Hoewel de noodzaak van een welvaartsmaatstaf die naast economische
groei ook het belang van sociale factoren en ecologie meeweegt, onbetwist is, blijkt uit een vergelijking van beschikbare alternatieve maatstaven dat er nog geen bruikbaar alternatief bestaat voor het bbp.
10Jaargang 101 (4725) 7 januari 2016
Brede welvaarts –
indicatoren nog geen alternatief voor bbp
GROEI & CONJUNCTUUR
W
anneer wordt gesproken over een
toename van de welvaart, gaat het
meestal om een toename van het
bruto binnenlands product (bbp).
Het bbp is echter enkel en alleen
een meting van inkomens-, productie- en bestedingsstro –
men. Hiervoor was het ook bedoeld door Simon Kuznets,
de grondlegger van het systeem van Nationale Rekeningen
en daarmee van het bbp zoals we dat nu kennen (Kuznets,
1934). Lange tijd was het niet zo’n groot probleem dat brede
welvaart en bbp-ontwikkeling niet aan elkaar gelijk waren. Ten eerste correleerden zaken die ook relevant zijn
voor de gemiddelde burger, zoals inkomensontwikkeling ,
levensverwachting , gezondheid of onderwijs, lange tijd
met de ontwikkeling van het bbp. Zo is de ontwikkeling
van de levensverwachting in Nederland tot ongeveer 2001
vrijwel gelijk aan die van het bbp per capita, waarna de le –
vensverwachting een stuk harder stijgt. Ditzelfde verloop
van de levensverwachting en het bbp per capita is te zien in
bijvoorbeeld Duitsland, Italië, Noorwegen en het Verenigd
Koninkrijk. Hier blijkt dat beide reeksen tot ongeveer
2000 toenamen, maar daarna blijft de levensverwachting
stijgen terwijl het bbp per capita stagneert. Ten tweede speelde de notie van bbp tot een jaar of
dertig geleden niet zo’n dominante rol in beleid en in –
stituties. Dat is echter veranderd. Een groot deel van het
budgettaire institutionele raamwerk van de eurozone is nu echter gebouwd op het begrip bbp: EMU-saldo en -schuld
worden berekend als percentage van het bbp en een beleids-
agenda vooral gericht op economische groei wordt tegen
–
woordig gezien als de heilige graal. Gevolg hiervan is dat
economische groei en bbp ook in de media de afgelopen
decennia alleen maar belangrijker zijn geworden. Inmiddels zijn er genoeg alternatieven voor het bbp.
Een systematische vergelijking van deze alternatieve, brede
welvaartsbegrippen ontbreekt echter. Vertellen deze nu een
echt ander verhaal dan bbp als je landen met elkaar verge –
lijkt? En in welke mate verschilt economische groei met
bredere welvaartsgroei?
BEPERKING BBP ALS WELVAARTSMAATSTAF
De beperkingen van het bbp als welvaartsmaatstaf zijn in –
middels voldoende gedocumenteerd (Coyle, 2014; Kara –
bell, 2014). Ten eerste meet het bbp alleen marktproductie, dat wil
zeggen alleen productie die tegen marktprijzen wordt ver –
handeld. Daardoor ontbraken altijd al huishoudproductie
en andere niet-marktactiviteiten. Voorts is de kwaliteitsver –
betering van producten hiermee lastig te meten en brengt
ook de verdienstelijking van de economie meetproblemen
met zich mee. Innovatie zorgt bovendien voor nog grotere
uitdagingen bij het meten van marktprijzen. De deelecono –
mie zorgt ervoor dat consumenten steeds meer met elkaar
handelen. Dit is niet of nauwelijks in bbp-termen te vatten,
maar behoort wel tot de economische activiteit. Daarnaast
hebben steeds meer informatieproducten marginale kosten
van nul. Dit leidt tot meetproblemen qua bbp, zodat het
consumentensurplus en bbp steeds verder uit elkaar lopen. Ten tweede worden voorraden, of kapitaalsvormen, niet
meegenomen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om natuurlijke
hulpbronnen, menselijk, sociaal en economisch kapitaal. Zo –
wel het opbouwen en vernietigen ervan als de waarde van de
voorraden zelf blijft buiten het zicht van het bbp. Ten derde wordt de verdeling van het inkomen niet HANS
STEGEMAN
Hoofd speciale
projecten bij de
Rabobank
ISABEL
MEINEMA
Stagiair bij de
Rabobank
Het bbp is een slechte maatstaf voor de ontwikkeling van welvaart
en is daarvoor ook nooit bedoeld. Maar een vergelijking van be –
schikbare alternatieven voor het bbp laat zien dat een bruikbaar
alternatief voor de ontwikkeling van welvaart voor beleid nog niet
is gevonden.
