april 1988
Conjunctuurbericht
Centraal bureau voor de statistiek
Samengesteld door de hoofdafdeling Nationale rekeningen
Op verzoek van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het Centraal Bureau voor de
Statistiek cijfers samengesteld over de geregistreerde werkloosheid. Hierbij is gebruik gemaakt van
gegevens uit de registratie van de arbeidsbureaus in combinatie met de uitkomsten van de Enquete
Beroepsbevolking van het CBS. Uit het onderzoek blijkt dat het aantal geregistreerde werklozen
gemiddeld over de periode november 1987 tot en met januari 1988 463 000 bedroeg en in de periode
december 1987 tot en met februari 1988 485 000. Deze aantallen zijn respectievelijk 33% en 30%
lager dan de officiele werkloosheidscijfers die uitsluitend zijn gebaseerd op de administratie van de
arbeidsbureaus. Uitgegaan is van dezelfde definitie.
Het volume van de industriele produktie, voor seizoeninvloeden gecorrigeerd, is gemiddeld over de
eerste twee maanden van 1988 met 2% toegenomen ten opzichte van het gemiddelde over het vierde
kwartaal van 1987. Het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie is tussen midden februari en midden
maart met 0,3% gestegen. In vergelijking met maart afgelopen jaar stegen de consumptieprijzen met
0,6%. Het aantal faillissementen steeg in maart voor de tweede achtereenvolgende maand. Vanaf het
tweede kwartaal van 1983 was het aantal faillissementen voortdurend gedaald. De rente daalde in
maart verder. Het rendement op staatsobligaties kwam op een gemiddeld niveau van 5,8%, terwijl de
daggeldmarktrente terug liep naar 3,7%.
Dit blijkt uit gegevens die medio april beschikbaar waren. In de Focus wordt nader ingegaan op de
ontwikkeling van het consumentenvertrouwen.
Produktie
Het volume van de industriele produktie was gemiddeld
over de eerste twee maanden van dit jaar, voor seizoeninvloeden gecorrigeerd, 2% groter dan het gemiddelde over
het vierde kwartaal van 1987. De licht stijgende tendens
die zich in de loop van de tweede helft van 1987 aftekende
heeft zich hiermee ook in de eerste maanden van 1988
voortgezet.
Opmerkelijk was het produktieverloop in december en
januari. Het decembercijfer was laag, wat voor een deel toe
te schrijven was aan een relatief geringe bedrijvigheid in de
periode rond de feestdagen aan het eind van de maand. Het
januari-cijfer was daarentegen hoog; dit hield mede verband met het relatief zachte winterweer, waardoor met
name de aan de bouwnijverheid leverende bedrijfsklassen
hoge groeicijfers te zien gaven.
Vergeleken met de eerste twee maanden van 1987 lag de
industriele produktie in januari en februari van dit jaar bijna
4% hoger. Vooral de bedrijvigheid in de hout- en bouwmaterialenindustrie gaf over deze periode een forse stijging
te zien (14%). De produktie-ontwikkeling van de nijverheid
verschilt met name in de laatste maanden duidelijk met die
in de Industrie. De nijverheid omvat naast de industrie ook
de delfstoffenwinning en de openbare nutsbedrijven. In
deze bedrijfstakken is de produktie in januari en februari
door de relatief zachte winter sterk teruggevallen. Vergeleken met de eerste twee maanden van 1987 lag het produktieniveau in de delfstoffenwinning en de openbare nutsbedrijven respectievelijk 23% en 12% lager. Samen met de
groei van de industriele produktie over deze periode resulteerde dit in een dating voor de nijverheidsproduktie van
bijna 5%.
Produktie nijverheid
Produktie Industrie (volume – seizoengecorrigeerd)
(volume – seizoengecorrigeerd)
InrJexcijfers 19BO – 100
i i f e r s 1980 – 100
100-
(B)
– maanacijfers
A
M
90BO-
v
‘B5
100
1
!
