekorten voor een deel opgelost zijn. Er zou
dan echter nog steeds sprake zijn van een tekort.
Het blijkt dat met name het zuiden van het land

dat de fluctuates in het arbeidsaanbod per

(Zeeland, Noord-Brabant en Limburg) te kampen

(deel)sector voornamelijk worden veroorzaakt door
‘veranderingen in demografische samenstelling en arbeidsparticipatie, en de mate van intersectorale mo-

zal krijgen met tekorten. Het aanbod van verplegenden en verzorgenden zal niet voldoende zijn om
aan de vraag te voldoen. De grootste problemen

biliteit (de eerder gememoreerde padafhankelijk-

doen zich voor bij de gezinsverzorging en de verpleeghuizen5.

heid).
De prognoses wijzen uit dat het arbeidsaanbod in
de zorg zal groeien van 550.959 personen in 1990
tot 625.125 personen in het jaar 2000. Deze toename
wordt voor ongeveer de helft verklaard uit een gene-

ratie-effect (grotere beroepsbevolking) en voor de
rest uit een distributie-effect (toenemend aandeel
van de zorg als gevolg van toename participatiegraad van oudere vrouwen).

Confrontatie van vraag en aanbod
Voor de bepaling van overschotten of tekorten van
de subsectoren zijn vraag en aanbod per regio, subsector en beroepsgroep geconfronteerd. De resultaten per subsector en regio zijn weergegeven in
label 2.
Totaal gezien is er volgens de raming in de periode
tot 2000 sprake van een krapte op de arbeidsmarkt.

ESB 1-1-1992

Tabel 2. Arbeidsaanbod
minus -vraag
per subsector
en regio in bet
Jaar 20OO geba-

De resultaten per beroepsgroep staan vermeld in tabel 3. Zoals uit deze label blijkt komen er relatief
grote tekorten aan ziekenverzorgenden en verzorgenden. Op het hoogste niveau (verpleegkundigen)

en hel laagsle (helpenden) zijn daarenlegen aanbodoverschollen le verwachien. Als deze silualie zich in-

4. Zie Centraal Planbureau, Raming arbeidsaanbod 19852000, interne notitie, nr. 35, 1989.
5. In de ongewijzigd-beleidvariant komen eveneens grote
tekorten voor bij de gezinsverzorging en verder bij de
zwakzinnigeninrichtingen en psychiatrische inrichtingen.

Het verschil tussen beide ramingsmethodieken komt daarmee tot uiting: juist die subsectoren waarvan de vraag het
meest wordt bepaald door de bevolking van tachtig jaar en
ouder krijgen het volgens de demografische raming moeilij-

ker dan bij ongewijzigd beleid.

fotaal

lonen. De overheid ten slotte heeft er belang bij dat

de arbeidsmarkt zoveel mogelijk in evenwicht is.
Tegen deze achtergrond van werknemers- en werkgeverspartijen die er belang bij hebben bestaande ter
korten aan personeel te overdrijven is een realis-

tisch inzicht in de toekomstige vraag en aanbod op

-.-»**

de arbeidsmarkt van de zorgsector op zijn plaats.
Vanuit macro-economisch gezichtspunt bezien kunnen in het jaar 2000 geen echte tekorten op de arbeidsmarkt voor de zorgsector worden verwacht,

echter wel toenemende schaarste in vergelijking
a. Exclusief de vier grote steden.

met 1990. Voortdurende aandacht blijft daarom vereist. Daarbij zij opgemerkt dat stimulering van arbeidmarktparticipatie en opleiding van oudere

vrouwen voor de zorgsector een belangrijk beleidsbeidsaanbod
minus -vraag
per beroeps-

groep en regio, demografiscbe variant,
in betjaar
20OO(tn
personen)

derdaad voor dreigt te gaan doen, zou men door het
afstoten van taken van ziekenverzorgenden aan verpleegkundigen enerzijds, en van verzorgenden aan

helpenden anderzijds de tekorten van de ‘middenbe-

instrument zou kunnen zijn. Juist dan zullen zowel
de totale beroepsbevolking als het aandeel van de
zorg hierbinnen voldoende kunnen stijgen om in de
toename van de zorgvraag te voorzien.

roepen’ zoveel mogelijk kunnen opvangen met overschotten van het hoger en lager gekwalificeerde personeel.