ESB Groei & Conjunctuur
Groei & Conjunctuur ESB
11Jaargang 101 (4725) 7 januari 2016
1960 1
97 0
1980 1990 20 00 20 10
S ub je ctie ve
a an p ak
H yb rid e
i n d exe n
D ash b oa rd s
M on eta ir e
a an p ak
C ap it al Base d
A ppro ac hSo cia l
a cco un ts
S SF
r e po rt
B run dtla n d
R epo rt ( 1 9 87 )
Y o ur B ette r
L if e Index
G D P a nd
B eyo n d ( E U )Spo nso rs h ip
gr oup ( ES SC )
TF SD ( U N EC E/
E ur osta t/ O EC D
In d iv id ua l
W ealt h
I n d ex ( IW I)
E nv ir o nme ntal
P erfo rmanc e I nd ex ( E P I)
M ille ni um De ve lo p me nt
G oal s (U N)
Sus ta in ab le
S o cie ty
I n d ex ( S SI)H appy In co m e
I n d ex ( H II)
A dju st ed ne t sav ing s
(w orldBank )
WGSSD ( U N EC E/
E ur osta t/ O EC D
H appy L if e
I n d ex ( H LI)H um an D eve lo pm en t I n d ex
( H D I)
G re en G D P
Genu ine sav ing s
Age nd a
2 1 ( U N )
Easte rlin ( 19 7 4)H appi ness data
In d ex o f S ocia l H ealt h ( IS H )
Eco lo g ic al F ootp rint ( E F )In d ex o f E co n om ic W ell Be in g ( IE W B)G lo b al P ro je ct o f
m easur in g pr ogr ess of
s o cie tie s ( OEC D a nd
o th er i nstit ut io n s
Dash boar ds of su stainab le
d eve lo op me nt ( UN, EU and
nat io nal d eclinat io ns
Syste m o f i n te gr ate d
E n vir o n m en ta l a nd e co n om ic
a cco un tin g (U N )
In d ex o f S us ta in ab le
E co n om ic W elf a re (IS EW )
G en ui ne P ro gr ess I nd ic a to r ( G PI)
H appy Pla n et
I n d ex ( H PI)
S o cia l
i n d ic a to rs
N ord haus
a n d To bin
( M EW e n S M EW )
Eq ui va le n t i n co m e
a ppr oach es
meegenomen. Daarbij gaat het zowel om sectoren binnen
een economie (huishoudens, bedrijven en overheid) als de
verdeling van het inkomen binnen deze sectoren. Zo scoort
Nederland met betrekking tot het bbp per capita relatief
hoog , maar ligt het besteedbare huishoudinkomen van
Nederland aanzienlijk lager (Legierse, 2015). Deze opsom –
ming is niet uitputtend, maar geeft wel een indicatie voor
de uitdagingen van werken met het bbp.
ALTERNATIEVEN VOOR HET BBP
Fleurbaey en Blanchet (2013) laten zien hoe de alternatie –
ven kunnen worden geclassificeerd, door ze in te delen in vier
verschillende groepen. In figuur 1 is op de horizontale as het
moment van publicatie te zien, en op de verticale as de mate
waarin de alternatieve index is gebaseerd op variabelen die
direct zijn gerelateerd aan het bbp. De figuur laat publicaties
zien vanaf het jaar 1960. Grofweg zijn er vier methoden te onderscheiden. Als
eerste de subjectieve methode, waarbij indices volledig zijn
gebaseerd op subjectieve data uit vragenlijsten. Voorbeel –
den van indices die de subjectieve methode gebruiken,
zijn de Life Satisfaction index (LS) en de Gallup Global
Well-being index. Deze methodologie kan problematisch
zijn, omdat individuen de keuzemogelijkheden van de ant –
woorden verschillend kunnen interpreteren (Kahneman en
Krueger, 2006). Als meer welvaartsindicatoren worden samengevoegd
tot één indicator, gaat het om hybride indices, waarbij zowel
subjectieve als objectieve data worden gebruikt. De meeste
publiek beschikbare indices vallen in deze categorie, namelijk
de Human Development Index (HDI), Happy Planet Index
(HPI), Better Life Index (BLI), Index of Economic Well-
Being (IEWB), Legatum Prosperity Index (LPI), World
Happiness Index (WHI) en de Social Progress Index (SPI). Een derde methode is het opstellen van dashboards
die
een aantal indicatoren presenteren en waarbij het aan de
gebruikers is overgelaten om tot een persoonlijke index te
komen. Het samenvoegen van verschillende dimensies van
welvaart tot één index geeft methodologische problemen,
zoals de weging van verschillende dimensies (Decancq &
Schokkaert, 2013), en hoe kruiselasticiteiten te interpre –
teren. Voorbeelden van dashboards zijn de Sustainable
Society Index (SSI) en de Monitor Duurzaam Nederland
(CBS, 2014). De SSI is in dit artikel gebruikt als hybride
index, waarbij het meetkundig gemiddelde is genomen van
de variabelen. Als laatste is er nog de monetaire aanpak, die kan
worden gezien als een aangepaste berekening van het bbp.