A
1
M
1
J
1
J
1
A
I
S
19B6
ESB 20-4-1988
!
O
!
N
1
D
J
1
F
1
M
1
A
1
M
1
J
1
J
1987
1
A
1
S
1
O
1
N
1
D
J
1
F
‘BB
1
M
19BB
A
M
J
J
A
S
O
N
D
J
F
M
J
J
A
S
O
N
D
19BB
389
Tabel 1. Kerngegevens recente ontwikkelingen in Nederland
Procentuele mutaties t.o.v. dezelfde periode Net jaar daarvoor, tenzij anders aangegeven
198V8 5 1986
gemidd
1987
1987
e
1987
e
1 kw.
2″kw.
3 kw.
2
8
-1
-1
0
-7
2
3
-1
-1
-11
1
-1
4
4
6
1
2
8
-1
-1
-2
-1
4″kw.
dec.
Jan.
Trend21
1988
febr.
mrt.
VOLUMEGEGEVENS
Produktie in de nijverheid
Nijvarheid (excl. bouwnijverheid)
DaHstoffenwinning
Industrie
Voedings- en genotmiddelenindustrie
Textiel-, kleding- en lederindustrie
Papier- en grafische Industrie
Chemische Industrie
Rubber- en kunststofverw. Industrie
Hout- en bouwmaterialenindustrie
Basismetaalindustrie
Elektrotechnische Industrie
Rest metaal- en overige Industrie
Openbare nutsbedrijven
Bouwnijverheid: begonnen woningen
Buitenlandse handel Igoederen)
Invoer, totaal
Grondstoffen en halffabrikaten
Consumptiegoederen
Investeringsgoederen
Algemene goederen
Uttvoer. totaal
Onbewerkte agrarische produkten
Delfstoffen
Fabrikaten
2
1
2
2
1
1
5
7
-1
0
3
2
2
-5
5
5
2
10
3
4
0
-6
2
2
-1
4
-1
7
5
-4
2
0
6
3
2
2
4
-1
-2
1
-11
-3
2
-5
7
-3
13
6
5
6
-2
-3
1
-8
4
6
3
9
11
-10
6
11
3
8
8
11
9
-6
2
1
8
2
0
4
2
4
-18
5
15
4
5
-3
5
-15
5
1
0
-1
-1
-1
3
1
6
5
5
11
4
-4
1
4
5
6
-1
5
2
2
4
2
7
4
Kwartaalrekeningen
Bruto Binnenlands Produkt
Bruto Nationaal Produkt
Bruto Nationaal Inkomen
5
3
2
2
1
2
2
3
2
3
-3
Investeringen in vaste activa
Bruto investeringen, totaal
Bedrijven
Overheid
10
-9
1,4
1,5
1,8
-4
-1
4
4
Consumptieve bestedingen van gezinnen
Binnenlandse consumptie, totaal
Voedings- en genotmiddelen
Duurzame Consumptiegoederen
Textiel, kleding, schoeisel e.d.
