column
Fieke van der Lecq
Gastonderzoeker Erasmus Universiteit Rotterdam
Niet kiezen is ook kiezen
Waar markten falen, probeert de overheid het
beter te doen. Veelal grijpt het beleid aan bij de
aanbodzijde van de markt. Daar kun je als overheid makkelijk interveniëren, door eisen te stellen
aan de aangeboden producten en diensten. De
aanbieders zijn bovendien – uit hun aard – goed
benaderbaar. De geleverde waar moet van goede
kwaliteit zijn, redelijk geprijsd en onder fatsoenlijke condities worden verhandeld. Bijsluiters, vergelijkende websites, zelftesten en dergelijke, zijn
allemaal prachtige instrumenten voor wie ermee
kan omgaan. Pas nadat de vraagzijde voldoende
toegerust is, heeft het zin om de informatie aan
de aanbodzijde te verbeteren.
Het is moeilijk voor de overheid om kwalitatief
vraagbeleid te ontwikkelen. Hoe aan te grijpen bij
het keuzeproces van al die atomistische afnemers? Moet je die dan gaan opvoeden? Deze consumenten zijn ook de stemmers die de volgende
verkiezingsuitslag gaan bepalen. Wie consumenten in bescherming neemt tegen bedrijven, staat
electoraal sterker dan degene die consumenten wil
opleiden tot zelfredzaamheid. Toch is dat laatste
een waardevolle investering. Goed geïnformeerde
consumenten zijn beter in staat om keuzes te
maken die hun welvaart verhogen. Doordat zij
actiever kiezen, door te vergelijken en met aanbieders te onderhandelen, kunnen zij de aanbodzijde
duidelijker signalen geven over hun behoeften.
Zo kunnen aanbod en vraag beter aansluiten.
Een voorbeeld van kwalitatief vraagbeleid is
financiële alfabetisering. Hiermee zijn al goede
ervaringen opgedaan in Australië, het Verenigd
Koninkrijk, Nieuw-Zeeland en de Verenigde
Staten. Educatieprogramma’s op scholen, op de
werkplek, voor senioren en via televisie hadden
tot gevolg dat mensen beter gingen nadenken
over hun geldzaken en hier meer grip op kregen.
Dit betrof bijvoorbeeld het opnemen van een
hypotheek en consumptief krediet, het spaarge-
drag en het gebruik van de creditcard. Bewuste
financiële consumenten laten zich minder door
reclames leiden en denken beter na over hun
eigen wensen en mogelijkheden. Financiële alfabetisering gaat langzaam en kost veel geld en inspanning. Gelukkig zijn veel financiële bedrijven
bereid om samen te werken met de overheid bij
het ontwikkelen en implementeren van financiële
educatieprogramma’s, waardoor de krachten kunnen worden gebundeld en de kosten gedeeld.
Financiële alfabetisering zorgt niet voor bescherming, maar voor toerusting van de consument.
Voor het succes van dergelijke empowermentprogramma’s blijken drie groepen factoren cruciaal te zijn. Natuurlijk moeten mensen kennis
en inzicht verwerven. Hiervoor gaan ze echter
pas moeite doen als ze het onderwerp belangrijk
en urgent genoeg vinden. De absorptiecapaciteit
groeit bovendien naarmate consumenten meer
zelfvertrouwen krijgen, waardoor ze zich niet
langer afhankelijk voelen van adviseurs. Dan
groeit de zelfredzaamheid en komt men in een
positieve spiraal. Niet langer vormen financiële
vraagstukken een bron van schaamte, maar worden ze een normaal gespreksonderwerp. Zoals je
op een feestje over je nieuwe auto praat, kun je
ook over je hypotheek praten.
Een andere les die uit buitenlandse ervaringen
kan worden getrokken, is dat niet iedereen op
keuzevrijheid zit te wachten. Het lijkt verstandig
om bij elke keuze een mogelijkheid aan te geven,
waaraan men zich geen buil zal vallen. Wie niet
wil of kan kiezen, kiest deze standaardvariant
en zal redelijk goed af zijn. Wie wel bereid en in
staat is te kiezen, kan voor maatwerk gaan. Ook
hierin verschillen financiële producten weinig van
auto’s. Niet iedereen kijkt onder de motorkap en
wil bijzondere accessoires. Toch geeft de keuzemogelijkheid een goed gevoel, zolang er voor de
niet-kiezers ook een acceptabele optie is.
ESB
april 2007
47