Hierbij wordt de berekening van het bbp vaak gecorrigeerd
voor het interen op voorraden van meestal natuurlijke
hulpbronnen. Voorbeelden van indices die deze methode
gebruiken, zijn de Inclusive Wealth Index (IWI), Index
of Sustainable Economic Welfare (ISEW ) en de Genuine
Progress Indicator (GPI).
VERGELIJKING VERSCHILLENDE LANDEN
De welvaart van landen wordt meestal vergeleken op basis
van het bbp per capita. Door ook de alternatieven op een –
zelfde wijze te rangschikken kan worden afgeleid of dit leidt
tot een andere conclusie met betrekking tot brede welvaart. De selectiecriteria voor de indices zijn: openbaar be –
schikbare gegevens voor in ieder geval de OESO-landen en
herleidbaar of gepubliceerd als één kengetal. Deze laatste
afbakening is ingegeven om de vergelijking met het bbp en
de ontwikkeling ervan mogelijk te maken. Met behulp van
een dashboard is dat aanzienlijk lastiger. De uiteindelijke selectie bestaat uit de LPI, IWI, SPI,
BLI, HDI, LS, WHI, IEWB, Gallup Global Well-Being
Bron: Fleurbaey en Blanchet, 2013; Stegeman en Meinema, 2016
Classificatie indicesFIGUUR 1
ESB Groei & Conjunctuur
12Jaargang 101 (4725) 7 januari 2016
85
8
7
8
9
9
1
9
3
9
5
9
7
9
9
1
0 1
1
0 3
1
0 5
2 0 00 20 02 20 04 20 06 20 08 20 10 20 12 20 14
I
n d ex 2 0 08= 10 0
IE W BHDISSIW HIHPIB BP
–2 ,0
–1
,5
–1
,0
–0
,5
0
0
,5
1
,0
1
,5
2
,0
–2 0
–1
5
–1
0
–5 05
1
0
1
5
2
0
Noo
Zwi
Zwe Den NZ
Aus Ijs
Aus
Can Fin
Ned DuiVK
Ier VS
Fra Isr
Spa JapBel
Slo
Bra
Chil Tsj
Ita
Kor
Mex Pol
Slo
Por Est
Hon Gri
Tur
Rus
B LIW HIGallu p G lo balL SSSIH DIH PILP ISP IIW ISo mB BP p er c a p it a ( rechteras)
Z-score
Z-score
Index, SSI en HPI en het bbp per capita (Stegeman en Mei-
nema, 2016).
Figuur 2 geeft de over tien welvaartsindicatoren opge –
telde Z-scores weer van de landen die zijn onderzocht. De
Z-score laat zien hoeveel standaarddeviaties de uitkomst
van een land afwijkt van het gemiddelde van de geselec-
teerde landen. Een hoge Z-score betekent een relatief hoge
score van een land op de desbetreffende index. De bolletjes
geven de Z-score van het bbp per capita aan. De data zijn
genormaliseerd over deze selectie van landen. Alle indices worden vergeleken met het bbp per capita. Bij een sterke correlatie tussen het bbp per capita en het al
–
ternatief voegt dit alternatief weinig nieuwe informatie toe
over de relatieve verschillen in welvaart. De uitkomsten zijn
niet helemaal eenduidig. De correlatie van BBP per capita
met de som van de Z-scores van de indices (zoals afgebeeld)
is met 0,83 hoog. De correlaties van de BLI, HDI, LPI, SPI,
IWI en WHI met het BBP per capita zijn daarbij ook hoog.