Huish. artikelen en woninginrichting
Transportmiddelen
Rest duurzame consumptiegoederen
Overige goederen en diensten
Huur, verwarming, verlichting en water
Rest overige goederen en diensten
1
1
1
0
-3
3
7
3
2
7
7
1
—1
1
1
—1
1+
I++
1+
1+
0
-4
2
-7
-30
6
-3
-14
2
5
5
-1
6
-3
6
5
0
13
-11
11
8
-2
-24
-1
-28
10
11
13
1
13
10
13
15
13
1
24
8
I++
4
2
0
9
I++
|
1+
0
-4
5
I-H1
1
-1
—1
I++
I++
1+
1+
2
15
0
8
3
11
-19
3
3
2
2
3
2
1
3
1
4
4
1+
1
4
-1
4
2
5
6
6
7
0
8
-4
8
5
1+
4
8
3
1
1
1
4
2
2
2
6
4
5
8
6
4
3
4
2
8
8
7
-5
2
4
2
4
13
10
1+
4
17
3
3
5
1+
I++
1+
1+
3
1+
4
4
2
3
1+
1
7
2
2
I-H-
4
-1
1
2,2
2,9
-0,7
2,3
1,7
3,3
4
2
0,6
0,6
-0,9
0,5
1,5
0.2
|
|
I++
‘
PRIJZEN
Producentenprijzen Industrie, tot. afzet
Producentenprijzen Industrie, verbruik
Ruilvoet. unit value (goederen)
Invoerprijzen, unit value
Uitvoerprijzen, unit value
Prijzen gezinsconsumptie (werknemers)
Regelingslonen particulier bedrijf
Regelingslonen overheid
Regelingslonen trendvolgers
Dollarkoers, contante notering
2,5
2,5
1
2
3
3.6
3,0
-0,6
0,8
7
-12,0
-21,7
2
-17
-16
0.2
1,4
-2,3
-3
-6
-9
-0.5
-7,1
-13,1
-5
-13
-18
-1.2
-2,5
-4,2
-5
-7
-11
-1,0
0,4
1,4
0,8
1,2
0,7
0,8
-22
0,4
1,2
0,8
-20
8
6
-6
84
103
-14
5
-4,7
0,6
0,1
-26
-17
9
15
-17
-15
0,8
0,4
-3
0,2
-0,6
3
-0,5
-1,9
-6
-1
-0.2
0,3
-2
-4
-5
0.2
0,3
1,5
0,7
-12
-2
-0.1
0,3
1,5
0,7
-15
9
-23
-3
16
-13
-13
84
102
-16
4
84
103
-16
2
-1,2
-2,5
-0,3
-1,7
0.5
0,3
0.5
0,3
_
——
5
——
0.6
1 ,4
0,4
0,4
0,7
-18
-0,1
-11
-0,1
-7
-9
-7
-2
-23
-18
– 3 – 1 3
0
-13
2
-3
-12
6
100
-11
4
101
-11
4
——
OVERIGE INDICATOREN
Consumentenvertrouwen 1 ‘
Beurswaarde-index, algemeen
Uitgesproken faillissementen
(in %)
24
-7
Conjunctuurtest Industrie
Bezettingsgraad
(in %)
Orderpositie
(1984=100)
1
Beoordeling orderontvangsten ‘
(in %)
Beoordeling voorr. eindprodukten11 (in %)
Arbeidsmarkt
Aantal banen van werknemers, totaal
Landbouw en visserij
Nijverheid (excl. bouwnijverheid)
Bouwnijverheid
Handel, horeca en vervoer
Overige dienstverlening
Geld en krediet
Spaartegoeden
Verstrekt consumptief krediet
Binnenlandse liquiditeitenmassa
Geldhoeveelheid
Secundaire liquiditeiten
Officieel wisseldisconto
Daggeldmarktrente
Rendement op staatsobligaties
11
84
108
-13
6
0
0
-2
-6
1
2
3,8
0
8
7
(in %)
(in %)
(in %)
10
6,2
7,3
9.0
-1
5
84
102
-15
3
-1
-7
-17
84
100
-15
3
390
I
-1
1
3.7
13
6
8
5
4,6
5.8
6,3
8
4
7
0
4,4
5,2
6,3
1
|
4
1
7
1
1+
|
0
4
1
0
3
1
1+
3
1
4,7
2
-4
1
1
3
4
2
5
3
4
4,7
15
4
7
4,7
5
0
4,5
5,6
6,1
3
7
-1
4,5
5.2
6,1
3,7
6
4
1+
1
1,1
13
7
-1
4,5
1,8
6
4
6
2
4,1
5,0
6,5
4.9
6,5
3
3,75
4,5
6,2
0,9
1+
I++
1+
I++
|
5
7
Saldo van positieve en negatieve antwoorden in procenten van het totaal.
‘ Trend: procentuele jaarmutatie van het meest recente voortschrijdend 12-maands (4-kwartaals) gemiddelde.
—I: kleiner dan -5%; -I: tussen -2% en -5%; I: tussen -2% en 2%; l+: tussen 2% en 5%; I-H-: groter dan 5%.
2
100
-12
5
|
—— 1
3,25
4,1
6,1
3,25
4,1
5,9
3,25
3,7
5,8
—— 1
—— 1
‘
Volgens de resultaten van de conjunctuurtest over februari
is de orderontvangst van de Industrie toegenomen. Vooral
uit het buitenland werden meer orders ontvangen. Mede
hierdoor liep het indexcijfer van de orderpositie op naar
101 (1984=100). Vanaf juli 1987 was deze index niet meer
gestegen. Het oordeel van de ondernemers over orderontvangst en orderpositie veranderde echter nauwelijks ten
opzichte van januari en december. Ruim 70% van de ondernemers beoordeelde de orderontvangst en orderpositie in
februari als normaal.
Prijzen
Het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie is tussen midden februari en midden maart met 0,3% gestegen. Ten
opzichte van maart 1987 stegen de consumptieprijzen met
0,6%.
In de eerste drie maanden van 1988 lag het indexcijfer
gemiddeld op 122,1; dit is 0,5% hoger dan in het eerste
kwartaal van verleden jaar. Alleen voor de bestedingscate-
Op verzoek van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is uitgegaan van de bestaande definitie betreffende geregistreerde werkloosheid welketen grondslag ligt
aan het officiele werkloosheidscijfer dat uitsluitend is gebaseerd op de administratie van de arbeidsbureaus. Tot de
geregistreerde werklozen worden personen gerekend in de
leeftijd van 16 tot en met 64 jaar die staan ingeschreven bij
het arbeidsbureau, geen werkkring hebben, 20 uur of meer
per week in loondienst widen werken en daarvoor onmiddellijk beschikbaar zijn. Uit het onderzoek blijkt dat het aantal werklozen gemiddeld over de periode november 1987
tot en met januari 1988 463 000 bedroeg en in de periode
december 1987 tot en met februari 1988 485 000. Deze
aantallen, die niet voor seizoeninvloeden zijn gecorrigeerd,
zijn respectievelijk 33% en 30% lager dan de corresponde-
rende officiele werkloosheidscijfers (resp. 690 000 en
696 000). Opmerkelijk is de waargenomen stijging tussen
de twee genoemde driemaandsperioden met 22 000. Deze
stijging deed zich sterker voor bij de mannen dan bij de
gorieen kleding en schoeisel (-4,3%) en voedingsmidde-
vrouwen. Het aantal langdurig werklozen nam meer toe dan
len, dranken en tabak (-0,3%) werden over deze periode
prijsdalingen gemeten. De overige onderscheiden bestedingscategorieen kenden prijsstijgingen: vooral huur, ver-
Werkloosheid (x 1 000)
het aantal dat een jaar of korter staat ingeschreven.
warming en verlichting (1,8%) en medische verzorging
(1,7%) werden duurder.
Faillissementen
In maart werden 366 faillissementen uitgesproken, 6%
meer dan in maart 1987. Ook in februari was het aantal faillissementen gestegen (2%). Over het eerste kwartaal resul-
teert nog een daling van 1%; vanaf het tweede kwartaal van
1983 was het aantal faillissementen voortdurend gedaald.
Werkloosheid
Op verzoek van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek cijfers
samengesteld over de geregistreerde werkloosheid. Hiervoor zijn de gegevens over de werkloosheid zoals die zijn
opgenomen in de registratie van de arbeidsbureaus gecombineerd met de resultaten van de Enquete Beroepsbevolking (EBB).
