.
ESB Ceteris paribus
320Jaargang 101 (4733) 28 april 2016
Ceteris paribus
Arnold Heertje
Arnold Heertje is emeritus hoogleraar aan de Uni-
versiteit van Amsterdam en publicist.
Waar werkt u op dit moment aan?
“Eigenlijk drie dingen. Ik schrijf een recensie van een boek over de bi-
bliotheek van de Italiaanse neo-ricardiaanse econoom Piero Sraffa, ik
werk met een wiskundige aan een model van een economie met niet-
reproduceerbare goederen, zoals goederen met een emotionele of cul –
turele waarde, en ik ben bezig met extra materiaal bij de nieuwe druk
van mijn middelbareschoolboek voor het vak economie.”
Waarom heeft u een nieuwe druk van uw leerboek gemaakt?
“Mijn uitgever Walburg Pers heeft me dat gevraagd. Maar het kwam in
een stroomversnelling omdat het curriculum op de middelbare school
– gelukkig – veranderd is. Ik zeg ‘gelukkig’ omdat het niveau van het
economieonderwijs op de middelbare school na jaren weer eens om –
hoog gaat. Er is weer ruimte voor instrumentele analyse en we ver –
wachten dat leerlingen uit de voeten kunnen met concepten als korte
en lange termijn en evenwichtssituaties en niet-evenwichtssituaties.
Als je economie hebt bestudeerd, weet je dat een helder begrip van
deze concepten je al heel ver brengt. Daarnaast is er inhoudelijke ver –
nieuwing op een aantal punten. De macro-economie is terug van weg –
geweest en de Gini-coëfficiënt en de Phillips-curve zijn nieuw.
Ik zeg ‘terug van weggeweest bij de macro-economie’ omdat die bij de
vorige curriculumvernieuwing door de commissie-Teulings in 2002 uit
het programma gehaald was. Met de beste bedoelingen overigens, er
kwam daardoor meer ruimte voor speltheorie, en markten kwamen
centraal te staan. Dat paste helemaal in de tijdgeest van toen: leerlin –
gen konden uitleggen met welke effecten ze te maken kregen als ze een
verzekeringspolis wilden afsluiten. Maar met de crisis bleek dit niet
meer uit te leggen: we hebben een hele generatie leerlingen gehad die,
terwijl er van alles gebeurde in de wereld, weinig leerden over macro,
niet wisten wie Keynes was en niets begrepen van geldschepping.
Natuurlijk gingen sommige eigenwijze docenten, een gideonsbende uiteraard, in op de wens van de leerlingen om hier wat over te leren.
Maar de meerderheid helaas niet. Leraren kennen de stof soms zelf niet
goed en de tijd die ze hieraan besteden gaat ten koste van de tijd die ze
kunnen besteden aan stof die wel
onderdeel van het curriculum was.
Maar dat is nu opgelost. Ondanks protesten van de VECON [vereni-
ging van leraren in de economisch-maatschappelijke vakken] zet de
staatsecretaris de curriculumverandering door.”
Vanwaar die weerstand?
“Veel leraren zullen zich wat moeten bijscholen, ze zijn nu gewend aan
niet-instrumentele analyse. Ze kunnen zich in ieder geval niet meer be –
trekkelijk passief aan het programma-Teulings houden. Voor sommige
oudere leraren kan ophouden een optie zijn. Die weerstand is echter
een normaal proces dat je bij veel nieuwe producten ziet. Dat kun je
die docenten niet kwalijk nemen.”
Naschrift redactie. De eerste druk van het leerboek De kern van de econo-
mie van Arnold Heertje kwam uit in 1962 en heeft er veel aan bijgedra-
gen om het vak economie in Nederland op de kaart te zetten. De volledig
herziene vierde druk kwam afgelopen najaar uit. www.kerneconomie.nl
HET WOORD AAN…
UIT DE OUDE ESB-DOOS
AARDGAS IN OPMARS
In het jongste verleden heeft het aardgas een fantasti-
sche opgang gemaakt. In 1948 kon het net één promille
van de Europese energiebehoefte dekken, in 1958, was
dat al ongeveer 1,2 pCt. De consumptie van aardgas is
in die tijd dertien keer zo groot geworden. Zal deze ten –
dens zich voortzetten? Waarschijnlijk niet in de mate waarin dat tot nu
toe is geschied, maar dat het gebruik flink zal stijgen schijnt toch wel
evident. In een rapport van de Organisatie voor Europese Economische
Samenwerking wordt geschat, dat de produktie – en dus ongeveer de
consumptie – van aardgas in Europa tussen 1955 en 1965 zal vervier –
voudigen en dan de volgende tien jaren nog eens zal verdubbelen.
Noordhoff, F.S. (1963) Aardgas in opmars. ESB, 48(2399), 714.