Opvallend is dat de uitkomsten van deze indices weinig ver –
schillen tonen terwijl ze toch uiteenlopen in welke en de
hoeveelheid variabelen die zij meenemen. Zo bevat de HDI
4 variabelen en de LPI 89 variabelen. Gezien de hoge cor –
relatie tussen deze indices is het de vraag wat de toegevoegde
waarde is van de grote hoeveelheid variabelen bij LPI. Voor de overige indices – LS, Gallup Global Well-
Being Index, SSI en HPI – blijkt dat de de uitkomsten niet
lijken op die van het bbp per capita. Bij zowel de HPI als
de SSI kan de zwakke correlatie met het bbp per capita
worden veroorzaakt doordat hier de ecologische dimensie
relatief zwaar meeweegt. Het meenemen van ecologische factoren blijkt een aan –
zienlijk verschil te maken in de rangordening van landen.
Indices die veel variabelen meenemen, of slechts in beperkte
mate ecologische factoren, laten nagenoeg eenzelfde beeld
zien van de rangordening van landen naar welvaart als het
bbp per capita.
GROENE GROEI EN DUURZAME ONTWIKKELING
Als alternatieven voor economische groei worden nu twee
kandidaten naar voren gebracht: groene groei en duurzame
ontwikkeling (OESO, 2011; Brundtland, 1987). Duurza –
me ontwikkeling voorziet in de behoeften van de huidige
generatie (in de zin dat zij voldoende kwaliteit van leven
oplevert), zonder dat daarmee de behoeften van toekom –
stige generaties in gevaar worden gebracht. Duurzame groei
Bron: Stegeman en Meinema, 2016
Ontwikkeling bbp wijkt af van alternatievenFIGUUR 3 Bron:: Stegeman en Meinema, 2016
Hoge Z-score-indicator gaat vaak samen met relatief hoog bbp per capita FIGUUR 2
Groei & Conjunctuur ESB
13Jaargang 101 (4725) 7 januari 2016
kan worden omschreven als een situatie waarin de econo-
mische activiteit toeneemt, terwijl de kwaliteit van de leef-
omgeving en het sociale welzijn gelijk blijven of toenemen.
Behalve naar duurzame groei wordt er ook veel onderzoek
gedaan naar groene groei, dat wil zeggen economische
groei waarbij de grenzen van de draagkracht van de aarde
worden gerespecteerd en er geen uitputting van grondstof-
fen plaatsvindt. Doordat in deze definitie geen rekening
wordt gehouden met sociale aspecten, kan groene groei
gepaard gaan met een afname van duurzame groei. Voor de
welzijnsbeleving van mensen is zowel de ecologische als de
sociale dimensie van belang (Stiglitz et al. , 2009).
BBP GROEI EN WELVAARTSONTWIKKELING
Wellicht nog belangrijker dan een landenvergelijking is om
te kijken naar hoe deze welvaartsbegrippen zich over de tijd
ontwikkelen. De beleidsfocus ligt immers niet primair op
de hoogte maar op de ontwikkeling van het bbp: econo –
mische groei. In figuur 3 is voor Nederland te zien hoe zowel het bbp
per capita als een aantal indices zich ontwikkelt in de periode
2000–2014. Op basis van deze figuur wordt duidelijk dat het
bbp per capita bij de ontwikkeling vanaf 2000 harder is geste –
gen dan de bredere welvaart in Nederland en dat de jaarlijkse
veranderingen tussen de indices behoorlijk uiteenloopt. Zo
is het bbp per capita in de periode 2000–2008 toegenomen
met 12,24 procent, waarbij de ontwikkeling van de bredere
welvaartsindices verschilde tussen de –1,26 procent (SSI) en
de +7,01 procent (IEWB). Het bbp per capita is echter in
2009 ook het hardst gedaald, met 4,09 procent, tegenover
dalingen tussen de 0,57 procent bij de IEWB en 1,03 pro –
cent bij de HPI. Een vergelijking van de jaar-op-jaarmutaties
van het bbp per capita en de bredere welvaartsindices leidt
niet tot een eenduidig beeld. In de periode 2000–2014 ko –
men alleen de jaar-op-jaarmutaties van de IEWB sterk over –
een met die van het bbp per capita, met een correlatie van
0,754. Voor andere landen geldt een soortgelijk beeld.
