Ga direct naar de content

‘Combineren en populariseren van economisch en psychologisch onderzoek vergt het nodige’

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 29 2023

Janka Stoker en Harry Garretsen zijn in het publieke domein invloedrijke wetenschappers geworden via onder meer columns in het Financieele Dagblad en publieksboeken op grond van bundeling van hun beider disciplines economie en psychologie. Welke uitdagingen komen ze daarbij tegen?

Over de interviewreeks Economische invloeden

Dit interview is deel 2 van een reeks interviews die journalist Peter Olsthoorn onafhankelijk hield met economische wetenschappers voor het project De Uitdagingen van Transitie van de decanen economie en bedrijfskunde.

 

Bekijk hier de overzichtspagina.

Psycholoog Janka Stoker is hoogleraar Leiderschap en Organisatieverandering aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde aan de Universiteit van Groningen, waar econoom Harry Garretsen hoogleraar Internationale Economie & Bedrijfskunde is. Samen bestieren ze daar het expertisecentrum In the Lead (Leadership, Evidence, Advice & Data). The missie (brochure) is het ondersteunen van organisaties en leiders door middel van wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. In the Lead werkt samen met bedrijven, overheidsinstellingen en buitenlandse business-opleidingen en universiteiten.

Hun onderzoek heeft een grote maatschappelijke invloed. In oktober 2022 publiceerden ze hun meest recente boek Goede Leiders in Onzekere Tijden, gebaseerd op, onder meer, eigen onderzoek en columns in Het Financieele Dagblad. In het boek analyseren ze leiderschapskenmerken van mensen als Volodymyr Zelensky en Paul Polman (voormalig Unilever-ceo). Garretsen en Stoker tonen in hun wetenschappelijk onderzoek een grote variatie  in onderwerpen. Bekend zijn bijvoorbeeldr The Facial Appearance of ceos en The relevance of personality traits for economic growth. Garretsen en Stoker ‘mengen’ economie en sociale en organisatiepsychologie, inclusief verschillende type data en methoden.

Janka Stoker
Harry Garretsen

Hoe helpt het samenbrengen van verschillende disciplines het veld echt vooruit?

Stoker: “Het weten te combineren van onderzoeksmethoden vormt de kern van het doen  van succesvol interdisciplinair onderzoek. Dat kost tijd. De buitenwereld vraagt echter vaak om een snel antwoord, wat in strijd is met het lange tijdsbestek dat nodig is om fundamenteel onderzoek te doen. Dit is een voortdurende uitdaging.”

Zo beschrijft het nieuwe boek het leiderschap van vertrekkend premier Rutte als beperkt gezien onze onzekere tijden. Dit wordt al overal in de pers gezegd en zelfs bevestigd in enquêtes onder ‘gewone mensen’. Vergroot de popularisering van onderzoek in columns, blogs en openbare boeken het risico op oppervlakkigheid?

Garretsen: “Een populair boek schrijven voor een breed publiek impliceert dat je enerzijds de inhoud wetenschappelijk wilt onderbouwen, maar anderzijds ook actuele leiderschapszaken op een toegankelijke manier wil meenemen. Dat is zeker een precair evenwicht, en je moet ook steeds nagaan waar je wetenschappelijke expertise begint en ophoudt.”

Wat leerde u van elkaars vakgebied?

Stoker: “Ik heb scherper leren nadenken over methoden en causaliteit, omdat psychologische onderzoekers minder streng zijn of waren dan economen als het om dit onderwerp gaat. Ten tweede verschilt de context: psychologen werken vaak op microbasis, omdat ze het gedrag van individuen bestuderen. Economen richten zich meer op de omgeving waarin individuen of organisaties opereren. Ten derde blijkt  het waardevol te zijn om nauwkeuriger definities en termen voor gezamenlijke concepten te ontwikkelen.”

Garretsen: “Dat laatste geldt ook voor mij. Het noodzakelijke begrip van elkaars theorieën, denkwijzen en concepten wordt al te lichtvaardig aanwezig geacht, maar dit is wel een cruciale voorwaarde om samen te werken. Economen kijken inderdaad naar grotere verbanden, maar wat  zich binnen organisaties afspeelt  of  in de hoofden van mensen is vaak een black box. De dynamiek binnen organisaties en vooral tussen mensen wordt door psychologen beter begrepen.”

U ontwikkelt geen nieuwe wetenschappelijke methoden, maar combineert data en methoden op nieuwe manieren, bijvoorbeeld in onderzoek naar de impact op leiderschapsgedrag van externe schokken zoals de Brexit of de recente pandemie. Hoe bewijst u zo’n verband?

Stoker: “Het is gebaseerd op internationale gegevens over een grote groep leiders over de hele wereld. De causaliteit is afgebakend, want het gaat hier voor leiders en hun bedrijven om een exogene schok. Ten tweede kunnen we ook de invloed van variabelen op meerdere niveaus identificeren, zoals het individuele niveau van de leider, maar ook kenmerken van de omgeving, bijvoorbeeld sectoren en landen.”

Garretsen: “In een andere studie laten we zien dat heet Brexit-stemgedrag niet alleen kan worden verklaard vanuit  economische variabelen. Het toevoegen van gegevens over persoonlijkheidskenmerken van Britse burgers blijkt de uitslag van het Brexit-referendum mede te verklaren. Dit zijn beide voorbeelden van multi-level studies waarbij je modellen gebruikt met meerdere aggregatieniveaus en gecombineerde economische en sociaalpsychologische variabelen.”

Zijn de gegevens over kenmerken en gedrag van leiders, en van andere sociaalpsychologische factoren ‘hard’ genoeg voor solide conclusies?

Stoker: “Dit is een cruciale vraag, omdat onze bevindingen deels gebaseerd zijn op subjectieve percepties van individuele medewerkers van de betrokken leiders. Voor elke leider hebben we echter meer dan één observatie, en we beschikken over gegevens over vele jaren met heel veel respondenten. Dus buiten het laboratoriumexperiment is het verzamelen van dergelijke gegevens doorgaans het beste wat je kunt doen als het om te analyseren gedrag gaat.”

U verzamelt data over de kwaliteit van managementpraktijken in het Nederlandse bedrijfsleven met behulp van de methoden uit de World Management Survey. Hoe werkt dit?

Garretsen: “Deze methode omvat dubbelblinde interviews met mid-level managers, die de managementpraktijken binnen hun gehele organisatie beschrijven en, zonder dat ze zelf weten, door getrainde interviewers op deze antwoorden worden gescoord. Bovendien kunnen we deze scores relateren aan objectieve prestatiegegevens van bedrijven van het CBS.”

Zijn de conclusies over het algemeen ‘hard’ genoeg, of toch drijfzand?

Stoker: “Het is inderdaad niet altijd mogelijk om causale relaties aan te tonen. Maar het is te gemakkelijk om subjectieve gegevens af te doen als ‘drijfzand’, en daarmee ook de conclusies. We hebben bijvoorbeeld duizenden observaties van leiders door hun medewerkers. Die zijn capabel genoeg om een – gemiddeld genomen – valide oordeel te krijgen over het gedrag van de respectievelijke leiders. Het is juist de combinatie met meer objectieve data, bijvoorbeeld over productiviteit, die vervolgens betrouwbare verbanden oplevert.”

In onderzoek naar leiderschap bij Nederlandse woningbouwverenigingen koppelde In the Lead prestatiegegevens aan resultaten uit enquêtes. In hoeverre is dit onderzoek valide?

Garretsen: “Ook hier ligt causaliteit gevoelig: heeft goed leiderschap beter ‘presterende” corporaties tot gevolg of weten reeds goed presterende corporaties betere leiders aan te trekken?  Maar we konden de prestaties nog steeds in correlationeel verband brengen met de kwaliteit van de managementpraktijken. In de toekomst willen we deze methodiek ook toepassen voor onderzoek naar de bestuurlijke kwaliteit en het presteren van onderdelen van de Nederlandse Rijksoverheid.

Je beperken tot objectieve gegevens over personeelsverloop, duur van het leiderschap en alleen personeelsverloop lijkt veiliger. Leiderschapsgedrag kan echter niet alleen of niet goed genoeg worden vastgelegd via dergelijke objectieve gegevens. Bovendien maken nieuwere datatechnieken het verzamelen van objectievere gedragsgegevens mogelijk, b.v. via agendagegevens van leiders.”

In the Lead heeft met de Universiteit van Cambridge de economische veerkracht van Britse regio’s gemeten aan de hand van persoonskenmerken in die regio, met behulp van een dataset van persoonlijkheidskenmerken van 700.000 Britse burgers in enquêtes. Dat werd gecombineerd met regionale economische gegevens. Kunnen oorzaak en gevolg hier worden verward?

Garretsen: “Uit de resultaten blijkt dat het herstel van een recessie in het zuiden van Groot-Brittannië doorgaans sneller verloopt dan in het noorden, wat gedeeltelijk kan worden verklaard door regionaal geclusterde peroonlijkheidskenmerken van de bewoners van de verschillende regio’s . Je moet inderdaad scherp zijn op oorzaak en gevolg. De houding en gevoelens van mensen zijn indicatoren van economische veerkracht, maar andersom bepaalt de economische situatie op zijn beurt de houding van mensen in een regio. In het onderzoek proberen we de causaliteit te vangen door gebruik te maken van zogenoemde instrumentele variabelen.”

Big data bieden mogelijkheden voor innovatief interdisciplinair sociaalpsychologisch/economisch onderzoek. Welke euvels komt u tegen?

Stoker: “Zeker bij dit type data is het stellen van de juiste onderzoeksvraag cruciaal. Bovendien kan bijvoorbeeld informatie uit de agenda’s van zeer veel ceo’s over een langere periode potentieel een bigdataset creëren door deze data te koppelen aan allerlei individuele en bedrijfsgegevens. Maar ben je dan in staat deze data op voldoende grote schaal te verzamelen?

Garretsen: “Vaak kunnen we met big data tot significante correlaties komen, maar dat zegt derhalve nog niets over de causaliteit van de relatie tussen bijvoorbeeld leiderschap en organisatie-uitkomsten Je loopt het risico als onderzoeker ‘lui’ te worden als je op basis van een enorme berg data tot significante correlaties komt zonder solide onderliggende verklaringen of theorieën.”

Leiderschapsonderzoek maakt ook gebruik van inzichten uit disciplines als geschiedenis, sociologie en antropologie. Welke uitdagingen biedt dit methodologisch?

Garretsen: “Je ziet steeds meer van dit soort kruisverbanden. Wij hebben ervaren dat het combineren van slechts twee disciplines, economie en pyschologie, al een echte uitdaging is qua methoden en concepten. We laten echter hopelijk zien dat het wel kan, zolang je maar investeert in het begrijpen van elkaars wetenschappelijke taal en kracht…”

Auteur

Categorieën

Plaats een reactie