De EBB is, als opvolger van de Arbeidskrachtentelling,
in januari 1987
van start gegaan. De EBB is een door-
lopende, mondelinge CBS-enquete. Maandelijks worden
circa 10 000 adressen benaderd waarbij alle personen van
15 jaar en ouder, die op het steekproefadres wonen, worden
geenqueteerd. Naast gegevens over de actuele arbeidspositie wordt ook gevraagd naar de situatie in de twaalf
maanden voorafgaande aan de enquetedatum (de retrospectieve gegevens).
Het combineren van deze enquete met de integrale, maar
voor een ander doel aangelegde registratie van de arbeidsbureaus I evert de onlangs gepubliceerde proeve van een
nieuw werkloosheidcijfer van het CBS op. Hoewel de EBB
maandelijks wordt gehouden is besloten een driemaandelijks gemiddelde te publiceren; onder meer om de door
de steekproef veroorzaakte onnauwkeurigheid te verminderen.
Prijsindex gezinsconsumptie
nov. ’87/jan. ’88
geslacht:
man
vrouw
totaal
294
169
463
dec. ’87/feb. ’88
313
171
485
duur:
1 jaar en korter
210
langer 1 jaar
totaal
253
463
214
270
485
Geld en krediet
De geldhoeveelheid (chartaal en giraal geld) groeide
gemiddeld over 1987 met 7% ten opzichte van 1986. Dit
percentage ligt iets onder het groeicijfer van 1986 (8%). De
secundaire liquiditeitenmassa, die voor het overgrote deel
bestaat uit kortlopende termijndeposito’s en valutategoeden, was verleden jaar gemiddeld even groot als in 1986.
Met uitzondering van 1978 is de secundaire liquiditeitenmassa in de laatste tien jaar ieder jaar in omvang toegenomen. De binnenlandse liquiditeitenmassa, de som van geldhoeveelheid en secundaire liquiditeit was in 1987 4% groter dan het jaar daarvoor (1986: 6%). De dalende tendens
van de rente in het vierde kwartaal van 1987 heeft zich ook
in het eerste kwartaal van 1988 voortgezet. Het rendement
op staatsobligaties, indicator voor de lange termijn-rente,
daalde in maart naar een gemiddeld niveau van 5,8%, terwijl de indicator voor de korte termijn-rente in het Conjunc-
tuurbericht (de daggeldmarktrente) terug liep naar 3,7%.
Het officieel wisseldisconto bleef staan op 3,25%.
Mutaties hebben betrekking op de overeenkomstige periode van het voorgaand jaar, tenzij anders vermeld.
Verbeterde cijfers worden niet als zodanig gekenmerkt.
Rente
In procenten laiaandcijfersl
I I I I I I I I
1 1 I 1 1 1 1 I I 1 I
1 1 1 M 1 i 1 1 1 1
1 1 !
A M J J A S O N D J F M A M J J A S O N D J F M A M J J A S O N D J F M
1987
1988
1985
1986
ESB 20-4-1988
391
Tabel 2.
Recente ontwikkelingen in het buitenland
1981/’85
gemidd.
1987
1986
Trend2′
1987
1987
1″ kw.
2″ kw.
e
e
3 kw.
4 kw.
1988
dec.
jan.
febr.
% mutatie t.o.v. dezelfde periode het jaar daarvoor
Produktie nijverheid.
axel, bouwnijv. (volume)
1
0
2
1
1
3
4
4
3
1
5
5
1
1
0
2
1
-1
3
2
2
4
0
-1
2
3
4
4
1
1
2
2
0
2
1
1
1
0
Frankrijk
Verenigd Koninkrijk
Italie
2
2
0
3
0
2
1
0
0
3
0
-1
2
5
2
Verenigde Staten
Japan
3
5
2
0
Europese Gemeenschap
1
2
2
Bondsrepubliek Duitsland
2
Belgie
Italie
2
1
3
0
2
1
1
2
3
0
1
2
3
3
Verenigde Staten
Japan
3
5
1
0
Europese Gemeenschap
Buitenland (gewogen)”
Nederland
1
2
2
Frankrijk
Verenigd Koninkrijk
0
-2
1
4
5
6
1
4
6
9
5
9
6
2
1
-1
3
2
2
3
2
0
0
-3
2
1
1
4
1
-1
2
2
5
3
2
3
6
3
1
-1
4
6
4
4
3
1
4
1
5
5
10
2
1
2
-1
2
2
2
1
2
-7
-3
Produktie Industrie (volume)
Bondsrepubliek Duitsland
Belgie
Nederland
2
0
-3
1
7
1
8
1+
I++
1+
6
1+
1+
1
6
5
9
3
1+
3
2
2
6
2
‘
Bron voor gegevens buitenland: Eurostat.