ANALYSE VAN DE VERANDERINGEN
In welke mate bepalen sociale, ecologische en economisch
factoren de veranderingen door de tijd? Wanneer het mo –
gelijk is te herleiden waar een verandering in welvaart van –
daan komt, kunnen beleid en instituties hier beter op in –
spelen. Vanwege de beperkte beschikbaarheid van data kan
deze uitsplitsing alleen plaatsvinden voor de IEWB, SSI en
de LPI. Bij de uitsplitsing valt op dat het bbp per capita in
de vier beschouwde landen (Nederland, Duitsland, Noor –
wegen en het VK) meer is toegenomen in de vier landen
dan de drie alternatieve indices over dezelfde periode. Dit
kan niet uitgelegd worden als een afruil tussen economie en
de andere dimensies van welzijn: de economische compo –
nent in de drie indices heeft ook in mindere mate positief
bijgedragen aan de ontwikkeling dan het bbp. De ontwikkeling van de andere twee dimensies, sociaal
en ecologisch, zijn niet eenduidig te vatten. In de ontwik –
keling is de ecologische dimensie bij de IEWB en SSI per
saldo positief, maar voor de sociale dimensie is de uitkomst
bij de verschillende indices juist tegengesteld: bij de LPI
een positieve bijdrage aan het welzijn, bij IEWB en SSI
juist een negatieve bijdrage. De veelheid, de selectie en de transformatie van de
gebruikte variabelen in een index, maakt het interpreteren
van de ontwikkelingen van deze indices lastig. Diep graven
in de onderliggende variabelen geeft wel een verklaring
voor de veranderingen, maar bij lange na niet altijd een
economisch effect. Natuurlijk geldt dit bij de ontwikkeling
van het bbp ook, maar door de heterogeniteit van de on –
derliggende dimensies is interpretatie nog lastiger. De enige
kwalificatie over hoe de duurzame ontwikkeling of groene
groei in Nederland zich de afgelopen vijftien jaar heeft ont –
wikkeld ten opzichte van de economische groei, is dan ook:
‘minder positief ’.
CONCLUSIE
Het bbp wordt gezien als een maatstaf voor de ontwikkeling
van welvaart, ook al is dit hiervoor niet geschikt. Juist om –
dat het bbp een steeds belangrijkere rol speelt in beleid en
instituties is het relevant een goede alternatieve maatstaf te
ontwikkelen. Een vergelijking van alle indices die openbaar
beschikbaar zijn, leidt echter nog niet tot een bevredigende
conclusie. In een vergelijking tussen westerse landen is de
rangorde op basis van alternatieven vaak ongeveer hetzelfde. Voor de ontwikkeling van brede welvaart maakt het
wel degelijk uit welke index wordt gebruikt. Dat heeft be –
langrijke beleidsconsequenties. Als het sturen op bbp, zoals
nu centraal staat in de beleidswereld, niet leidt tot een ver –
hoging van de brede welvaart, schiet het zijn doel voorbij.
Een indicator die een breder welvaartsbegrip omvat zou
dan een beter beleidsdoel zijn. Door de vergelijking van be –
schikbare alternatieven van het bbp kan worden geconclu –
deerd dat een bruikbaar alternatief voor de ontwikkeling
van welvaart voor beleid echter nog niet is gevonden.
LITERATUUR
Brundtland, G. (1987) Our common future. Report of the World Commission on Environment and
Development. New York: United Nations.
CBS (2014) Monitor Duurzaam Nederland; indicatorenrapport . Den Haag; CBS.
Coyle, D. (2014) A brief and affectionate history of GDP. Princeton: Princeton University Press.
Decancq, K. en E. Schokkaert (2013) Beyond GDP: measuring social progress in Europe. Eindho-
ven: Euroforum.
Fleurbaey, M. en D. Blanchet (2013) Beyond GDP: measuring welfare and assessing sustainability.
Oxford: Oxford University Press.
Gallup (2014) Gallup Global Wellbeing. Artikel op www.gallup.com.
Kahneman, D. en A.B. Krueger (2006) Developments in the measurement of subjective well-
being. The Journal of Economic Perspectives, 20(1), 3–24.
Karabell, Z. (2014) The Leading indicators. New York: Simon & Schuster.
Kuznets, S. (1934) National income, 1929–1932. NBER Bulletin, 49.
Legierse, T. (2015) Nederland: hoog inkomen, maar weinig te besteden . Rabobank economisch
commentaar, 29 mei.
OESO (2011) Towards green growth. Parijs; OESO.
Stegeman, H. en I. Meinema (2016) Verschillende welvaartsindicatoren, andere welvaart. Rabo-
bank Special. Utrecht: Rabobank.
Stiglitz, J., A. Sen en J. Fitoussi (2009) Report by the Commission on the Measurement of
Economic Performance and Social Progress. Parijs.