ESB Ceteris paribus
160Jaargang 101 (4728) 18 februari 2016
Ceteris paribus
Jean Frijns
Minister Plasterk laat de effecten van een opsplit –
sing van pensioenfonds ABP onderzoeken. ESB
stelde hierover vragen aan Jean Frijns (commis-
saris bij Kas Bank).
Wat is uw mening over een mogelijke opsplitsing?
“De wetgever probeert het pensioenfonds zo veel mogelijk te bescher –
men tegen onoorbare bedoelingen van de werkgever. Dat geschiedt
door minimale eisen aan de mate van dekking te stellen en door regels
vast te stellen voor de premiestelling. Verder kennen we het principe van
de (grote) verplichtstelling. Werkgevers in een bedrijfstak mogen alleen
voor zichzelf beginnen als ze kunnen aantonen dat hun regeling beter
is dan de vigerende brede bedrijfstakregeling. Nu is de verplichtstelling
strikt genomen niet van toepassing voor het ABP, maar het principe
geldt onverkort. De motivatie van Plasterk is, vrees ik, dat hij bij een
opgesplitst pensioenfonds een goedkopere regeling kan afdwingen.
Dat lijkt mij strijdig met de bedoelingen van de wetgever. Het zou de
Tweede Kamer sieren als zij dat de heer Plasterk duidelijk maken. Dat
laat onverlet dat de vraag naar opsplitsing een legitieme is. Deze dient
dan beantwoord te worden vanuit de belangen van de deelnemers, van
actieven en gepensioneerden. En niet vanuit opportunistische motie –
ven van een werkgever.”
Wat zouden de effecten van een mogelijke opsplitsing zijn?
“Deze vraag zou ik vanuit twee invalshoeken willen bekijken. De eerste
is de vraag of het ABP niet te groot is. De tweede of een ongesplitst
pensioenfonds nog wel een adequate formule is gelet op de heterogeni-
teit van de groepen deelnemers. Het antwoord op de eerste vraag kan
simpel zijn, de grootte van het ABP is in de huidige globale financiële
markten een voordeel en geen nadeel. Veel interessanter is de tweede
vraag. Is een ongesplitst pensioenfonds nog wel van deze tijd? Het ant –
woord daarop is nee. Pensioenfondsen blijken niet in staat op een hel –
dere en overtuigende wijze rekening te houden met de belangen van de
onderling zeer verschillende groepen deelnemers. Niet omdat besturen dat niet willen maar omdat de vigerende wet- en regelgeving hun dat
nagenoeg onmogelijk maakt. De wet gaat uit van een ongedeeld fonds
zonder mogelijkheden tot differentiatie in het beleggingsbeleid naar
groepen deelnemers en met strikte regels ten aanzien van premie- en
indexatiebeleid die maar zeer beperkt ruimte geven tot een aangepaste
risicotoedeling naar jong en oud. Het gevolg zijn ontevreden deelne
–
mers die zich allemaal tekort gedaan voelen.”
Zou u de beleidsmaker aanraden tot een opsplitsing over te gaan?
“Opsplitsing is wijs maar nagenoeg onuitvoerbaar. Mijn voorstel zou
zijn sluiting van het bestaande fonds en oprichting van een nieuw
fonds op Defined Contribution-basis voor de nieuwe verplichtingen.
Dat is ook het model dat bij grote ondernemingen als ING is gekozen.
Opgebouwde rechten van actieve deelnemers zouden op vrijwillige
basis kunnen worden overgedragen naar het nieuwe fonds. De waarde –
ring van de over te dragen rechten is duidelijk: tegen de voorwaarden
waartegen ze zijn ingekocht. Bij het ABP en veel andere fondsen is dat
de gedempte kostprijspremie waarbij een voorschot wordt genomen
op het toekomstig rendement.”
HET WOORD AAN…
UIT DE OUDE ESB-DOOS
VOL IS VOL?
De stroom van laag opgeleide migranten naar ont –
wikkelde landen met een uitgebreid sociale zeker –
heidsstelsel, inclusief een ruime oudedagsvoorzie –
ning , leidt tot veel discussie. Daar deze migranten
vooral werkzaam zijn in de onderste regionen van
het loongebouw en de welvaartsstaat gekenmerkt wordt door her –
verdeling van rijk naar arm, zullen zij per saldo financieel voordeel
ondervinden van dit stelsel. Op basis hiervan mag men verwachten
dat de oorspronkelijke inwoners van het land zich zullen verzetten
tegen de instroom van deze migranten. Met betrekking tot pensioe –
nen zijn de voor- en nadelen echter niet zo eenduidig.
Leers, T. (2000) Nederland kan niet vol genoeg! ESB, 85(4239), 55.
Ceteris paribus
Geplaatst als type: