Figuur 1. DNB-conjunctuurindicatar
realisatie
indicator
Buitenlandse
invloeden op
deconjunctuur
in Nederland
De DNB-conjunctuurindicator voor
juli 1991 duidt net als in voorgaande
maanden op een verdere afzwakking van de conjunctuur, zie figuur
1. De realisatie van de conjunctuur,
gemeten aan de produktie in de verwerkende industrie, geeft voor de recente maanden een snelle conjuncturele neergang aan.
Ook internationaal bezien is de conjuncturele situatie minder gunstig. Figuur 2 toont de conjunctuurindicator
voor Nederland, naast de aan het
Duitse IFO-instituut respectievelijk
het Amerikaanse Department of Commerce ontleende en door ons getransformeerde conjunctuurindicatoren
voor het voormalige West-Duitsland
en de Verenigde Staten. De Verenigde
Staten verkeren thans, evenals het Verenigd Koninkrijk, in een recessie. Blijkens de recentelijk verschenen World
Economic Outlook van het IMF wordt
voor de laatstgenoemde twee landen
in de eerste twee kwartalen van 1991
een daling van het bnp-volume voorzien van 0,5% respectievelijk 1,5%.
De situatie in deze landen is daarmee
aanzienlijk minder rooskleurig dan in
de Westeuropese landen op het continent, waar voor deze kwartalen een
groei wordt verwacht van 2% (Frankrijk en Italic) a 3% (Duitsland).
BO
81
82
83
84
85
De conjunctuur in de VS, Duitsland
en Nederland heeft in de afgelopen
decennia vrijwel voortdurend synchroon gelopen. Zoals te zien is in figuur 2, is het conjuncturele patroon
van de VS echter gedurende de jaren
1985-1988 tegengesteld geweest aan
dat van Duitsland en Nederland.
Deze figuur suggereert verder dat de
synchroniteit in de conjunctuur in de
jaren 1989-1990 weer is hersteld. Het
ligt evenwel in de lijn van de verwachtingen dat dit synchrone patroon in
de tweede helft van het lopende jaar
en in het komende jaar wederom
wordt doorbroken.
Het IMF voorziet een economische
groei die snel oploopt naar bijna 3%
eind 1992 in de VS en circa 4% in het
VK. Over Duitsland, voor Nederland
de belangrijkste handelspartner, is het
IMF minder optimistisch. De daling in
de Duitse groei zal zich voortzetten
tot een niveau van iets boven de 2%
eind 1992. Hierbij spelen vooral de
hogere belastingen die nodig zijn om
de kosten van de Duitse eenwording
te dekken, een rol. In Frankrijk en Italic blijft de groei naar verwachting circa 2%.
De Nederlandse conjuncturele beweging bevindt zich blijkens figuur 2
tussen die van Duitsland en de VS
Figuur 2. Conjunctuurindicatoren voor Nederland, Duitsland en de VS
Nederland
– – – Verenigde Staten
…….. Duitsland
SO
81
ESB 8-5-1991
82
33
84
85
86
87
88
S9
9O
91
92
86
87
88
89
9O
91
92
in: Nederland profiteert momenteel
enerzijds van de bestedingsimpulsen
van de Duitse eenwording, waardoor de conjuncturele afzwakking
wordt vertraagd, maar ondervindt anderzijds enig nadeel van de huidige
zwakke conjunctuur in de Angelsaksische landen. In 1992 is de situatie
omgekeerd: tegenover de lagere
groei in Duitsland staat een fors
groeiherstel in de Angelsaksische
landen. Voor alle industrielanden samen wordt door het IMF een toenarne van de groei verwacht van 1,4%
in 1991 naar 2,8% in 1992. De wereldhandelsgroei zal in 1992 dan
ook aanzienlijk hoger zijn dan in
1991. Verwacht mag worden dat de
conjuncturele beweging in Nederland in de eerste helft van 1992 zal
omslaan van dalend naar stijgend.
Conclusie
De DNB-conjunctuurindicator duidt
voor Nederland op een verdere afvlakking van de conjunctuur. Voor
Duitsland wordt op langere termijn
een verdere conjuncturele groeivertraging verwacht, maar voor andere,
met name Angelsaksische, industrielanden juist een conjunctureel herstel. Verwacht mag worden dat de
conjuncturele beweging in Nederland over grofweg een jaar zal omslaan van af- naar toenemend.
Deze rubriek wordt samengesteld door
J.A. Bikker en L. de Haan, werkzaam bij
de afdeling Wetenschappelijk onderzoek
en econometric respectievelijk de Studie-
dienst van de Nederlandsche Bank.