Op mesoniveau is gesteld dat er sprake is van een

Ook als we kijken naar beroepsgroepen lijken de
grote steden het minder moeilijk te krijgen dan de

gionale dimensie valt het op dat de problematiek in
de vier grote steden in het komende decennium

tweeledig gesegmenteerde arbeidsmarkt, namelijk
naar regio en naar beroepsgroep. Wat betreft de re-

overige regie’s . Wederom blijkt dat het zuiden van

minder groot en specifiek is dan vaak wordt veron-

het land er het slechtst van afkomt. Tekorten in alle

dersteld. Daarentegen wijzen de ramingen crop dat

beroepsgroepen, behalve voor verpleegkundigen,
kunnen daar worden verwacht.
Resumerend blijkt uit deze prognostische studie dat
de arbeidsmarkt in de zorgsector weliswaar een aanbodoverschot laat zien dat echter geringer is dan de
frictiewerkloosheid. De arbeidsmarkt wordt nog
krapper dan deze nu reeds is. Een tweede belangrij-

vooral het zuiden kwetsbaar is. Enige regionale differentiatie in het beleid lijkt dan ook gewenst. Voor
de beroepsgroepen en subsectoren is vastgesteld
dat hier sprake is van afwisselende tekorten en overschotten. Gelet op de beperkte mate van regionale
en beroepsmobiliteit zou het beleid zich kunnen
richten op het doen verminderen van deze discrepanties via om- en bijscholing van personeel werk-

ke conclusie is dat er overschotten en tekorten naast
elkaar voorkomen. Dit geldt zowel voor regio (bij

zaam in de bejaardenoorden zodat zij inzetbaar zijn

voorbeeld overschotten in het noorden en tekorten
in het zuiden) als voor de beroepsgroepen (tekorten
in de ‘midden-niveau’ functies). Het totaal van de
overschotten en tekorten is naar regio vrijwel even
groot als naar beroepsgroep. Dit duidt op een tweeledig gesegmenteerde arbeidsmarkt, naar regio zowel als naar beroep.

in de gezinszorg. Ook materiele prikkels (beloning)
kunnen bijdragen tot meer mobiliteit. Voorts lijkt
herverdeling van taken tussen verpleegkundigen en
ziekenverzorgenden gewenst, gelet op de grote
overschotten in de eerste categoric en tekorten in
de tweede7.
Tot slot lijkt het van belang om het tempo van substitutie tussen de subsectoren mede af te stemmen

Discussie

op de ontwikkeling van het arbeidsaanbod en op de

Een van de cruciale instituties bij de realisatie van

re-allocatiemogelijkheden die op korte termijn niet
onbeperkt zijn.

zorg wordt gevormd door de arbeidsmarkt voor verplegende en verzorgende beroepen. ledereen kent

de regelmatig terugkerende alarmerende berichten
over tekorten aan verpleegkundigen in bepaalde
zorgsectoren, steden en regie’s in Nederland. De arbeidsmarkt legt in die gevallen restricties op aan de
omvang en kwaliteit van zorg. In onze, westerse, opvatting over het recht op gezondheid is dit een niet
te accepteren gegeven. Ook de verpleegkundigen

G.H.M. Evers
H. Vermeulen
A.M.C. Vissers

en verzorgenden zelf ondergaan gevolgen van deze
tekorten, doordat bij een steeds toenemende vraag
naar zorg het tekort aan arbeid al snel wordt vertaald in een hogere werkdruk voor het zittende personeel. Er lijken alleen maar verliezers te zijn bij
krapte op de arbeidsmarkt van de zorgsector. De
werkgevers zien liever een ruime arbeidsmarkt waar
naar believen uit geput kan worden. Bovendien is
de roep van werknemers om hogere lonen bij een
ruime arbeidsmarkt minder sterk. De werknemers
zien eveneens graag een ruime arbeidsmarkt omdat
personeelskrapten zich in de collectieve sector eerder vertalen in een hogere werkdruk dan in hogere

6. De ziekenhuizen zijn wat dit betreft een uitzondering.
Voor Amsterdam worden in de ziekenhuizen steeds grotere
tekorten voorspeld.
7. Bij de beroepsgroepgewijze vergelijking moet worden
opgemerkt dat in de ramingen alle verpleegkundigen sa-

men zijn genomen. Hetzelfde geldt voor ziekenverzorgenden, verzorgenden en helpenden. Het is daarom heel wel
mogelijk dat er tekorten voorkomen aan bij voorbeeld operatie-kamerverpleegkundigen naast overschotten van i.c.verpleegkundigen.

Auteurs