‘ Het gemiddelde van de 6 belangrijkste exportlanden, gewogen met nun aandeel in de Nederlandse export in 1985.
21
Trend: procentuele jaarmutatie van het meest recente voortschrijdend 12-maands (4-kwartaals) gemiddelde.
—I: kleiner dan -5%; -I: tussen -2% en -5%; I: tussen -2% en 2%; l+: tussen 2% en 5%; I++: grater dan 5%.
Focus: Consumentenvertrouwen.
Gemeten aan de index van het Consumentenvertrouwen is
het oordeel over de ontwikkeling van de economic in maart
ten opzichte van februari negatiever geworden. Hield in
februari de negatieve beoordeling de positieve ongeveer in
evenwicht, in maart werd ruim 3% meer negatieve dan positieve antwoorden gegeven. De opgaande lijn die zich na
een dieptepunt in oktober (voor de beurskrach) en november aftekende wordt hiermee niet voortgezet (zie graf iek 5).
De index van het Consumentenvertrouwen is gebaseerd op
vijf attitude- en verwachtingsvragen. Deze vragen worden
door ± 1 400, maandelijks a-select gekozen, respondenten
beantwoord.
De vragen zijn:
1. Wat vindt u van de ontwikkeling van de algemene
economische situatie? Is ‘t in Nederland volgens u in de
laatste 12 maanden beter of slechter geworden?
2. Wat zal er volgens u in de komende 12 maanden met de
algemene economische situatie in Nederland gebeuren?
3. Is de laatste 12 maanden de financiele situatie van uw
huishouden beter of slechter geworden?
Consumentenvertrouuen
4. Hoe denkt u dat het in de komende 12 maanden zal gaan
met de financiele situatie van uw huishouden.
5. Vindt u dat het nu voor de mensen een gunstige of ongunstige tijd is om duurzame artikelen te kopen?
Grafiek 6 geeft voor elk van de vijf vragen in procenten het
saldo van de positieve en negatieve antwoorden vanaf
januari 1987 weer. De beoordeling van de eigen financiele
situatie, zowel over de afgelopen als voor de komende 12
maanden, toonde in het afgelopen jaar en betrekkelijk stabiel verloop. De beantwoording van de overige vragen gaf
veel grotere fluctuaties te zien en bepaalde daarmee dan
ook in belangrijke mate het verloop van de totale index.
Opmerkelijk is het positieve oordeel in September van vorig
jaar, waarbij vooral opviel dat juist degenen die geenqueteerd zijn na de derde dinsdag in die maand tot het positieve
saldo hebben bijgedragen.
Consumentenvertrouuen
Saldo van positieve en negatieve antHoorden per vraag
Saldo van positieve en negatieve antMoorden
:uatie afgelopen 12 ma a rider
:uatie komende 12 maanden
jatie afgelopen 12 maanden
\
\ 7P^J,-.
V
/
I i
1
,
I
1
1
1
I N
1
V
1
\
/
1
A M J J A S 0 N 0 J F M A M J J A S 0 N D J F M A M J J A S 0 N0 J F M
1985
392
1986
1987
y \ x
^L/
N /
1988
1 V
1
J
F
M
A
M
J
1987
J
\
^
|
A
S
O
N
D
J
F
M
1988